1. DOSSIER: PAROCHIEASSISTENTEN
EN HUN TOEKOMST
Getuigenis van op het werkveld
Maarten Devos is parochieassistent in het decanaat Kortrijk. We vroegen hem
om een getuigenis rond de volgende vragen: Wat betekent het bestaan van pa-
rochieassistenten voor katholieke geloofsgemeenschappen? Wat betekent het
uitdovend karakter ervan in de praktijk?
Vooraleer mijn persoonlijke visie te geven over de zin en nut van parochieassis-
tenten wil ik de context schetsen van ons decanaat. Want in die context ben ik
actief zoekende naar uitbouwmogelijkheden van mijn taak als parochieassistent.
In het decanaat Kortrijk zoeken we naar mogelijkheden om Kerk te zijn in de
eenentwintigste eeuw. De toekomst van de traditionele Kerk komt namelijk in
het gedrang door het groeiend tekort aan gewijde bedienaren. Het is voor ons
decanaat een uitdaging en een serieuze herbronningsoefening geweest om
stappen te nemen naar een toekomst waar de gewijde bedienaars niet meer al-
leen de structuur van de gemeenschap zullen uitmaken. Daarom hebben we er
een paar jaar geleden radicaal voor gekozen om leken in het parochiaal werk in
te schakelen. De keuze voor een structuur waar ook leken verantwoordelijkheid
hebben is een keuze met toekomst, alle andere traditionele keuzes zijn dat niet.
We werken op dit moment met 4 parochieassistenten en een secretaresse
op de dekenij. We hebben geen federale of parochiale taken, maar uitsluitend
decanale taken. Elke parochieassistent staat volgens zijn talenten in voor een
deel van het decanale takenpakket: jeugdpastoraal, Missio, integratiezorg, inter-
religieuze dialoog, jeugdpastoraal, Broederlijk Delen, decanale portaalsite,
vormsel op 17 jaar, oecumene, ziekenpastoraal en Welzijnszorg. Merk op dat
deze taken vaak meer zin hebben op bovenlokaal dan op lokaal, parochiaal,
vlak. Ikzelf sta in voor de decanale portaalsite en de jeugdpastoraal.
Als parochieassistent werken we binnen ons takenpakket vooral aan ge-
meenschapsopbouw: we ondersteunen zowel de lekenvrijwilligers als de pries-
ters met ons aanbod van activiteiten en diensten. Het voornaamste belang van
die gemeenschapsopbouw is zorgen voor een zekere cohesie binnen de Kort-
Areopaag Vijfde jaargang (2005) nr. 1 5
2. rijkse kerkgemeenschap. Want het is zo’n cohesie die de sterkte van een echte
Jezusbeweging uitmaakt.
Daarnaast kiezen we er in Kortrijk ook voor om buiten kerkelijke kringen ac-
tief te zijn. Een kerk moet gegrond zijn in de maatschappij en het maatschappe-
lijk debat uitdagen en bevragen, zoals een joodse leerling zijn rabbi uitdaagt en
bevraagt. Nog nooit eerder zijn er in onze streek zoveel samenwerkingsverban-
den gerealiseerd tussen de Kerk en de profane wereld.
Als jeugdpastor zit ik in het bestuur van de jeugdraad. Dat zorgt ervoor dat ik
met alle georganiseerde jeugd mag in contact komen. Ik mag vanuit onze visie
ook een deel van het jeugdbeleid van de stad mee bepalen.
Met ‘Arcobaleno’ hebben we een ruimer samenwerkingsverband tussen de
dekenij, het migrantencentrum, de jeugdraad, en het JAC rond allochtone jonge-
ren.
Met onze jongvolwassenenbeweging Jona zoeken we actief naar een laag-
drempelige werking die elke jongvolwassene – gelovig of niet – aanspreekt. In
Jona hebben we daarbij partners gevonden in de Werkplaats voor Theologie en
Maatschappij, de basisbeweging, en de allochtone jeugdwerkers van Kortrijk.
Onze taak als kerkgemeenschap is meer dan ooit de droom van de Jezus-
beweging waarmaken: gelukkige mensen – arm en rijk – die mogen samenle-
ven, en die in de verbondenheid van een gemeenschap op elkaar kunnen reke-
nen.
We moeten als gemeenschap ook steeds weer onze samenleving durven
opbouwen rond de zwaksten: senioren, allochtonen van welke generatie dan
ook, alleenstaanden, armen, zieken,… Dat is een taak die wij zeker als leken
kunnen opnemen, omdat we soms net geschoold zijn om met die doelgroepen
te werken, los van onze pastorale scholing. Heel wat parochieassistenten zijn
bijvoorbeeld leerkrachten of maatschappelijk werkers. Deze professionals kun-
nen vanuit hun kennis en hun geloof een stuk zwaarder wegen op de maat-
schappelijke realiteit dan priesters. Want de taak van priesters vernauwt meer
en meer tot het sacramentele, waarnaast zij dus geen tijd meer vinden om zich
bij te scholen of om – op enkele uitzonderingen na- echt bij de zwaksten thuis te
komen.
