48. Begrippen:
Cultuur van het moderne
• Autonoom
• Gevoelsuitdrukking
• Abstractie
• Onderbewuste
• Functionaliteit
49. Stromingen:
Cultuur van het moderne
• Expressionisme
• Symbolisme
• Kubisme
• Surrealisme
• Constructivisme
• Dadaïsme
50. Grote gebeurtenissen:
Cultuur van het moderne
• WOI (1914-1918)
• Jaren 30: economische crisis en opkomst
fascisme (een partij, een leider, extreem-
nationalistisch, Hitler, Mussolini)
• WOII (1939-1945), grote verschrikkingen
52. Opdracht
• Tweetallen
• Maak een analyse van een beroemd
kunstwerk.
• Doel: Vormaspecten benoemen (kba)
Waarom heeft de kunstenaar dit
werk gemaakt in zijn tijd?
• Delen met anderen/ presentatie
53. 1.
2.
P.Picasso: Les Demoiselles
C.Brancusi: De Kus, 1907
d’Avignon, 1907
3. 4.
P.Mondriaan: Compositie met E.L Kirchner:Portret Frânzy voor
rood, blauw en geel, 1930 een bewerkte stoel, 1909
54. 5.
6.
G.Rietveld: Roodblauwe
stoel, 1917
Dahli: De duurzaamheid van het
geheugen (De weke uurwerken), 1931