Onderzoek functioneren relatie ouders en school in Rotterdam
Op verzoek van Beter Presteren, het samenwerkingsprogramma van Rotterdamse schoolbesturen en de gemeente, heeft het ITS een onderzoek uitgevoerd naar het functioneren van het ouderbeleid op Rotterdamse scholen. Het onderzoek richtte zich onder meer op onderwijsondersteunend gedrag van ouders en educatief partnerschap tussen ouders en school in een multiculturele grootstedelijke context en de ‘landing' van de Rotterdamse aanpak op scholen. Steeds meer scholen in Rotterdam lukt het ouders actief te betrekken bij de schoolcarrière van hun kind. Een derde van de schoolleiders in het primair onderwijs ziet nu al, ruim anderhalf jaar na de start van het programma Beter Presteren, dat het Rotterdams ouderbeleid tot hogere onderwijs-resultaten leidt. Opvallend is dat in Rotterdam verreweg de meeste ouders en schoolleiders aangeven dat er kennismakingsgesprekken zijn. Dit is landelijk niet altijd het geval. Ook springt in het oog dat in het primair onderwijs Rotterdamse ouders vaker wekelijks tot dagelijks op de school van hun kind komen (exclusief halen en brengen) en vaker praten met de leraar over het onderwijs en over de ontwikkeling van hun kind dan in de rest van het land. In Rotterdam is ook vaker een ouderkamer aanwezig en is er vaker een vast (ouder)contactpersoon aangesteld.
Onderzoeksrapport: Smit, F., Wester, M., & Kuijk, J. van (2012). Beter presteren in Rotterdam. School en ouders samen. ITS, Radboud Universiteit Nijmegen. Zie: Beter presteren in Rotterdam. School en ouders samen.
De leraar of de leerling centraal? Concepten voor gelukkig werken en leren
Frederik Smit e.a. (2012). Beter presteren. School en ouders samen. Onderzoek functioneren relatie ouders en school in Rotterdam
1. Het ITS maakt deel uit
van de Radboud
Universiteit Nijmegen
Beter presteren in
Rotterdam
School en ouders samen
Frederik Smit | Menno Wester | Jos van Kuijk
2. Beter presteren in Rotterdam
School en ouders samen
Frederik Smit | Menno Wester | Jos van Kuijk
november 2012
ITS, Radboud Universiteit Nijmegen
3. Foto omslag: Nationale Beeldbank.
Projectnummer: 34001226
Opdrachtgever: Beter Presteren Rotterdam
2012 ITS, Radboud Universiteit Nijmegen
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uit gave
worden verveelvuldigd en/ of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, micro film of op welke
andere wijze dan ook, en evenmin in een retrieval systeem worden opgeslagen, zonder de voorafgaande
schriftelijke toestemming van het ITS van de Radboud Universiteit Nijmegen.
No part of this book/publication may be reproduced in any form, by print, photoprint, microfilm or any other
means without written permission from the publisher.
ii
4. Voorwoord
Het programmabureau Beter Presteren van de gemeente Rotterdam en de Rotterda m-
se schoolbesturen heeft het ITS, Radboud Universiteit Nijmegen, opdracht verleend
om een literatuurstudie uit te voeren naar ouderbetrokkenheid en ervaringen te inven-
tariseren met ouderbetrokkenheid bij directies en ouders in Rotterdam en in de rest
van Nederland.
Voorliggend rapport is het resultaat hiervan. De literatuurstudie was gefocust op de
onderzoeksbevindingen in de afgelopen twee decennia wat betreft de relatie ouders en
school in West-Europa, Canada en de Verenigde Staten. Bij 1.172 personen (579
directies en 593 ouders in het basisonderwijs en voortgezet onderwijs ) is informatie
verzameld over hun ervaringen met het stimuleren van de betrokkenheid van ouders
bij het onderwijs van hun kinderen, hun oordeel over de kwaliteit van de relatie ou-
ders en school, de relatie tussen ouderbetrokkenheid en hogere onderwijsresultaten en
wat er verbeterd kan worden in de Rotterdamse aanpak.
