SlideShare une entreprise Scribd logo
1  sur  48
Robbert-Jan Beun
Geheugen en communicatie
 Geheugens in de wereld (schrift, computer, …)
 Geheugens in het ‘hoofd’
 Communicatie (R=receiver, S=sender):
 R(x’,y’,z’,t’) = S(x,y,z,t)
 Geheugen (R=read, S=stored):
 R(x’,y’,z’,t’) = S(x,y,z,t) dikwijls (x’,y’,z’) = (x,y,z)
 Er is geen principieel verschil tussen geheugen en
communicatie
 we verplaatsen informatie van de ene locatie/tijd naar de andere
 de entropie neemt af van het ontvangende systeem
Extra in communicatie
 Geheugen voor de symbolen, hun betekenis en hoe
we daar mee omgaan
 Geheugen voor de ander
i i
W
BA
i
W
A
Wat kun je allemaal concluderen uit deze zin?
Wat kun je allemaal concluderen uit deze zin?
 Het is een zin
 Het eerste woord heeft 3 letters
 Het is een zin die naar zichzelf verwijst
 De zin is een vraag
 Het is een Nederlandse zin
 ? Zinnen bestaan uit woorden
 ? Een taal bestaat uit zinnen
 ? Woorden bestaan uit letters
We hebben een geheugen voor taal
 De woorden en hun betekenis
 De regels
 om zinnen te maken
 om betekenis af te leiden uit de zinnen en de woorden
 om taalstructuren te bouwen
 om een gesprek te voeren
 om taal in de context te interpreteren
Frenologie van Gall (1758-1828)
over bobbeltjes en deukjes: de talenknobbel
Broca (1824-1880) en
Wernicke (1848-1905)
[…] en toen navenant was het zo, ging er ineens die
kant beter was, om die kant gaat, dus het is hoe je
dat leert, dus het is mij beter gegaan, maar dan
moet je terug zitten, en praten leren en al die
dingen wat je nou ook doet. Maar het leren moet
ik heel langzaam leren natuurlijk of het een kan of
de andere keer en ik mijn gevoel zegt wel dat iets
beter is genomen. Nou dat hoor je natuurlijk met
dat praten wel aan de ene kant. Maar ik vind het
wel leuk en mijn idee ook maar gaat het niet dan
zeg ik wel dan gaat het.
(Broca of Wernicke?)
We hebben een geheugen voor taal
 De woorden en hun betekenis
 De regels
 om zinnen te maken
 om betekenis af te leiden uit de zinnen en de
woorden
 om taalstructuren te bouwen
 om een gesprek te voeren
 om taal in de context te interpreteren
We hebben een geheugen voor taal
 De woorden en hun betekenis
 De regels
 om zinnen te maken
 om betekenis af te leiden uit de zinnen en de woorden
 om taalstructuren te bouwen
 om een gesprek te voeren
 om taal in de context te interpreteren
Verbale communicatie
I: Schiphol Inlichtingen, goedemorgen.
S: Goedemorgen, U spreekt met J. Op dertig juni komt
er ‘s morgens een kennis van mij aan uit Dublin met
het vliegtuig. Ik weet niet wat de aankomsttijd is van
dat vliegtuig. Kunt u mij daar inlichtingen over geven?
I: Ik zal even voor u kijken hoor
S: Ja (5 sec.)
I: Om twaalf over negen komt dat vliegtuig
S: Twaalf over negen
I: Ja
S: Bedankt
I: Graag gedaan
S: Dag
I: Dag
Talige communicatie is
sterk
contextafhankelijk
Die context is voor een
groot deel ons
geheugen
Taal en talige context: discourse
Jan vroeg Piet hoe laat het is, maar hij wist het niet.
Jan vroeg Piet hoe laat het is. Hij wist het niet.
Jan vroeg Piet hoe laat het is, want hij wist het niet.
B: Jan zit op de bank.
A: Waar werkt Jan?
Taal en fysieke context: deixis
1. Wijs het zwarte blok aan!
2. Verwijder het zwarte blok!
Taal en context
Talige context: expliciet anaforisch
 Discourse
 Ik sprak Jan gisteren. Hij stelde een hoop vragen.
Talige context: expliciet kataforisch (wijst vooruit)
 pending discourse
 Dat duurt een tijdje …, voordat hij is opgestart.
Talige context: impliciet
 kennis
 Ik heb een boek gelezen. De schrijver heeft rood haar.
Fysieke context: impliciet deictisch
 doelen
 Verwijder het zwarte blok.
Zoekruimte voor referenten
A: bla bla bla bla bla bla