Het uitdovend karakter van onze job is nefast voor een kerkgemeenschap in
heropbouw. De enige toekomstperspectieven die we nog hadden, verdwijnen
samen met de leken in de Kerk. Leken zijn namelijk meer dan goedkope straat-
hoekwerkers, omdat ze met een sterke christelijke visie aan maatschappij- en
gemeenschapsopbouw doen. Leken kunnen er voor zorgen dat we dichter ko-
6 Dossier: parochieassistenten en hun toekomst
3. men bij de droom van de Jezusbeweging. De Kerk is al te veel afgedreven naar
het liturgische en binnenkerkelijke gebeuren. Door de inschakeling van leken
kunnen we naast die religieus-spirituele opdracht ook goed werk maken van on-
ze maatschappelijke opdracht. Want onze joods-christelijke boodschap is net
een serieuze drijfveer om deze maatschappij de nieuwe input te geven die ze
broodnodig heeft. Ook in het contact met andere religies is het belangrijk dat we
contacten zoeken tussen de gemeenschappen en niet enkel tussen de geeste-
lijken van de verschillende godsdiensten.
Op het werkveld is dit boeiende debat over leken volop aan de gang. Het is
ook een noodzakelijk debat, omdat het de toekomst van de Vlaamse Kerk durft
in vraag te stellen.
Ik hoop dat we gerechtigd blijven om leken in te schakelen om ons christen-
dom verder op te bouwen!
Maarten Devos
Enkele juridische en canonieke kanttekenin-
gen bij de programmawet van 27 december
2004
Inleiding
Net voor het nieuwe jaar, in het laatste nummer van het Belgisch Staatsblad van
2004, kon de geïnteresseerde burger kennis nemen van de nieuwe program-
mawet. 1 Niets bijzonders, ware het niet dat twee artikelen onze bijzondere aan-
dacht trokken, met name de artikelen 293 2 en 295. 3 Vooreerst wordt de wedde
1 Programmawet 27 december 2004, B.S. 31 december 2004 (tweede editie).
2 Art. 293. In de wet van 2 augustus 1974 betreffende de wedden van titularissen van sommige openbare ambten,
van de bedienaars van de erkende erediensten en van de afgevaardigden van de Centrale Vrijzinnige Raad, wordt een
artikel 26bis ingevoegd, luidende:
«Art. 26bis. – De 261 plaatsen van parochieassistent die zijn toegekend op vacante plaatsen van onderpastoors,
genieten een wedde van 13 409,11 euro.».
3 Art. 295. In dezelfde wet wordt een artikel 35 ingevoegd, luidende:
«Art. 35. – Artikel 26bis heeft uitwerking met ingang vanaf 1 januari 1991 en houdt op werking te hebben zodra
geen enkele wedde en geen enkel pensioen van de 261 parochieassistenten bedoeld in dit artikel nog ten laste zal val-
len van het Rijk.
Artikel 29bis, a), b) en c), zal uitwerking hebben op de datum van inwerkingtreding van het koninklijk besluit hou-
dende erkenning van het Executief van de Moslims van België, totstandgekomen na de verkiezingen georganiseerd
door de op 23 september 2004 ingestelde Commissie belast met de hernieuwing van de organen van de islamitische
eredienst.».
Areopaag Vijfde jaargang (2005) nr. 1 7
4. van de in functie zijnde parochieassistenten bepaald. Tegelijk voorziet de pro-
grammawet dat deze regeling geldt met ingang van 1 januari 1991 en ophoudt
werking te hebben zodra geen enkele wedde en geen enkel pensioen van die
261 parochieassistenten nog ten laste valt van het Rijk. Voor wie goed leest: de
huidige parochieassistenten krijgen een uitdrukkelijke wettelijke erkenning, maar
na hen is het ermee gedaan.
Over het statuut van de parochieassistent is al veel te doen geweest. 4 Maar
wat is nu eigenlijk aan de hand? In eerste instantie bekijken we nog even de
Belgische grondwettelijke en wettelijke regeling, daarna bespreken we de kerk-
juridische elementen en ten slotte richten we onze aandacht op de programma-
wet. Het spreekt voor zich dat in deze beknopte bijdrage enkel de hoofdlijnen
worden aangegeven.