Het onderhavige onderzoek is uitgevoerd door Frederik Smit, Menno Wester en Jos
van Kuijk van het ITS. Het onderzoek is op constructieve wijze begeleid door Anne t-
te Diender en Annemieke van der Kooij (Programmabureau Beter Presteren) en Eddie
Meijer (Cluster Maatschappelijke Ontwikkeling, gemeente Rotterdam).
ITS, Radboud Universiteit Nijmegen
Nijmegen, november 2012
dr. J.W. Winkels
directeur
iii
5.
6. Inhoud
Voorwoord iii
1 Samenvatting en conclusies 1
1.1 Inleiding 1
1.2 Aanleiding, onderzoeksvraag, -opzet en -uitvoering 1
1.3 Resultaten 2
1.4 Conclusies en aanbevelingen 7
2 Achtergronden 15
2.1 Inleiding 15
2.2 Aanleiding en doel van het onderzoek 15
2.3 Analysekader 18
2.3.1 Begrippen 18
2.3.2 Positie van ouders 21
2.3.3 Strategische begrippen binnen programma Beter Presteren 24
2.3.4 Rotterdamse actieplan optimaliseren ouderbetrokkenheid en
verhogen onderwijsresultaten 29
2.4 Samenvattend 30
3 Onderzoeksopzet 33
3.1 Inleiding 33
3.2 Aanleiding en doel van het onderzoek 33
3.3 Centrale vraagstelling 33
3.4 Onderzoeksopzet en /uitvoering 35
3.4.1 Literatuurstudie 35
3.4.2 Survey onder schoolleiders en ouders 36
3.5 Verdere opbouw van het rapport 41
4 Succesfactoren optimaliseren relatie ouders -school en verbeteren
onderwijsprestaties 43
4.1 Inleiding 43
4.2 Voorwaarden optimaliseren partnerschap relatie ouders-school en
verbeteren onderwijsprestaties 43
v
7. 4.3 Kritische succesfactoren optimaliseren relatie ouders-school en
verbeteren onderwijsprestaties 46
4.4 Samenvattend 50
5 Resultaten surveys 53
5.1 Inleiding 53
5.2 Kennismaking bij aanmelding 53
5.3 Frequentie van contacten tussen ouders en school 54
5.4 Opvattingen over ouder-school contacten 59
5.5 Ondersteuning van ouders bij onderwijs van hun kind 64
5.6 Mogelijkheden tot contact 65
5.7 De inhoud van het contact 67
5.8 Invloed ouderbetrokkenheid 68
5.9 Samenvattend 69
6 Oordeel over relatie ouders en school 71
6.1 Inleiding 71
6.2 Beoordeling contacten tussen ouders en scholen 71
6.3 Leren en geïnspireerd raken 73
6.4 Effecten aanpak programma Beter Presteren 74
6.5 Wat kan verbeterd worden in de Rotterdamse aanpak? 75
6.6 Samenvattend 76
Bijlage tabellen 79
Bijlage Menukaart Programma Beter Presteren 102
Bijlage Geraadpleegde literatuur 105
vi
8. 1 Samenvatting en conclusies
1.1 Inleiding
In dit hoofdstuk worden de belangrijkste resultaten samengevat. We beginnen met de
aanleiding, onderzoeksvraag, -opzet en -uitvoering (paragraaf 1.2). In paragraaf 1.3
vatten we de resultaten samen. In paragraaf 1.4 worden enkele conclusies getrokken.
1.2 Aanleiding, onderzoeksvraag, -opzet en -uitvoering
Op verzoek van Beter Presteren heeft het ITS een onderzoek uitgevoerd naar het
functioneren van het Rotterdams beleid wat betreft de relatie ouders en school. Het
onderzoek was gericht op onderwijsondersteunend gedrag van ouders en educatief
partnerschap tussen ouders en school in een multiculturele grootstedelijke context ,
de ‘landing’ van de Rotterdamse aanpak op scholen, de verschillen zijn tussen Rot-
terdamse scholen en de rest van de Nederlandse scholen wat betreft het stimuleren
van de betrokkenheid van ouders bij het onderwijs, de beoordeling van de kwaliteit
van de relatie ouders en school, de relatie met hogere onderwijsresultaten en wense-
lijke verbeteringen.