De bestuurder drinkt. De agent observeert hem/zichzelf.
cognitieve toestand
(kennis, doelen, …)
18
Basissetting
Agent 2Agent 1
Domein
19
Zoekruimte
20
kennis
doelen
discourse
A
g
e
n
t
2
Domein
Agent 1
pending
referentiële
expressie
gemeen
schappe
lijke
kennis
privé
kennis
Tot zover de taal
We hebben ook een
geheugen voor de
ander
Geheugen voor de ander
 Uiterlijk
 De taal
 Vaardigheden
 De afkomst
 De cultuur
 De relatie met die ander
 Wat we met elkaar gedeeld hebben
 …
Common ground
 Een gezamenlijke achtergrond
 Wat we samen hebben meegemaakt
 Wat we met elkaar gecommuniceerd hebben
 Dus niet: wat ik van die ander observeerde
 Maar:
 wat ik heb meegemaakt,
 wat die ander heeft meegemaakt,
 wat die ander weet dat ik heb meegemaakt,
 wat ik weet dat die ander heeft meegemaakt,
 wat die ander weet dat ik weet dat die ander heeft meegemaakt,
 wat ik weet…
 Wat we samen bewust geweest zijn
Common ground
 Sine qua non voor het coördineren van onze
gezamenlijke handelingen (joint actions)
 Uitgangspunt in communicatie
 Lewis (1969), Stalnaker (1978), …
 Andere termen m.b.t. kennis:
 common knowlegde, mutual knowledge/belief,
joint/shared knowledge
 gemeenschappelijke/wederzijdse kennis
Aan het strand (van Cadzand)
 Denk aan de situatie s dat je aan het strand zit
 In de situatie s zit:
 de zee, het strand, hotels, etc.
 maar ook ikzelf
 maar ook dat ik me bewust ben van de situatie s
 Denk nu aan de situatie s’ dat een ander er bij komt:
 nu ben ik me ook bewust dat die ander er bij zit
 maar ik ben me ook bewust dat die ander zich dat allemaal
bewust is
 en die ander is zich bewust dat ik me dat allemaal bewust ben
 s’ wordt ook wel de shared basis genoemd
Gemeenschappelijk geheugen
 Communicatiepartners zijn a.h.w. geünificeerd
 De informatie wordt gedeeld/geshared
 Dus niet alleen:
 A weet dat B weet dat p
 B weet dat A weet dat p
 Maar …
Wederzijdse kennis
 A weet dat p
 B weet dat p
 A weet dat B weet dat p
 B weet dat A weet dat p
 A weet dat B weet dat A weet dat p
 B weet dat A weet dat B weet dat p
 ad inf.
 Generaalsparadox (zie weekopdrachten)
Wederzijdse kennis:
Mutual Knowlegde (MK)
MK(A,B,p) def=
 A weet dat p & B weet dat p & A weet dat MK(A,B,p) & B
weet dat MK(A,B,p)
 bijv. A weet dat MK(A,B,p)
 A weet dat A weet dat p & A weet dat B weet dat p & A
weet dat A weet dat MK(A,B,p) & A weet dat B weet dat
MK(A,B,p) & ad inf.
Vragen/problemen
 Hoe gaan we om met een oneindige representatie?
 Wat zijn de individuele representaties?
 Hoe creëren we common ground?
 Hoe kennen we de gemeenschappelijke basis?
 Wat gebeurt er als het niet klopt?
Oneindigheid en Individuele representaties
 Alwetendheid
 MK(A,B,p)
 Individueel
 A weet dat MK(A,B,p)
 B weet dat MK(A,B,p)
A weet dat p
A weet dat
MK(A,B,p)
B weet dat p
B weet dat
MK(A,B,p)
Communal common ground
vs.
Personal common ground
Communal common ground
communities
 Nationaliteit, woonplaats, opleiding, beroep,
hobby, taal, religie, politiek, afkomst, subculturen,
cohort, geslacht, …
 Geneste structuren
 Nederlander, Zeeuw, Zeeuws-vlaming, Cadzantenaar,
gezin, …
 Meerdere tegelijkertijd
Communal common ground
ervaringen en taal
 Uitgangspunt: de ander is zoals ik
 Aannames over menselijke natuur
 perceptie, emoties, redeneren, menselijk handelen, natuur,
psychologie, …
 Onuitgesproken (ineffable background)
 hoe te schaken, pianospelen, fietsen, etc.
 gebaseerd op ervaring
 Scripts
 Restaurantbezoek
 Objecten, rollen, precondities, postcondities, acties
 Communal lexicons
 betekenis afhankelijk van community
 bijv. ‘illocutie’, ‘boson’, ‘cytologie’, ‘banga’, ‘skunk’, ‘chillen’, …
Communicatie en scripts
A: Ik heb een zoon van 14