De grondwettelijke en wettelijke contouren
De Belgische Grondwet bepaalt dat de wedden en pensioenen van de bedie-
naars van de eredienst ten laste zijn van de Staat (artikel 181 G.W.). Dit is nog
steeds een federale materie. Enkel de erkende erediensten kunnen zich beroe-
pen op dit artikel. Artikel 181 G.W. kan echter niet los worden gezien van artikel
21 G.W., volgens hetwelk elke eredienst – erkend of niet-erkend – vrijheid van
interne organisatie geniet: de wereldlijke overheid kan niet tussenkomen in de
interne organisatie. Dit betekent heel concreet dat, zelfs wanneer de wereldlijke
overheid aan de kerkelijke overheid een aantal plaatsen van bedienaar van de
eredienst heeft toegezegd, de wereldlijke overheid zich niet kan inlaten met de
benoeming van de concrete bedienaars van de eredienst en ook niet kan bepa-
len aan welke voorwaarden iemand moet voldoen om te kunnen worden be-
noemd. Dat komt alleen de kerkelijke overheid toe. 5
4 Zie hiervoor onder meer het verslagboek van een studiedag gehouden naar aanleiding van de invoering van de
parochieassistenten: R. TORFS (ed.), Parochie-assistenten. Leken als bedienaar van de eredienst?, Leuven, Peeters,
1998, x + 142 p.
5 De wereldlijke overheid kan natuurlijk altijd proberen om zelf inhoud te geven aan het begrip “bedienaar van de
eredienst.” Het is dan maar de vraag hoe grondwettelijk dit is. Een voorbeeld ter illustratie. Om de vier jaar moet, con-
form art. 218 Ger. W., een lijst van gezworenen worden opgemaakt. De burgemeester moet ambtshalve uit de voorbe-
reidende lijst van gezworenen onder meer de bedienaars van een eredienst weglaten. Zij worden geacht niet in een
assisenjury te moeten zetelen. In een omzendbrief aan de provinciegouverneurs bepaalt de minister van Justitie wie
bedienaars van de eredienst zijn. In het algemeen zijn dit “alle personen die ingevolge een wijding bevoegd zijn actief
deel te nemen aan de plechtigheden en de riten van een eredienst.” Voor de rooms-katholieke eredienst zijn dit, aldus
de minister, “de personen die de hogere wijdingen hebben ontvangen (priesters, diakens, onderdiakens).” Hierbij rijst
niet alleen de vraag of de minister vanuit grondwettelijk perspectief kan bepalen wie bedienaar van de eredienst is, maar
blijkt bovendien ook nog eens dat de informatie foutief is: het onderscheid tussen hogere en lagere wijdingen is afge-
schaft door Paulus VI. Er zijn nog drie wijdingen: diakenwijding, priesterwijding en bisschopswijding. Alleen al om foutie-
ve informatie te vermijden, is het aangewezen dat de kerkelijke overheid zelf bepaalt wie bedienaar van de eredienst is.
Cf. Omzendbrief 14 januari 2005 betreffende het opmaken van de lijsten van gezworenen, B.S. 21 januari 2005.
8 Dossier: parochieassistenten en hun toekomst
5. Federale wetgeving zorgt voor de tenuitvoerlegging van de grondwettelijke
bepaling over de bezoldiging van de bedienaars van de eredienst, onder meer
op het gebied van wedden 6 en pensioenen. 7 De wet van 2 augustus 1974, en
meer bepaald artikel 26, onderscheidt negen functies waarin een bedienaar van
de rooms-katholieke eredienst kan worden benoemd en daardoor een overeen-
komstige wedde geniet: aartsbisschop, bisschop, vicaris-generaal, kanunnik,
secretaris, pastoor, kerkbedienaar, onderpastoor en kapelaan. Een categorie
parochieassistenten is niet voorzien, maar dat is ook geen ramp. Immers, de
kerkelijke overheid bepaalt wie in welke categorie kan worden benoemd. Overi-
gens is ook geen categorie diakens voorzien.
In overleg met de kerkelijke overheid zal de wereldlijke overheid, in casu de
minister van Justitie, vastleggen hoeveel bedienaars van de eredienst in elke
functie kunnen worden benoemd door de kerkelijke overheid. Volgens recente
cijfers (1 januari 2004) 8 zijn voor de rooms-katholieke eredienst 6.929 plaatsen
erkend, verspreid over de negen verschillende functies. Evenwel zijn slechts
4.640 plaatsen opgevuld. Dit stemt overeen met 3.808,5 voltijds equivalenten.
Anders gezegd: de kerkelijke overheden hebben nog enige ruimte om nieuwe
bedienaren van de eredienst te benoemen. Dit is echter geen nieuw fenomeen.
