Twintig parafrasen op de Tao Teh Jing van Lao Zi door C. van Dijk uit ‘Tao, universeel bewustzijn’ en ‘Teh, universele bewustwording’ In 1933 en 1934 werden er in totaal 569 parafrasen op de Tao Teh Jing van Lao Zi gepubliceerd. Die diezinnige spreuken zijn op rijm geformuleerd door C. van Dijk en verdeeld over twee boekjes: Tao, universeel bewustzijn (1933) Teh, universele bewustwording (1934) Beide publicaties zijn niet meer nieuw verkrijgbaar. Hieronder volgt een selectie van 20 op zichzelf staande citaten. Het leven is als ‘t water, dat stroomt naar laagste oorden, ‘t Neemt alles in zich op, en dringt in alles door. Zo zoekt dan naar de “zin” dezer “klaterende” woorden. Duikt durvend in de stroom met open hart en oor. Tao 54 Wie zich naar ‘t minste voegt, komt ‘t Hogere nabij. Naar diepste plaatsen gaan, is met water stromen Aan deze wet kan toch geen sterveling ontkomen. Wie daarnaar ‘t leven richt, die maakt krachten vrij. Tao 55 In gedachte-sfeerwordt aanpassing: “redelijkheid”. Dus zoeken wij de “zin” van ‘t ons bestormend denken, Dan kan ons niet meer ‘t anders denkend wezen krengen. Want wie met “rede” denkt, is van zijn eigen dunk bevrijd. Tao 59 Wie geest van stof weet te onderscheiden, Streeft niet naar aardse roem en eer, Bewaart de afstand tussen hen beiden, En leidt ze in de juiste sfeer. Tao 100 De oorsprong van de stroom, is niet in zee te vinden. De kracht die leven wèkt, mondt uit in het bestaan. Naar buiten is de stof, die waait met alle winden, Naar binnen stroomt de “Baan” door storm onaangedaan. Tao 114 Eerst het rustpunt vinden, Onbewogen staan. Wat ons boeit - òntbinden, Daarna voorwaarts gaan. Tao 115 Wie van de huidige intellectuelen, Heeft de moed en de kracht om muren te slechten. Opgestapeld verstand, dat het mensdom blijft knechten Waarbinnen dwazen de rol van wijsgeer spelen. Tao 126 Wie zich verheft in hoger sferen, Brengt hoog’re ondervinding mee. Als bouwstof om de mens te leren. Van daad te groeien - tot idee. Tao 139 Wie in zich zelf zich concentreert, Wordt ‘t brandpunt van het Al-volmaakte, En waarheen hij zich wendt en keert, Blijft de door ’t Hoog’re aangeraakte. Tao 275 Wie waarachtig zoekt naar het Waarom in ‘t leven, En eerbied koestert voor de grote wetten van het “Al”. Dien is de pelgrimsstaf reeds in de hand gegeven, Daarmee kan hij zich heffen uit zijn zelf-bewuste val. Teh 41 Is eenmaal ‘t Licht in ‘t duister doorgebroken, Erkent de mens zichzelve in ‘t heelal, Dan kiemt het woord dat eenmaal uitgesproken Hem vrij maakt van het aardse tranendal. Teh 112 Wie waarlijk wijs is zoekt geen kracht in grote daden En rukt geen bomen uit die diep geworteld staan, Maar strooit in will’ge aarde weder nieuwe zaden; Als straks het ene kiemt zal ‘t andere vergaan. Teh 212 Een mijlenlange weg b