B: Da’s prima
A: En ik heb ook een hond.
B: Nee sorry.
Personal common ground:
perceptie en communicatie
Personal common ground
Perceptie
 Gezamenlijke aandacht
 ervaringen en acties
 Perceptieve co-presence
 niet alleen perceptieve overlap!
 Hoe manage je perceptieve co-presence?
 gebaren
 activiteiten
 opvallende perceptieve gebeurtenissen
Personal common ground
Communicatie
 Face to face
 Bevestiging van de boodschap
 Gradaties
 vreemden, bekenden, vrienden, intimi
 ‘lekker weertje’
 Persoonlijk dagboek en lexicons als geheugen
 koosnaampjes en idiomen
 ‘poepie’, ‘snoes’, ‘beer’, ‘beest’, ‘meisepetijs’, …
 ‘een dropje’, ‘een peuk’, ‘cold turkey’, ...
Opbouw van common ground
 circumstancial en/of episodic evidence
 welke community, welke acties, huidige situatie
 nonverbaal: kleding, leeftijd, uiterlijk, gender, …
 verbaal: taalgebruik, dialect, vocabulair, accent, …
 communicatie
 strata
 opbouwen van CG op basis van eerdere CG
 wat komt eerst?
Opbouw van common ground:
strata en presupposities
‘Een haai is een gevaarlijke vis’
1. vissen bestaan
2. gevaar bestaat
3. een haai is een vis
4. vissen kunnen gevaarlijk zijn
5. een haai is een gevaarlijke vis
Als het fout gaat
A: Wat vond je van de haaietand?
B: Welke haaietand?
A: Die ik je gisteren liet zien?
B: Ik dacht dat dat een roggetand was.
Introductie per presuppositie
A: Waarom heeft Jan Marie geslagen?
B: Jan heeft Marie niet geslagen.
Chirurgenraadsel
Leugen
(p.97 onderaan doorlezen)
 p is niet waar, A weet dat p niet waar is en B weet
niets over p
A zegt p tegen B
1. B denkt dat MK(A,B,p)
2. A denkt dat B denkt dat MK(A,B,p)
3. A denkt dat niet-p
2 & 3 zijn niet inconsistent, maar onethisch als A
het wederzijds geloof veroorzaakt heeft
Het belang van een shared bases
en de activatie hiervan
Niemand vertelt producties wanneer te handelen: zij wachten
totdat de condities rijp zijn en activeren zichzelf dan. Chefs
in andere keukens echter gehoorzamen slechts aan
opdrachten. Turing eenheden worden voorgedragen door hun
voorlopers. Von Neumann operaties volgen allemaal van te
voren gemaakte afspraken, en LISP functies worden door
andere functies opgeroepen. Het teamwork van
productiesystemen heeft meer het karakter van laissez-faire:
elke productie handelt uit zichzelf, wanneer en waar aan zijn
persoonlijke condities voldaan wordt. Er is geen centrale
controle en individuele producties interacteren nooit direct.
Alle communicatie en invloed gaat via patronen in de
gemeenschappelijke werkruimte, als anonieme ‘voor wie het
aangaat’ notities op een openbaar bulletin board.
(Haugeland 1985)
Principe 1
Een shared bases is de belangrijkste determinant
van de aard en wijze waarop nieuwe info verwerkt
kan worden.
Een krant is beter dan een weekblad. Het strand is een
betere plek dan de straat. Eerst kan men beter rennen
dan lopen. Je moet het wellicht een aantal keren
proberen. Het vraagt wat handigheid maar is makkelijk
te leren. Zelfs kleine kinderen kunnen er plezier aan
beleven. Wanneer je eenmaal succes hebt, treden er
nauwelijks nog complicaties op. Vogels komen zelden
te dichtbij. Regen zorgt ervoor dat het heel snel
doornat wordt. Als er geen complicaties optreden, kan
het zeer vredig zijn. Een rots kan als anker dienen. Als
dingen losbreken, krijg je geen tweede kans.
Principe 2
Een shared bases alleen is niet voldoende om te
leren, maar moet geactiveerd worden door cues
in de context van de informatie.
Samenvatting
 We hebben in communicatie geheugens voor de
symbolen en de ander
 Hierbij speelt common ground een essentiële rol
‘Als een leeuw zou kunnen spreken zouden we hem
niet kunnen begrijpen’ (Wittgenstein)
i i
W
BA
i
W
A

