2. Wat heb je tijdens de paasvakantie gedaan?
Viert men ook Pasen in jouw land?
Zijn er andere grote feesten?
Wat doen de mensen dan?
En wat eten ze?
DISCUSSIE
3. Het imperfectum
B. Onregelmatig
A. Regelmatig
Infinitief Imperfectum EV Imperfectum MV
staan stond stonden
hangen hing hingen
zijn was waren
breken brak braken
VORM
Infinitief Imperfectum EV Imperfectum MV
maken maakte maakten
missen miste misten
bellen belde belden
leven leefde leefden
Imperfectum
= stam + -te(n)
[softketchup]
Imperfectum
= stam + -de(n)
[geen softketchup]
[z/s en v/f]
MV = vaak EV + -en
- speciaal MV
- lange a in MV
4. Het imperfectum
ATTENTIE!
Imperfectum ACTIE [perspectief verleden]
Perfectum RESULTAAT [perspectief heden]
1. Gewoontes, herhaalde of permanente situaties:
Ik ging elke zaterdag dansen.
De passagiers deden vaak moeilijk.
Het was altijd mooi weer.
2. Chronologische acties en situaties:
Om 18u kwam ik thuis. Ik zette koffie en las een boek.
Net toen ik een bad wilde nemen, ging de telefoon.
GEBRUIK
5. Refereren naar een zin
ATTENTIE!
1. dat accentueert
2. het staat nooit in het begin van een zin
3. Zinsstructuur:
Ze heeft het hem verteld.
Ze heeft hem dat verteld.
Ze heeft het aan hem verteld.
Ze heeft dat aan hem verteld.
- Wat heeft Els aan Paolo verteld?
- Dat Peter Italiaans gaat studeren.
- Oh, heeft ze het hem verteld?
- Ja, dat heeft ze hem verteld.
6. Lopende acties
ATTENTIE!
1. was / waren + aan het + infinitief
2. enkel bij echte acties
Hij was een boek aan het schrijven.
Hij was in bed aan het liggen.
Bert was vanmorgen aan het wandelen, toen hij voorbij een
supermarkt kwam.
Terwijl Els wel 10 formulieren aan het invullen was, heeft die
agent haar van alles gevraagd.
7. Terwijl hij een boek aan het lezen was …
Wat gebeurde er toen?