Het onderzoek startte eind mei en is eind september 2012 afgesloten.
De onderzoeksopzet omvatte een literatuurstudie en een schriftelijke enquête onder
directies en ouders (bao, vo) over aspecten van het onderwijsbeleid. In totaal hebben
1.172 personen de vragenlijst afgemaakt.
1
9. 1.3 Resultaten
Per onderzoeksvraag worden de belangrijkste uitkomsten weergegeven.
Onderzoeksvraag 1: Wanneer leidt beleid om onderwijsondersteunend gedrag van ouders
en educatief partnerschap tussen ouders en school te optimaliseren, in een multiculturele
grootstedelijke context tot aantoonbaar hogere onderwijsresultaten; wat zijn de succesfacto-
ren?
Ouderbetrokkenheid wordt wel beschouwd als een van de belangrijke componenten
dan wel kenmerken van effectieve scholen. De resultaten van onderzoeken naar het
verband tussen ouderbetrokkenheid en leerprestaties zijn (veelal) positief in het basis-
onderwijs en voortgezet onderwijs in een multiculturele grootstedelijke context. In de
strategie van scholen om samen met ouders de onderwijsresultaten te verhogen, spe-
len de visie op ouderbetrokkenheid, het creëren van draagvlak voor een geïntegreerde
planmatige aanpak en maatwerk een belangrijke rol.
Kritische succesfactoren voor hogere onderwijsresultaten zijn: onderwijsondersteu-
nend gedrag van ouders thuis, de ouder als rolmodel, de communicatie met de school,
het kind ondersteunen bij het maken van studiekeuzes en het bediscussiëren van ade-
quate leerstrategieën en het versterken van onderlinge oudercontacten bij opvoeding
en onderwijs.
Naast een partnerschapsstructuur, -cultuur, -bereidheid en -vaardigheid van het
schoolteam zijn een goede voorbereiding, informatievoorziening aan ouders en sup-
port van schoolteam en ouders de ´driving forces´ ter verbetering van de partner-
schapsrelaties tussen ouders en school.
Onderzoeksvraag 2: Landt de Rotterdamse aanpak op scholen?
De basisingrediënten van de Rotterdamse aanpak voor het optimaliseren van de ou-
derbetrokkenheid en verhogen van onderwijsprestaties in het programma Beter Pres-
teren zijn: educatief partnerschap en onderwijsondersteunend gedrag van ouders
thuis. In de Rotterdamse aanpak wordt expliciet aandacht besteed aan intakegesprek-
ken/startgesprekken en de rol van ouders bij de keuze van een school en wisselmo-
menten in de schoolloopbaan van hun kinderen.
Ongeveer de helft van de Rotterdamse schoolleiders stelt dat leraren in het bao en het
vo zijn geïnspireerd door de aanpak in het programma Beter Presteren om meer aan-
2
10. dacht te besteden aan contacten met ouders. Ongeveer een tiende is niet geïnspireerd
door het programma en een derde heeft er geen mening over. Dit betekent dat onge-
veer de helft van de scholen naar aanleiding van Beter Presteren daadwerkelijk aan de
slag is gegaan om de oudercontacten te verbeteren.
In Rotterdam geven verreweg de meeste ouders en schoolleiders aan dat er kennisma-
kingsgesprekken worden gehouden. Drie kwart van de ouders in het bao en de helft
van de ouders in het vo stelt dat leraren hen stimuleren dat ze betrokken zijn bij het
onderwijs van hun kind. Bijna de helft van ouders in het bao en een kwart van de
ouders in het vo overlegt met de leraren om hun kinderen thuis te ondersteunen. Ruim
twee derde van ouders in het bao helpt hun kinderen met huiswerk en een derde van
ouders in het vo. Volgens de schoolleiders geeft bijna twee derde van de leraren in het
bao en ruim de helft van de leraren in het vo vaak leerstof/oefenstof mee. Volgens de
Rotterdamse schoolleiders ondersteunt ruim twee vijfde van de leraren in het bao en
een derde van de leraren in het vo de ouders hoe zij thuis hun kind kunnen helpen met
onderwijs.