Contenu connexe

En vedette (17)

Optische illusies ckv
Optische illusies ckvOptische illusies ckv
Optische illusies ckv
 
Slaapdossier
SlaapdossierSlaapdossier
Slaapdossier
 
Herstel schoonheid in het gezicht dmv injectables en optische illusie
Herstel schoonheid in het gezicht dmv injectables en optische illusieHerstel schoonheid in het gezicht dmv injectables en optische illusie
Herstel schoonheid in het gezicht dmv injectables en optische illusie
 
Hersenen
HersenenHersenen
Hersenen
 
Gezichtsbedrog
GezichtsbedrogGezichtsbedrog
Gezichtsbedrog
 
Zenuwsignalen
ZenuwsignalenZenuwsignalen
Zenuwsignalen
 
130314 neuromarketing yellow cats
130314 neuromarketing yellow cats130314 neuromarketing yellow cats
130314 neuromarketing yellow cats
 
Zenuwstelsel
ZenuwstelselZenuwstelsel
Zenuwstelsel
 
Het zenuwstelsel
Het zenuwstelselHet zenuwstelsel
Het zenuwstelsel
 
Het skelet
Het skeletHet skelet
Het skelet
 
Hersenontwikkeling Koen van Braeckel
Hersenontwikkeling Koen van BraeckelHersenontwikkeling Koen van Braeckel
Hersenontwikkeling Koen van Braeckel
 
Chapter 13
Chapter 13Chapter 13
Chapter 13
 
Spreekbeurt Jesse & Justin Lego Groep 8
Spreekbeurt Jesse & Justin Lego Groep 8Spreekbeurt Jesse & Justin Lego Groep 8
Spreekbeurt Jesse & Justin Lego Groep 8
 
Basim Zwain Lectures- Inheritance
Basim Zwain Lectures- InheritanceBasim Zwain Lectures- Inheritance
Basim Zwain Lectures- Inheritance
 
Gezichtsbedrog Spreekbeurt [ingezonden]
Gezichtsbedrog Spreekbeurt [ingezonden]Gezichtsbedrog Spreekbeurt [ingezonden]
Gezichtsbedrog Spreekbeurt [ingezonden]
 
Ch 14_lecture_presentation
 Ch 14_lecture_presentation Ch 14_lecture_presentation
Ch 14_lecture_presentation
 
