Beginners Guide to TikTok for Search - Rachel Pearson - We are Tilt __ Bright...
Verbetersleutel sprong 2
1. naam : ..........................
datum : ........................
2
huiswerk
1. Vul de getallenassen aan. G
11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
20 19 18 17 16 15 14 13 12 11
2. Kleur, duid aan en teken.
- Trek een kring rond de elfde doos.
- Kleur de dertiende doos blauw.
- Zet een kruis over de negentiende doos.
- Teken een ster op de zevende doos.
- Kleur de vijftiende doos geel.
3. het 20-veld.
a. Welke getallen moeten op de plaats van de tekeningen staan?
5 10
17 20
= 2 = 6
= 13 = 18
b. Zet de getallen 5, 10, 20 en 17 op de juiste plaats in het 20-veld van oefening a.
2. 4. Maak het schilderij juist af.
mk
bal hond
wiel
Teken:
- tussen de auto en de fiets een wiel.
- onder de auto een weg.
- op de fiets een kindje.
- rechts van de fiets een bal.
- links van de auto een boom.
- in de auto een man.
- boven het kindje een wolk.
- rechts van het kindje een hond.
- boven de auto een vogel.
- onder de wolk regendruppels.
3. 5. Optellen tot 20. B
a. Vul in.
10 + 7 = 17 17 + 3 = 20 10 + 5 = 15 11 + 7 = 18
6 + 10 = 16 5 + 14 = 19 8 + 2 = 10 10 + 10 = 20
b. Schrijf de optelling en het antwoord bij de verhaaltjes.
Liese telt haar stiften. Zij telt er eerst 13.
Dan vindt zij er nog 6. 13 + 6 = 19
Hoeveel stiften heeft Liese? Liese heeft 19 stiften.
Noah heeft 15 boeken.
Hij koopt er nog 3 bij. 15 + 3 = 18
Hoeveel boeken heeft Noah? Noah heeft 18 boeken.
6. aftrekken tot 20.
a. Welke bal hoort in welke zak ? Verbind ze met elkaar.
20 - 7 9-6 18 - 4 10 - 1 20 - 1 16 - 5
3 13 14 9 11 19
b. Vul in.
10 - 5 = 5 20 - 9 = 11 10 - 3 = 7 18 - 7 = 11
16 - 4 = 12 14 - 2 = 12 15 - 5 = 10 9-3=6
4. c. Vul het rooster in.
- 15 7 10 2 9 12 5 11
20 5 13 10 18 11 8 15 9
7. de tafel van 2.
a. Vul in.
7 x 2 = 14 9 x 2 = 18 5 x 2 = 10 0x2=0
8 x 2 = 16 3x2=6 1x2=2 10 x 2 = 20
b. Maak groepjes van 2 en vul in.
10 : 2 = 5 14 : 2 = 7 4 : 2 = 2
8. hoeveelheden vergelijken. mmr
a. Kleur of duid aan. Vergelijk met het voorwerp voor de lijn.
- Zet een kring rond wat voller is.
- Zet een kruis over wat minder vol is.
- Kleur wat even vol is.
b. Duid juist aan.
- Zet een kruis door de lege fles.
- Teken bolletjes in het volle glas.
- Kleur de halfvolle beker.
- Zet een kring rond de volle fles.