Toen de kerkelijke overheid parochieassistenten wilde benoemen, zou ze
dat gaan doen op vrijgekomen plaatsen van onderpastoors. Deze benoeming
was niet onderhevig aan welke toelating ook van de wereldlijke overheid. Be-
leefdheidshalve heeft de kerkelijke overheid toen niet zomaar mensen op de
vacante plaatsen benoemd, maar de wereldlijke overheid hiervan eerst op de
hoogte gesteld. Er werd toen afgesproken om elk jaar maar een beperkt aantal
bedienaren te benoemen en wel op vrijgekomen plaatsen van onderpastoors,
zodat de federale begroting geen gevaar zou lopen. 9 Strikt genomen had en
heeft de kerkelijke overheid niet de verplichting rekening te houden met de bud-
gettaire implicaties.
6 Wet 2 augustus 1974 betreffende de wedden van titularissen van sommige openbare ambten en van de bedie-
naars van de erediensten, B.S. 19 september 1974, zoals gewijzigd.
7 Algemene Wet 21 juli 1844 op de burgerlijke en kerkelijke pensioenen, Bull. Off. 1844, nr. 157, zoals gewijzigd.
8 Vr. en Antw. Kamer 2003-2004, 16 februari 2004, 2845-2849 (Vr. nr. 131 BEX).
9 A. LUYSTERMAN, “Slotwoord”, in R. TORFS (ed.), o.c., 107. Zie eveneens “Document II: kerkelijke normen toepas-
selijk bij benoemingen van parochieassistenten in het raam van de betrekkingen tussen Kerk en Staat”, in R. TORFS
(ed.), o.c, 121-123.
Areopaag Vijfde jaargang (2005) nr. 1 9
6. De canoniekrechtelijke aspecten
De leken die worden bezoldigd door het ministerie van Justitie als bedienaars
van de eredienst, worden benoemd op vrijgekomen plaatsen van onderpastoors.
Ze kregen echter geen specifieke benaming naar profaan recht. De kerkelijke
overheid heeft echter naar kerkelijk recht een nieuw kerkelijk ambt gecreëerd en
heeft besloten deze mensen parochieassistenten te noemen. 10 Particulierrech-
telijke normen in de verschillende bisdommen zorgen voor een eigen kerkrech-
telijk statuut. 11
Het diocesaan statuut definieert parochieassistenten als gelovigen die
krachtens hun doopsel en vormsel na een geëigende opleiding door de bis-
schop worden geroepen om hem bij te staan bij de uitoefening van de pastorale
zorg in de territoriale pastoraal. Hierbij wordt verwezen naar canon 228 § 1 van
het kerkelijk wetboek. Het diocesaan statuut omschrijft verder de opdracht van
de parochieassistenten en bepaalt de benoemingsvoorwaarden evenals de be-
noemingsprocedure. Het diocesaan statuut voorziet ook de duur en het einde
van de opdracht.
In het diocesaan statuut is ook een bepaling opgenomen met betrekking tot
het civiel statuut. Deze bepaling is eigenlijk een samenvatting van de toepasse-
lijke profaanrechtelijke bepalingen. De betekenis van de canonisatie van deze
profaanrechtelijke normen is niet geheel duidelijk. Wil men hiermee nogmaals
de stelling verdedigen dat het statuut van een bedienaar van de eredienst geen
ambtenarenstatuut is en ook niet als een arbeidsovereenkomst kan worden be-
schouwd, maar wel een verhouding sui generis is? 12 De opname van bepaalde
bepalingen zou de indruk kunnen geven dat dit laatste het geval is, en hoewel
er geen arbeidsovereenkomst ontstaat, is de kerkelijke overheid zo genereus
dat ze een aantal elementen uit de arbeidsovereenkomst overneemt. Het is
maar de vraag of elke arbeidsrechtbank deze stelling bij een conflict nog zal on-
derschrijven. 13
10 A. BORRAS, “Parochie-assistenten. Een canonieke benadering”, in R. TORFS (ed.), o.c., 1. Zie ook “Document I:
interne regelgeving voor de parochie-assistent”, in R. TORFS (ed.), o.c., 115-119.
11 Enkele voorbeelden van diocesane statuten (Gent en Luik) eveneens in R. TORFS (ed.), o.c., 125-139. Deze par-
ticuliere wetgeving is inmiddels aangepast en nieuwe statuten zijn nu geldig. Zie bijvoorbeeld het diocesaan statuut van
de parochieassistent voor het bisdom Antwerpen, Daco juli-augustus 2000, 162-163.
12 L. VERVLIET, “Het civielrechtelijk en het canoniek statuut van de parochie-assistent”, in R. T ORFS (ed.), o.c., 69.
13 C. ENGELS, “De parochie-assistent en het Belgische arbeidsrecht, zoals vuur en water”, in R. TORFS (ed.), o.c.,
23-39. Cf. R. TORFS, “Jobsatisfactie in het theologische veld”, Areopaag 2003, 4.