Neurotransmitter - Dopamine
Neurotransmitter - DopamineNeurotransmitter - Dopamine
Neurotransmitter - Dopamine
 

Plus de RJ B

nudes 3
nudes 3nudes 3
nudes 3RJ B
 
Hidden message
Hidden messageHidden message
Hidden messageRJ B
 
Utrecht stw rj 28 nov 2014
Utrecht stw rj 28 nov 2014Utrecht stw rj 28 nov 2014
Utrecht stw rj 28 nov 2014RJ B
 
Studium generale slides
Studium generale slidesStudium generale slides
Studium generale slidesRJ B
 
Seven hints for happiness
Seven hints for happinessSeven hints for happiness
Seven hints for happinessRJ B
 
Bizau
BizauBizau
BizauRJ B
 
Proximal and distal demonstratives in Dutch spoken dialogues
Proximal and distal demonstratives in Dutch spoken dialoguesProximal and distal demonstratives in Dutch spoken dialogues
Proximal and distal demonstratives in Dutch spoken dialoguesRJ B
 
nudes 2
nudes 2nudes 2
nudes 2RJ B
 
nudes 1
nudes 1nudes 1
nudes 1RJ B
 

Plus de RJ B (9)

nudes 3
nudes 3nudes 3
nudes 3
 
Hidden message
Hidden messageHidden message
Hidden message
 
Utrecht stw rj 28 nov 2014
Utrecht stw rj 28 nov 2014Utrecht stw rj 28 nov 2014
Utrecht stw rj 28 nov 2014
 
Studium generale slides
Studium generale slidesStudium generale slides
Studium generale slides
 
Seven hints for happiness
Seven hints for happinessSeven hints for happiness
Seven hints for happiness
 
Bizau
BizauBizau
Bizau
 
Proximal and distal demonstratives in Dutch spoken dialogues
Proximal and distal demonstratives in Dutch spoken dialoguesProximal and distal demonstratives in Dutch spoken dialogues
Proximal and distal demonstratives in Dutch spoken dialogues
 