Onderzoeksvraag 3: In welke mate zijn er verschillen tussen Rotterdamse scholen
en de rest van Nederlandse scholen wat betreft het stimuleren van de betrokkenheid
van ouders bij het onderwijs van hun kinderen?
Er zijn verschillen in de manieren van communiceren tussen Rotterdamse scholen en
de rest van Nederlandse scholen.
In Rotterdam geven verreweg de meeste ouders en schoolleiders aan dat er kennisma-
kingsgesprekken zijn. Dit is landelijk niet altijd het geval, bijna een tiende van de
ouders in het bao en ruim een kwart van de ouders met een kind in het voortgezet
onderwijs geeft aan dat er geen kennismakingsgesprek plaats vindt.
Volgens Rotterdamse schoolleiders gaan leraren in het bao vaker op huisbezoek dan
hun collega’s in de rest van Nederland. Rotterdamse ouders met kinderen in het bao
komen vaker wekelijks tot dagelijks op de school van hun kind (exclusief halen en
brengen) en praten vaker met de leraar over het onderwijs en over de ontwikkeling
van hun kind dan in de rest van het land. Er is ook vaker een ouderkamer aanwezig en
er is vaker een vast (ouder) contactpersoon aangesteld.
In het vo komen huisbezoeken bijna niet voor. Als de kinderen in het voortgezet
onderwijs zitten, bezoeken de Rotterdamse ouders minder frequent de scholen.
Ongeveer 79 procent bezoekt de school één keer per half jaar tot drie maanden.
3
11. Landelijk bezoekt bijna een vijfde van de ouders de school maandelijks of vaker. In
Rotterdam is dit aandeel veel kleiner (rond 4 procent).
Rotterdamse ouders met kinderen in het bao hebben vaker overleg met de school om
hun kinderen thuis te ondersteunen en met huiswerk te helpen dan in de rest van het
land. Volgens de Rotterdamse schoolleiders in het bao geven leraren vaker leer-
stof/oefenstof mee en ondersteunen ouders vaker hoe zij thuis hun kind kunnen he l-
pen met onderwijs dan in de rest van het land.
Rotterdamse ouders zijn iets positiever over de contacten met school dan ouders uit
de rest van het land. Rotterdamse ouders (zowel bao als vo) vinden bovendien vaker
dan schoolleiders dat leraren hen stimuleren om bij het onderwijs van hun kind be-
trokken te zijn.
Onderzoeksvraag 4: Hoe is het oordeel over de kwaliteit van de relatie ouders en
school?
Volgens bijna alle schoolleiders in het bao en het vo in Rotterdam en de rest van
Nederland zijn ouders welkom op school. In het bao voelen Rotterdamse ouders en
ouders in de rest van Nederland zich ook geaccepteerd op school. In het vo voelt een
kwart van de ouders in Rotterdam en een kwart van de ouders in de rest van Nede r-
land zich echter niet welkom op school.
Een meerderheid van de ouders en een ruime meerderheid van de schoolleiders in het
bao in Rotterdam en de rest van Nederland zeggen dat leraren en ouders in de contac-
ten rekening houden met elkaars ideeën over de ontwikkeling van de kinderen. Dit is
(iets) minder in het vo.
Zeer weinig leraren houden volgens schoolleiders in het bao en het vo in Rotterdam
en in de rest van Nederland rekening met de ideeën van ouders over onderwijs. En
omgekeerd houden weinig ouders in het bao en het vo in Rotterdam en in de rest van
Nederland rekening met de ideeën van de leraren over de opvoeding van hun kind.
Over het algemeen geven de Rotterdamse ouders met kinderen in het bao een (iets)
hogere beoordeling voor de contacten met de school van hun kind (7,8), de inbreng
van de school in het contact (7,4) en de eigen inbreng in het contact (7,9) dan ouders
in de rest van Nederland, respectievelijk: 7,0; 6,3 en 7,4. De Rotterdamse schoollei-
ders beoordelen de contacten iets lager dan de Rotterdamse ouders. Over de hele linie
worden de contacten tussen ouders en school in het vo door ouders en door schoollei-
ders in Rotterdam en in de rest van Nederland (iets) lager beoordeeld.