10 Dossier: parochieassistenten en hun toekomst
7. De programmawet
Volgens de memorie van toelichting liggen opmerkingen van het Rekenhof “over
het ontbreken van een wettelijke status en van de gevolgen daarvan op sociaal
vlak en voor het pensioen” aan de basis van deze zogenaamde regularisatie
van het statuut van de parochieassistenten. 14 In het verslag van de bevoegde
Kamercommissie wordt melding gemaakt van het laatste begrotingsconclaaf. 15
Dit laatste element doet vermoeden dat de regularisatie vooral is ingegeven
door budgettaire imperatieven, een indruk die ook wordt gedeeld door Etienne
Quintiens, secretaris van de Belgische bisschoppenconferentie. 16
Twee punten zijn merkwaardig. Het Rekenhof zou opmerkingen hebben
gemaakt over het ontbreken van een wettelijke status. Vreemd genoeg kan
niemand zeggen welke opmerkingen het Rekenhof nu precies heeft gemaakt.
Het blijft een vage verwijzing. Dat het Rekenhof een uitspraak heeft gedaan,
maakt wellicht veel indruk. Het wordt in ieder geval als gezagsargument ge-
bruikt. Het is verder ook eigenaardig te moeten vaststellen dat er nu blijkbaar
geen sociaal statuut zou zijn, terwijl dit eerst geen probleem was. 17 Er is nog
een tweede merkwaardig punt: de minister maakt zich enkel zorgen om het sta-
tuut van de parochieassistent en wil dit regulariseren. Dit zou oorspronkelijk ge-
beuren door het invoeren van een nieuwe categorie ‘parochieassistent’ in de lijst
van de eerder vermelde erkende functies van de rooms-katholieke eredienst,
maar dit is niet wat de wet uiteindelijk doet: er wordt een apart artikel in de wet
ingevoegd. En eens de huidige parochieassistenten zijn verdwenen, is er geen
ruimte meer voor nieuwe benoemingen. Dat is wat de programmawet lijkt te
suggereren.
De bestaande parochieassistenten hebben nu wel een officiële wettelijke er-
kenning, maar over de (permanente) diakens wordt met geen woord gerept.
Toch worden ook sommige diakens als bedienaar van de eredienst betaald,
hoewel zij niet in de lijst van de erkende functies zijn opgenomen. Moet hun sta-
tuut dan ook niet worden geregulariseerd?
14 Ontwerp van programmawet I, Parl. St. Kamer 2004-2005, nr. 1437/001, 169.
15 Ontwerp van programmawet (artikelen 245 tot 252 en 263 tot 303). Ontwerp van wet houdende diverse bepalin-
gen (artikelen 1 tot 18). Verslag namens de Commissie voor de Justitie uitgebracht door de heer Éric Massin, Parl. St.
Kamer 2004-2005, nr. 1437/026, 7-9.
16 Interview met Etienne Quintiens in Kerk+Leven, 12 januari 2004.
17 H. DEMEESTER, “De parochie-assistent en de sociale zekerheid”, in R. TORFS (ed.), o.c., 41-52.
Areopaag Vijfde jaargang (2005) nr. 1 11
8. Wordt vervolgd?
De programmawet lijkt het statuut van de parochieassistenten te verbeteren,
meer nog, te regulariseren. Wie zou daar niet blij mee zijn? De politicus die
hiermee kan uitpakken, gaat het voor de wind. Maar schijn bedriegt. De door de
programmawet ingevoerde regeling gaat in tegen de grondwettelijke interne or-
ganisatievrijheid die elke eredienst in ons land geniet. Bovendien lijkt het de
voorbode te zijn van een grondige herziening van het aantal erkende plaatsen
en zou het wel eens kunnen dat de rooms-katholieke eredienst zal moeten inle-
veren.
Welke bisschop zal bij het Arbitragehof een beroep tot vernietiging van deze
twee bepalingen van de programmawet indienen wegens schending van de ar-
tikelen 10, 11 en 21 van de Grondwet? Binnen afzienbare tijd weten we of dit
een retorische vraag was. Maar je hoeft geen bisschop te zijn om dit beroep in
te dienen: het volstaat blijkt te geven van een belang...
Kurt Martens
Gesprek met Tony Van Parys, gewezen Minis-
ter van Justitie en lid van de Kamer van
Volksvertegenwoordigers, over de toekomst
van de parochieassistenten
Mijnheer de volksvertegenwoordiger, er is een probleem met de parochieassis-
tenten ?