nudes 2
nudes 2nudes 2
nudes 2
 
nudes 1
nudes 1nudes 1
nudes 1
 

Geheugen in communicatie

  • 2. Geheugen en communicatie  Geheugens in de wereld (schrift, computer, …)  Geheugens in het ‘hoofd’  Communicatie (R=receiver, S=sender):  R(x’,y’,z’,t’) = S(x,y,z,t)  Geheugen (R=read, S=stored):  R(x’,y’,z’,t’) = S(x,y,z,t) dikwijls (x’,y’,z’) = (x,y,z)  Er is geen principieel verschil tussen geheugen en communicatie  we verplaatsen informatie van de ene locatie/tijd naar de andere  de entropie neemt af van het ontvangende systeem
  • 3. Extra in communicatie  Geheugen voor de symbolen, hun betekenis en hoe we daar mee omgaan  Geheugen voor de ander i i W BA i W A
  • 4. Wat kun je allemaal concluderen uit deze zin?
  • 5. Wat kun je allemaal concluderen uit deze zin?  Het is een zin  Het eerste woord heeft 3 letters  Het is een zin die naar zichzelf verwijst  De zin is een vraag  Het is een Nederlandse zin  ? Zinnen bestaan uit woorden  ? Een taal bestaat uit zinnen  ? Woorden bestaan uit letters
  • 6. We hebben een geheugen voor taal  De woorden en hun betekenis  De regels  om zinnen te maken  om betekenis af te leiden uit de zinnen en de woorden  om taalstructuren te bouwen  om een gesprek te voeren  om taal in de context te interpreteren
  • 7. Frenologie van Gall (1758-1828) over bobbeltjes en deukjes: de talenknobbel
  • 9. […] en toen navenant was het zo, ging er ineens die kant beter was, om die kant gaat, dus het is hoe je dat leert, dus het is mij beter gegaan, maar dan moet je terug zitten, en praten leren en al die dingen wat je nou ook doet. Maar het leren moet ik heel langzaam leren natuurlijk of het een kan of de andere keer en ik mijn gevoel zegt wel dat iets beter is genomen. Nou dat hoor je natuurlijk met dat praten wel aan de ene kant. Maar ik vind het wel leuk en mijn idee ook maar gaat het niet dan zeg ik wel dan gaat het. (Broca of Wernicke?)
  • 10. We hebben een geheugen voor taal  De woorden en hun betekenis  De regels  om zinnen te maken  om betekenis af te leiden uit de zinnen en de woorden  om taalstructuren te bouwen  om een gesprek te voeren  om taal in de context te interpreteren
  • 11. We hebben een geheugen voor taal  De woorden en hun betekenis  De regels  om zinnen te maken  om betekenis af te leiden uit de zinnen en de woorden  om taalstructuren te bouwen  om een gesprek te voeren  om taal in de context te interpreteren
  • 12. Verbale communicatie I: Schiphol Inlichtingen, goedemorgen. S: Goedemorgen, U spreekt met J. Op dertig juni komt er ‘s morgens een kennis van mij aan uit Dublin met het vliegtuig. Ik weet niet wat de aankomsttijd is van dat vliegtuig. Kunt u mij daar inlichtingen over geven? I: Ik zal even voor u kijken hoor S: Ja (5 sec.) I: Om twaalf over negen komt dat vliegtuig S: Twaalf over negen I: Ja S: Bedankt I: Graag gedaan S: Dag I: Dag
  • 14. Die context is voor een groot deel ons geheugen
  • 15. Taal en talige context: discourse Jan vroeg Piet hoe laat het is, maar hij wist het niet. Jan vroeg Piet hoe laat het is. Hij wist het niet. Jan vroeg Piet hoe laat het is, want hij wist het niet. B: Jan zit op de bank. A: Waar werkt Jan?
  • 16. Taal en fysieke context: deixis 1. Wijs het zwarte blok aan! 2. Verwijder het zwarte blok!
  • 17. Taal en context Talige context: expliciet anaforisch  Discourse  Ik sprak Jan gisteren. Hij stelde een hoop vragen. Talige context: expliciet kataforisch (wijst vooruit)  pending discourse  Dat duurt een tijdje …, voordat hij is opgestart. Talige context: impliciet  kennis  Ik heb een boek gelezen. De schrijver heeft rood haar. Fysieke context: impliciet deictisch  doelen  Verwijder het zwarte blok.
  • 18. Zoekruimte voor referenten A: bla bla bla bla bla bla De bestuurder drinkt. De agent observeert hem/zichzelf. cognitieve toestand (kennis, doelen, …) 18
  • 21. Tot zover de taal
  • 22. We hebben ook een geheugen voor de ander