4
12. De overgrote meerderheid van de schoolleiders typeert de contacten van de school en
de inbreng van de leraren als voldoende tot goed. Iets meer dan helft van de school-
leiders oordeelt ook positief over de inbreng van ouders in het contact. De schoolle i-
ders in het bao in Rotterdam beoordelen de inbreng van ouders in het contact lager
dan landelijk. En in het vo liggen de beoordelingen van schoolleiders in Rotterdam en
landelijk dicht bij elkaar.
Onderzoeksvraag 5: Leidt het Rotterdamse onderwijsbeleid ten aanzien van ouder-
betrokkenheid tot hogere onderwijsresultaten?
De schoolbesturen en de gemeente Rotterdam hebben met elkaar besloten dat het
Rotterdams Onderwijsbeleid zich in de periode 2011-2014 richt op verhoging van de
onderwijsresultaten. De focus ligt op taal en rekenen; vakken die de basis vormen
voor de ontwikkeling van ieder kind. Daarnaast is afgesproken dat op scholen, binnen
schoolbesturen, binnen de gemeente én onderling nog resultaatgerichter wordt ge-
werkt.
Rond een derde (32%) van de Rotterdamse schoolleiders in het bao en 15 procent van
de schoolleiders in het vo stelt dat het project Ouderbetrokkenheid van het program-
ma Beter Presteren nu al heeft geleid tot aantoonbaar hogere onderwijsresultaten van
kinderen. Meer dan de helft (57%) van de schoolleiders in het bao en drie kwart
(75%) van de schoolleiders in het vo geeft aan (nog) geen mening te hebben over het
beleid. Ruim een tiende (13%) van de schoolleiders in het bao en 10 procent van de
schoolleiders in het vo gelooft niet in de effectiviteit van het progamma.
Onderzoeksvraag 6: Wat kan verbeterd worden in de Rotterdamse aanpak ?
De doelstelling van het project Ouderbetrokkenheid van het programma Beter Preste-
ren is dat elke Rotterdamse school een aantoonbare vooruitgang boekt op het gebied
van de ondersteuning van het leerproces door ouders: meer ouders effectief onder-
wijsondersteunend gedrag vertonen; meer ouders zijn actief betrokken bij de school-
loopbaankeuzes van hun kinderen en er is (een effectievere) afstemming tussen de
ouders en de school om de onderwijsresultaten van de kinderen te bevorderen.
Een belangrijke voorwaarde voor partnerschap ouders-school is goede communicatie.
Volgens ouders met kinderen op Rotterdamse scholen in het bao verloopt de commu-
nicatie met het schoolteam niet altijd vlekkeloos. Men ervaart als knelpunten dat
directies en leerkrachten telefonisch en via de mail niet altijd bereikbaar zijn. Daa r-
naast noemt men de slechte kwaliteit van de communicatie (onduidelijke brieven,
5
13. geen of late reacties op mails; geen terugkoppeling na ‘incidenten’, geen initiatieven
nemen om contact te zoeken).
Ouders zien als oplossingen voor de communicatieproblemen: een d irectiespreekuur,
alle leerkrachten een e-mailadres, dat de school meer rekening houdt met werkende
ouders en meer huisbezoeken aflegt om contact te houden.
Volgens de directies van Rotterdamse scholen in het bao beseffen ouders niet altijd
dat hun onderwijsondersteunend gedrag van invloed is op de leerprestaties. Daarbij
beschikken ouders niet altijd over de juiste attitude (geen gedeelde verantwoordelijk-
heid voor onderwijs, niet nakomen van afspraken) en vaardigheden (analfabetisme,
niet beheersen van de Nederlandse taal, ouders begrijpen vaak de opdrachten voor de
leerlingondersteuning thuis niet, geen overwicht op het kind) en hebben geen tijd om
zich thuis met school bezig te houden (eenoudergezinnen). Directies zien als oplos-
singen voor de gesignaleerde problemen: meer ruimte op scholen voor ouderconsu-
lenten, meer groepsbijeenkomsten met ouders over dit thema, meer samenwerking
met andere onderwijsinstellingen en ouders meer betrekken bij het schoolbeleid.