Heel zeker. De programmawet die op 24 december 2004 in het parlement werd
goedgekeurd, regulariseert de situatie van de 261 parochieassistenten, maar
terzelfder tijd betekent deze programmawet ook het einde van de parochieassis-
tenten. De vervanging van leden van de lagere clerus door parochieassistenten
is in de toekomst niet meer mogelijk. Het systeem is uitdovend geworden inge-
volge de stemming in Kamer en Senaat door de meerderheid van socialisten en
liberalen.
Concreet betekent dit dat wanneer iemand van de parochieassistenten ziek
wordt, overlijdt of niet beschikbaar is, deze niet meer kan worden vervangen. Dit
geldt bovendien vanaf 1 januari 2003. Sinds die datum heeft de Minister van
12 Dossier: parochieassistenten en hun toekomst
9. Justitie, Mevrouw Onkelinx, geen parochieassisten-
ten meer benoemd. Op deze wijze zullen dus de pa-
rochieassistenten verdwijnen.
Mag dit zomaar gebeuren ?
Natuurlijk niet. Daarom hebben we vanuit de CD&V
in de Kamer en de Senaat onmiddellijk amendemen-
ten ingediend op deze programmawet. Deze strek-
ten ertoe de vervanging van de actuele 261 paro-
chieassistenten alsnog mogelijk te maken bij ziekte,
overlijden of onbeschikbaarheid. De amendementen
Tony Van Parys hadden eveneens de bedoeling om ook nog in de
toekomst leden van de lagere clerus te kunnen ver-
vangen door parochieassistenten. Aldus zouden parochieassistenten onder
meer de dienstverlening kunnen verzekeren in parochies waar geen vervangers
voor onderpastoors beschikbaar zijn.
Maar de politiek heeft er anders over beslist ?
Inderdaad, op vraag van de Minister van Justitie werden deze amendementen
door de meerderheid verworpen. Nochtans is er in 2005 ruim voldoende budget
voorhanden voor de vervanging van de bestaande en de aaanstelling van nieu-
we parochieassistenten. In 2005 creëert de niet-vervanging van 200 functies in
de lagere geestelijkheid een budgettaire ruimte van 3.482.180 euro.
Op een kader van 6.977 effectieven van de lagere geestelijkheid waren er
op 1/10/2003 3.045 voltijdse en 1.625 halftijdse functies ingevuld. Op 1/10/2004
waren er 2.909 voltijdse en 1.6021 halftijdse. De geraam toestand op
30/11/2005 is : 2.769 voltijdse en 1.584 halftijdse functies. Hieruit moge duidelijk
blijken dat er een reële behoefte is aan parochieassistenten.
Uiteindelijk gaat het toch maar over een louter kerkelijke aangelegenheid, hier-
voor dan al dat geld van de gemeenschap ?
We zullen hier nu niet het debat voeren van het verantwoord zijn en de histori-
sche achtergrond in ons land van de financiële steun van overheidswege aan
de kerkelijke bedienaars, maar concreet in verband met de parochieassistenten
moet er toch op gewezen worden dat zij niet alleen assistentie verlenen bij de
uitoefening van de eredienst, maar dat ze anderzijds ook een belangrijke maat-
schappelijke rol vervullen. Het levensbeschouwelijk engagement heeft een niet
Areopaag Vijfde jaargang (2005) nr. 1 13
10. te verwaarlozen maatschappelijke toegevoegde waarde. Een verstandige over-
heid schat dit naar waarde en valoriseert dit. Wanneer mensen op zoek zijn
naar zingeving, wanneer de uitzichtloosheid van vele mensen het maatschappe-
lijk vraagstuk bij uitstek is, dat zich vertaalt in vereenzaming, armoede en zelf-
doding, groeit de maatschappelijke relevantie van levensbeschouwelijk enga-
gement.
Het is duidelijk, de parochieassistenten zouden moeten worden gevalori-
seerd in plaats van ze af te schaffen. Het debat over de parochieassistenten is
in feite het debat over de erkenning door de overheid van het sociaal engage-
ment, geïnspireerd door een levensbeschouwing.
De huidige federale meerderheid in dit land blijkt hiernaar geen oor te hebben.
Is de uitdoving van het systeem met parochieassistenten dan onomkeerbaar ?
Bij de behandeling van de programmawet hadden wij signalen uit het Vlaamse
socialistische kamp dat men mee in onze richting zou denken en stemmen. De
facto kwam bij de stemming daarvan niets in huis. Nochtans heeft onder andere
de voorzitter van de Vlaamse socialisten in de pers – tot in Tertio toe – publiek
het maatschappelijk belang van het engagement van parochieassistenten on-
derschreven. Wij hebben inmiddels een wetsvoorstel ingediend om de pro-
grammawet te wijzigen en op deze wijze de parochieassistenten in stand te
houden. Wij nodigen de andere politieke fracties en specifiek de SPA uit dit
wetsvoorstel goed te keuren en de daad bij het woord te voegen en alsnog een
gunstige wending in dit onverkwikkelijk dossier tot stand te brengen. Andere po-
litieke fracties die ook metterdaad in deze politieke logica willen treden, stellen
naar onze mening geen onverstandige daad.