  • 23. Geheugen voor de ander  Uiterlijk  De taal  Vaardigheden  De afkomst  De cultuur  De relatie met die ander  Wat we met elkaar gedeeld hebben  …
  • 24. Common ground  Een gezamenlijke achtergrond  Wat we samen hebben meegemaakt  Wat we met elkaar gecommuniceerd hebben  Dus niet: wat ik van die ander observeerde  Maar:  wat ik heb meegemaakt,  wat die ander heeft meegemaakt,  wat die ander weet dat ik heb meegemaakt,  wat ik weet dat die ander heeft meegemaakt,  wat die ander weet dat ik weet dat die ander heeft meegemaakt,  wat ik weet…  Wat we samen bewust geweest zijn
  • 25. Common ground  Sine qua non voor het coördineren van onze gezamenlijke handelingen (joint actions)  Uitgangspunt in communicatie  Lewis (1969), Stalnaker (1978), …  Andere termen m.b.t. kennis:  common knowlegde, mutual knowledge/belief, joint/shared knowledge  gemeenschappelijke/wederzijdse kennis
  • 26. Aan het strand (van Cadzand)  Denk aan de situatie s dat je aan het strand zit  In de situatie s zit:  de zee, het strand, hotels, etc.  maar ook ikzelf  maar ook dat ik me bewust ben van de situatie s  Denk nu aan de situatie s’ dat een ander er bij komt:  nu ben ik me ook bewust dat die ander er bij zit  maar ik ben me ook bewust dat die ander zich dat allemaal bewust is  en die ander is zich bewust dat ik me dat allemaal bewust ben  s’ wordt ook wel de shared basis genoemd
  • 27. Gemeenschappelijk geheugen  Communicatiepartners zijn a.h.w. geünificeerd  De informatie wordt gedeeld/geshared  Dus niet alleen:  A weet dat B weet dat p  B weet dat A weet dat p  Maar …
  • 28. Wederzijdse kennis  A weet dat p  B weet dat p  A weet dat B weet dat p  B weet dat A weet dat p  A weet dat B weet dat A weet dat p  B weet dat A weet dat B weet dat p  ad inf.  Generaalsparadox (zie weekopdrachten)
  • 29. Wederzijdse kennis: Mutual Knowlegde (MK) MK(A,B,p) def=  A weet dat p & B weet dat p & A weet dat MK(A,B,p) & B weet dat MK(A,B,p)  bijv. A weet dat MK(A,B,p)  A weet dat A weet dat p & A weet dat B weet dat p & A weet dat A weet dat MK(A,B,p) & A weet dat B weet dat MK(A,B,p) & ad inf.
  • 30. Vragen/problemen  Hoe gaan we om met een oneindige representatie?  Wat zijn de individuele representaties?  Hoe creëren we common ground?  Hoe kennen we de gemeenschappelijke basis?  Wat gebeurt er als het niet klopt?
  • 31. Oneindigheid en Individuele representaties  Alwetendheid  MK(A,B,p)  Individueel  A weet dat MK(A,B,p)  B weet dat MK(A,B,p) A weet dat p A weet dat MK(A,B,p) B weet dat p B weet dat MK(A,B,p)
  • 33. Communal common ground communities  Nationaliteit, woonplaats, opleiding, beroep, hobby, taal, religie, politiek, afkomst, subculturen, cohort, geslacht, …  Geneste structuren  Nederlander, Zeeuw, Zeeuws-vlaming, Cadzantenaar, gezin, …  Meerdere tegelijkertijd
  • 34. Communal common ground ervaringen en taal  Uitgangspunt: de ander is zoals ik  Aannames over menselijke natuur  perceptie, emoties, redeneren, menselijk handelen, natuur, psychologie, …  Onuitgesproken (ineffable background)  hoe te schaken, pianospelen, fietsen, etc.  gebaseerd op ervaring  Scripts  Restaurantbezoek  Objecten, rollen, precondities, postcondities, acties  Communal lexicons  betekenis afhankelijk van community  bijv. ‘illocutie’, ‘boson’, ‘cytologie’, ‘banga’, ‘skunk’, ‘chillen’, …
  • 35. Communicatie en scripts A: Ik heb een zoon van 14 B: Da’s prima A: En ik heb ook een hond. B: Nee sorry.
  • 37. Personal common ground Perceptie  Gezamenlijke aandacht  ervaringen en acties  Perceptieve co-presence  niet alleen perceptieve overlap!  Hoe manage je perceptieve co-presence?  gebaren  activiteiten  opvallende perceptieve gebeurtenissen
  • 38. Personal common ground Communicatie  Face to face  Bevestiging van de boodschap  Gradaties  vreemden, bekenden, vrienden, intimi  ‘lekker weertje’  Persoonlijk dagboek en lexicons als geheugen  koosnaampjes en idiomen  ‘poepie’, ‘snoes’, ‘beer’, ‘beest’, ‘meisepetijs’, …  ‘een dropje’, ‘een peuk’, ‘cold turkey’, ...