Klachten va n directies van Rotterdamse scholen over het functioneren van het educa-
tief partnerschap met ouders zijn: de lage opkomst bij ouderavonden, de communica-
tie hierover verloopt moeizaam en ouders voelen zich niet medeverantwoordelijk
voor het inleveren van het huiswerk, het is lastig om met hen afspraken te maken en
ze houden zich er niet altijd aan. Directies zien als oplossingen voor het matig functi-
oneren van educatief partnerschap: bij de intake beter aangeven wat de verwachtingen
zijn, ouders beter informeren (via ouderavonden, de ouderka mer), ouders in de klas
laten kijken, vaker samen met ouders over dit onderwerp van gedachten wisselen, de
ontwikkeling van de ouderbetrokkenheid jaarlijks op de agenda zetten en doelen
stellen waaraan de school moet werken.
De bevindingen uit de literatuurstudie ondersteunen de Rotterdamse aanpak, met
focus op individuele contacten, het creëren van partnerschapsrelaties tussen ouders en
school en het stimuleren van onderwijsondersteunend gedrag van ouders. Op basis
van de resultaten van de literatuursearch zou voor het verkrijgen van meer draagvlak
voor de Rotterdamse aanpak onder ouders (meer) aandacht kunnen worden besteed
aan het belang van de ouder als rolmodel, de ouder als lid van ‘ouder-
ouderverbanden’, de vrijwilligershulp van ouders op school/de buurt en het betrekken
van ouders bij de besluitvorming op school over de Rotterdamse aanpak. Kortom
meer aandacht voor ouder-ouder contacten. In samenspraak met de ouders zou kun-
nen worden bekeken hoe in een breder verband op een eigen manier inhoud en bete-
kenis te geven aan principes als wederkerigheid, gedeelde verantwoordelijkheid,
vertrouwen, sociale binding en sociale controle bij de opvoeding en het onderwijs aan
de kinderen.
6
14. 1.4 Conclusies en aanbevelingen
Conclusies Rotterdamse aanpak partnerschap ouders en school
Partnerschapsstructuur
1. De literatuurstudie laat zien dat ouders en school een belangrijk onderdeel van
een netwerk vormen, een pedagogische infrastructuur, dat rond de leerlingen is
gesponnen. De Onderwijsraad (2010) onderscheidt drie posities van ouders: de
individuele rechthebbende positie, de positie als schoolpartner en de positie als lid
van ouder-ouderverbanden.
2. Het Rotterdamse perspectief op partnerschap van ouders en school is gericht op
de positie van de ouder als schoolpartner ten behoeve van het onderwijsonder-
steunend gedrag thuis.
3. Bij het onderwijsondersteunend gedrag van ouders gaat het volgens het Projec t-
plan van het project Ouderbetrokkenheid in essentie om het steunen, sturen, sti-
muleren van het kind; communiceren met het kind over schoolgerelateerde zaken;
hoge maar ook reële verwachtingen uitdragen ten aanzien van de onderwijsresu l-
taten van het kind; een rijke leeromgeving creëren in de vrije tijd (ten behoeve
van informeel leren); overleggen en afstemmen met de leerkracht/mentor over de
ontwikkeling en onderwijsresultaten van het kind.
4. De individuele rechthebbende positie van ouders, de positie van ouders als lid van
‘ouder-ouderverbanden’, de vrijwilligershulp van ouders op school, het betrekken
van ouders bij de besluitvorming (over de boogde innovaties bij ouderbetrokken-
heid) op school en de participatie van ouders in de samenwerking met de buurt
als belangrijk onderdeel van een pedagogische infrastructuur vallen buiten het
beeld van het project Ouderbetrokkenheid in het programma Beter Presteren.
5. De producten van het Rotterdamse project Ouderbetrokkenheid zijn: discussies,
informatie en adviezen over ouderbetrokkenheid, aanzet tot de aanpak van moe i-
lijk bereikbare ouders en resultaatmeting van de verhoging van onderwijsresulta-
ten.
