3. To everything (turn, turn, turn)
There is a season (turn, turn, turn)
And a time for every purpose,
under heaven
A time to be born, a time to die
A time to plant, a time to reap
A time to kill, a time to heal
a time to laugh, a time to weep
3
8. 2
er is een tijd om te baren* en een
tijd om te sterven...
* lett. geboren te worden
7
9. 4
Maar toen de volheid des tijdsde volheid des tijds
gekomen was, heeft God zijn Zoon
uitgezonden, geboren uit een vrouw,
geboren onder de wet, 5
om hen, die
onder de wet waren, vrij te kopen...
Galaten 4
*
†
8
10. 2
... een tijd om te planten en een tijd
om het geplante uit te rukken,
9
11. 9
Gij hebt een wijnstok uit Egypte
uitgegraven, Gij hebt volken
verdreven en hem geplant.
Psalm 80
10
12. 3
een tijd om te doden en een tijd om
te helen...
11
13. 3
... een tijd om af te breken en een
tijd om op te bouwen,
12
14. 1
Als de HERE het huis niet bouwt,
tevergeefs zwoegen de bouwlieden
daaraan...
Psalm 127
13
15. 4
een tijd om te wenen en een tijd om
te lachen...
14
16. 4
... een tijd om te rouwklagen en een
tijd om te dansen,
15
17. 5
een tijd om stenen weg te werpen
en een tijd om stenen bijeen te
zamelen...
16
18. 5
... een tijd om te omhelzen en een
tijd om zich van omhelzen te
onthouden,
17
19. 6
een tijd om te zoeken en een tijd
om te laten verloren gaan...
18
20. 4
... en gaat het verlorene zoeken,
totdat hij het vindt...
Lucas 15
19
21. 6
... een tijd om te bewaren en een
tijd om weg te werpen,
20
22. 7
een tijd om te scheuren* en een tijd
om dicht te naaien...
* nl. bij rouw
21
23. 7
... een tijd om te zwijgen en een tijd
om te spreken,
22
24. 4
Die in de hemel zetelt, lacht; de
Here spot met hen.
5
DanDan spreekt Hij tot hen in zijn toorn,
en verschrikt hen in zijn
gramschap:...
Psalm 2
23
25. 8
een tijd om te beminnen en een tijd
om te haten...
24
28. 10
Ik heb in ogenschouw genomen de
bezigheid, die God aan de
mensenkinderen gegeven heeft om
zich daarmee te kwellen*.
* lett. ze daarin te verootmoedigen
27
29. 11
Alles* heeft Hij voortreffelijk
gemaakt op zijn tijd...
* > voorgaande 14 (2x7) contrasten
28
30. 11
... ook heeft Hij de eeuw* in hun
hart gelegd, zonder dat de mens van
het werk dat God doet, van het begin
tot het einde, iets kan ontdekken.
* Hebr. olam => wat verborgen is
29
31. 12
Ik heb ingezien, dat het niet in hun
eigen macht staat, maar als men zich
verheugt en [zich te] goed doet in zijn
leven,
30
32. 13
kortom als iemand eet en drinkt en
het goede geniet bij al zijn zwoegen,
dan is dat een gave Gods.
31
33. 14
Ik heb ingezien, dat al wat God
doet, voor eeuwig* is...
* Hebr. le olam = met het oog op wat
verborgen is
32
34. 14
... daaraan kan men niet toedoen
en daarvan kan men niet afdoen; en
God doet het, opdat men voor zijn
aangezicht vreze.
33
35. 15
Wat is, was er reeds lang, en wat
zijn zal, is reeds lang geweest; en
God zoekt weer op, wat
voorbijgegaan is.
34