  • 39. Opbouw van common ground  circumstancial en/of episodic evidence  welke community, welke acties, huidige situatie  nonverbaal: kleding, leeftijd, uiterlijk, gender, …  verbaal: taalgebruik, dialect, vocabulair, accent, …  communicatie  strata  opbouwen van CG op basis van eerdere CG  wat komt eerst?
  • 40. Opbouw van common ground: strata en presupposities ‘Een haai is een gevaarlijke vis’ 1. vissen bestaan 2. gevaar bestaat 3. een haai is een vis 4. vissen kunnen gevaarlijk zijn 5. een haai is een gevaarlijke vis
  • 41. Als het fout gaat A: Wat vond je van de haaietand? B: Welke haaietand? A: Die ik je gisteren liet zien? B: Ik dacht dat dat een roggetand was. Introductie per presuppositie A: Waarom heeft Jan Marie geslagen? B: Jan heeft Marie niet geslagen. Chirurgenraadsel
  • 42. Leugen (p.97 onderaan doorlezen)  p is niet waar, A weet dat p niet waar is en B weet niets over p A zegt p tegen B 1. B denkt dat MK(A,B,p) 2. A denkt dat B denkt dat MK(A,B,p) 3. A denkt dat niet-p 2 & 3 zijn niet inconsistent, maar onethisch als A het wederzijds geloof veroorzaakt heeft
  • 43. Het belang van een shared bases en de activatie hiervan
  • 44. Niemand vertelt producties wanneer te handelen: zij wachten totdat de condities rijp zijn en activeren zichzelf dan. Chefs in andere keukens echter gehoorzamen slechts aan opdrachten. Turing eenheden worden voorgedragen door hun voorlopers. Von Neumann operaties volgen allemaal van te voren gemaakte afspraken, en LISP functies worden door andere functies opgeroepen. Het teamwork van productiesystemen heeft meer het karakter van laissez-faire: elke productie handelt uit zichzelf, wanneer en waar aan zijn persoonlijke condities voldaan wordt. Er is geen centrale controle en individuele producties interacteren nooit direct. Alle communicatie en invloed gaat via patronen in de gemeenschappelijke werkruimte, als anonieme ‘voor wie het aangaat’ notities op een openbaar bulletin board. (Haugeland 1985)
  • 45. Principe 1 Een shared bases is de belangrijkste determinant van de aard en wijze waarop nieuwe info verwerkt kan worden.
  • 46. Een krant is beter dan een weekblad. Het strand is een betere plek dan de straat. Eerst kan men beter rennen dan lopen. Je moet het wellicht een aantal keren proberen. Het vraagt wat handigheid maar is makkelijk te leren. Zelfs kleine kinderen kunnen er plezier aan beleven. Wanneer je eenmaal succes hebt, treden er nauwelijks nog complicaties op. Vogels komen zelden te dichtbij. Regen zorgt ervoor dat het heel snel doornat wordt. Als er geen complicaties optreden, kan het zeer vredig zijn. Een rots kan als anker dienen. Als dingen losbreken, krijg je geen tweede kans.
  • 47. Principe 2 Een shared bases alleen is niet voldoende om te leren, maar moet geactiveerd worden door cues in de context van de informatie.
  • 48. Samenvatting  We hebben in communicatie geheugens voor de symbolen en de ander  Hierbij speelt common ground een essentiële rol ‘Als een leeuw zou kunnen spreken zouden we hem niet kunnen begrijpen’ (Wittgenstein) i i W BA i W A

Notes de l'éditeur

  1. De eerstevijfconcluderen we uitonzealgemenekennis en de zinDe laatstedriezijnalgemenekennis over taal
  2. Frenologie: aanleg en vorm kunnen worden afgeleid van de groei van de hersenen (en dus de vorm van de schedel). Vandaar talenknobbel, wiskundeknobbel, …Gall: localisatie van mentale (en emotionele) functies in het brein.Op zich klopte er niks van de locaties, maar het idee was revolutionair omdat er later toch iets in bleek te zitten.
  3. Wernicke
  4. gemeenschappelijke emotiescollega, vriend, familienationaliteit,
  5. Hoe creëer je, onderhoud je en voeg je dingen toe aan de common ground?
  6. Denkbijvaandialecten, danhoor je erechtbijWatdelenjullieals cohort?
  7. sharedemotions
  8. Weglaten van 4 kan door middel van bridging worden teruggehaald