Hugo Van Rompaey
"Elk voor zich" past niet voor moslims
(of anderen)
Om de programmawet van december 2004 te legitimeren, werd het wel eens
voorgesteld alsof de katholieken geen parochieassistenten kunnen krijgen of
houden omdat nu de imams voor de moslimgemeenschappen betaald moeten
worden, alsof niet gewoon beide religies recht hebben op een bezoldiging van
hun ‘bedienaars van de eredienst’. Wat betekent deze wijze van voorstellen
voor de relatie tussen moslims en christenen? Is hier oog voor binnen de mos-
14 Dossier: parochieassistenten en hun toekomst
11. limgemeenschappen of redeneert men van "elk voor zich"? We kregen hierop
een korte reactie van Bahattin Koçak, islamleraar te Heusden-Zolder en voorzit-
ter van het Intercultureel Dialoog Platform.
Uiteraard ben ik niet akkoord met de situatie die u schetst. De relatie van mos-
lims met christenen (en ook met andere religies), is zeker in deze tijden van le-
vensbelang; zoals Hans Küng het ook stelt in De Globale Ethiek: Geen vrede
onder de naties zonder vrede onder de religies, geen vrede onder de religies
zonder dialoog tussen de religies. Wel, het ‘uitspelen’ van geloofsgemeen-
schappen tegenover elkaar druist in tegen de regels van de dialoog en de toe-
nadering. Daarom is het ook afkeurenswaardig. De islam heeft sinds 1974, net
zoals de andere erkende religies, ook recht op uitkeringen e.d. Maar dit mag
zeker niet ten koste van de rechten van de andere gaan. Dit kan zeker aanlei-
ding zijn tot (en ook voer voor) een racistische reactie. Er zijn genoeg negatie-
velingen in onze huidige maatschappij die ‘azen’ op dergelijke dingen om de
moslims (en soms ook andere levensbeschouwingen) af te schieten. Ik ben er
zeker van dat gelovigen, zowel moslims en christenen, die met gezond verstand
handelen, niet zullen meedoen aan dit spel, dat aanleiding kan geven tot discri-
minatie e.d. Maar helaas staan niet alle gelovigen op dezelfde lijn, ook niet bin-
nen hun eigen gemeenschap. Daarom kan een dergelijke situatie gebruikt wor-
den door fanatiekelingen binnen de eigen gemeenschap om het te gebruiken
tegen de andere. Dit is een ander gevaar dan racisme, maar ook belangrijk. Er
zullen zeker wel moslims zijn die, wanneer hen deze vraag wordt gesteld, “elk
voor zich” zullen zeggen, maar dit zijn dan meestal degenen die niet stilstaan bij
het belang van de multiculturele en multireligieuze samenleving. “Elk voor zich”
is een houding die zeker niet past voor een moslim (en ik denk ook niet voor
niet-moslims).
Bahattin Koçak
Ook morgen nog parochieassistenten?
Een gesprek met vicaris-generaal Paul Van
Puyenbroeck (Gent)
Hoeveel parochieassistenten telt het bisdom Gent en wat voor werk doen ze?
Sinds deze mogelijkheid daartoe bestaat, hebben we in het bisdom Gent 18 pa-
rochieassistenten benoemd. Sommige daarvan zijn inmiddels weer afgevloeid
Areopaag Vijfde jaargang (2005) nr. 1 15
12. of overgestapt naar een andere betrekking. Momenteel telt het bisdom Gent 12
parochieassistenten. Dat zijn er relatief weinig, vergeleken bij andere bisdom-
men. Bij de tewerkstelling van onze parochieassistenten volgen we een duidelij-
ke optie. Elk van hen komt terecht op een openstaande plaats van onderpastoor
in één van de 36 dekenale parochies. De bedoeling is dat zij de deken bijstaan
in zijn opdracht om alle parochies van het dekenaat te ondersteunen en hun
onderlinge samenwerking te bevorderen. Hierbij is het belangrijk om te weten
dat er in het bisdom Gent, anders dan in de andere Vlaamse bisdommen, geen
nieuwe federaties van parochies werden opgericht. Daarvoor dienen bij ons wèl
de samenwerkingsverbanden die in het algemeen kerkelijk recht voorzien zijn,
namelijk de dekenaten (c. 374 § 2). De parochieassistenten schakelen wij in als
vormingswerkers die vanuit hun theologische en pastorale opleiding de vele
vrijwilligers in de parochies van het dekenaat begeleiden en vormen: de paro-
chieploegen, de liturgische en catechetische werkgroepen, de categoriale en di-
aconale pastoraal, enzovoort. Als ‘rechterhand’ van de deken zijn zij ambtshalve
lid van de dekenale stuurgroep en van de maandelijkse dekenale conferentie.
Hoe beoordeelt u de programmawet die het statuut van de parochieassistenten
regulariseert, maar tegelijk bepaalt dat ze niet meer vervangen zullen worden bij
overlijden of pensioen, en dat er geen nieuwe meer zullen worden aangewor-
ven? Budgettaire overwegingen? Ideologische motieven?
Ik meen te weten dat alles begonnen is bij opmerkingen die het Rekenhof
maakte bij de bezoldiging van parochieassistenten. Daarop volgde eerst een
opschorting van nieuwe benoemingen en daarna, eind vorig jaar, de program-
mawet waarover u het hebt. Hoe die beoordelen? Dat het statuut van de reeds
benoemde parochieassistenten geregulariseerd werd, is voor de betrokkenen
alvast een goede zaak. Dat het bezoldigingssysteem van dit kader tegelijk en
zomaar meteen een uitdovend karakter kreeg, was een onaangename verras-
sing. Het is moeilijk en het is ook niet nodig te speculeren rond de motieven die
de leden van de parlementaire meerderheid hierbij hadden. Leven er in hoofde
van sommige politici ideologische of budgettaire overwegingen of een menge-
ling van beide? Is deze passus door sommige commissieleden in het wetsont-
werp opgenomen en vervolgens zonder al te veel aandacht of discussie mee
goedgekeurd in het kader van de gehele programmawet? Feit is dat achteraf
verschillende politieke actoren, niet alleen van de CD&V, maar ook van de fede-
rale meerderheid, lieten horen dat er voor hun part het best opnieuw parochie-
assistenten zouden mogen worden benoemd. Maar een ander feit is toch ook
dat, met het terug invoeren van parochieassistenten, de discussie niet rond is.
16 Dossier: parochieassistenten en hun toekomst
13. Voor de parochieassistenten kan dit een aanleiding zijn om opnieuw vragen te
stellen over hun juridisch statuut. De overheid van haar kant zal de discussie
hervatten over het aantal dat kan worden benoemd. Bovendien wordt de bezol-
diging van de katholieke eredienst in ons land meer en meer gekaderd in de
ruimere context van de bezoldiging van andere erkende godsdiensten en le-
vensbeschouwingen.
Wat is het effect van de programmawet voor de goede werking van de pastoraal
in het bisdom? Komt door het geleidelijk wegvallen van deze mensen het pasto-
raal werk uiteindelijk niet in het gedrang?
Het is waar: de bisdommen rekenden erop dat ze in de toekomst nog meer pa-
rochieassistenten zouden kunnen benoemen. In die zin betekent de program-
mawet een streep door onze rekening. Wij ondervinden dat de parochieassis-
tenten een zeer positieve bijdrage leveren in de parochiepastoraal. In de deke-
naten waar er iemand van hen benoemd is, betekent hij of zij (stilaan) een vaste
waarde, om niet te zeggen een onmisbare schakel. Op andere plaatsen wordt
er uitgekeken naar de komst van zo iemand. We hebben als bisdom ook ons lo-
pende programma van rekrutering en opleiding van kandidaten. Wij moeten ons
nu afvragen of we daarmee kunnen doorgaan.
Bestaat er een mogelijkheid dat de situatie alsnog kan worden omgebogen, bij-
voorbeeld n.a.v. het komende overleg met de erediensten?
Als je sommige reacties van politici mag geloven, dan wordt er gezocht naar
een oplossing. Maar het blijft onzeker óf die er komt en, als ze komt, wannéér
dat dan zal zijn en hoe ze er zal uitzien. De precieze agenda van het aangekon-
digde overleg met de erediensten ken ik niet. Vermoedelijk zal dat zich ruimer
en algemener situeren en vraagt de kwestie van parochieassistenten een aparte
aanpak. Voor zulke materies is de bisschop van Doornik, monseigneur Harpigny,
degene die als referendaris namens de bisschoppen besprekingen voert met de
overheid.
Welk antwoord voorziet het bisdom Gent als onherroepelijk zou blijken dat de
overheid geen nieuwe parochieassistenten meer wil financieren? Biedt het
fonds voor Kerkopbouw hier een oplossing? Denkt u aan andere oplossingen?
We hebben in ons bisdom inderdaad een fonds opgericht dat bedoeld is om,
aanvullend bij de grondwettelijk voorziene bezoldiging van bepaalde bedienaren
van de eredienst, sommige werkingskosten en mettertijd sommige lonen te be-
Areopaag Vijfde jaargang (2005) nr. 1 17