6. Uit de schriftelijke enquêtes onder directies en ouders (bao, vo) blijkt dat Rotter-
damse scholen via het programma Beter Presteren nadrukkelijk hebben geïnves-
teerd in het verbeteren van contacten tussen ouders en school en het vergroten van
de ouderbetrokkenheid. Ouders zijn daardoor gestimuleerd zich in te zetten voor
de schoolloopbaan van hun kind én de verantwoordelijkheid te nemen voor de
ontwikkeling en opvoeding van hun kinderen.
7
15. Partnerschapscultuur
7. Volgens de literatuur is partnerscha p tussen ouders en school geen doel op zich,
maar een middel om het gezamenlijke belang te dienen: optimale omstandigheden
scheppen voor de ontwikkeling en het leren van kinderen. Onderlinge oudercon-
tacten kunnen een belangrijke rol spelen bij het bevorderen van de relatie tussen
ouders en school.
8. De invoering van een project als Ouderbetrokkenheid van het programma Beter
Presteren vraagt om het doorbreken van traditionele structuren en vraagt ook
vooral om te werken aan een andere schoolcultuur waarin accenten komen te lig-
gen op een ‘veranderingsgerichte cultuur’ en ‘resultaatgerichte cultuur’.
9. Volgens schoolleiders vertonen ouders niet altijd het verwachte en gewenste
onderwijsondersteunend gedrag thuis door onwil en soms ook omdat men geen
tijd heeft (eenoudergezinnen). Klachten van directies van Rotterdamse scholen
(bao en vo) over het functioneren van het educatief partnerschap met ouders zijn:
de lage opkomst bij ouderavonden, de communicatie over de leerlingonderste u-
ning thuis moeizaam verloopt, ouders zich niet altijd medeverantwoordelijk voe-
len voor het inleveren van het huiswerk en de verantwoordelijkheid voor het leren
exclusief bij de school leggen. Het is volgens directeuren bovendien soms lastig
om met ouders afspraken te maken en ouders houden zich niet altijd aan de ge-
maakte afspraken.
Partnerschapsbereidheid
10. De literatuurstudie geeft aanwijzingen dat de contacten tussen school en ouders
niet altijd verbeteren als leerkrachten hun verwachtingen in positieve zin bijstel-
len in de mate waarin ouders bijdragen kunnen leveren aan de onderwijsresultaten
van hun kinderen.
11. Uit de schriftelijke enquêtes onder directies en ouders blijkt dat schoolleiders in
het vo vaker dan ouders van mening zijn dat de leraren de ouderbetrokkenheid
stimuleren. Ouders in het vo ervaren minder vaak dan schoolleiders dat leraren
hen willen betrekken bij het onderwijs van hun kind.
12. Bijna alle schoolleiders stellen dat ouders welkom zijn op school. In het bao voe-
len Rotterdamse ouders en ouders in de rest van Nederland zic h ook geaccepteerd
op school. In het vo zegt echter een kwart van de ouders in Rotterdam en een
kwart van de ouders in de rest van Nederland zich niet welkom te voelen op
school.
8
16. Partnerschapsvaardigheid
13. De literatuurstudie toont aan dat voor een succesvolle relatie tussen ouders en
school het belangrijk is dat schoolteams over diverse strategieën beschikken om
met uiteenlopende soorten en groepen ouders om te gaan. Investeren in intercultu-
rele vaardigheden van leerkrachten en in het openstaan voor een diversiteit aan
vormen van ouderbetrokkenheid zijn essentieel voor het optimaliseren van de ou-
derbetrokkenheid en het verhogen van onderwijsprestaties in het programma Be-
ter Presteren.
14. Uit de schriftelijke enquêtes onder directies en ouders blijkt dat volgens school-
leiders ouders soms door onvermogen (zoals ongeletterdheid) het gewenste on-
derwijsondersteunend gedrag thuis niet kunnen vertonen, omdat ze de opdrachten
niet kunnen lezen.
15. Een belangrijke voorwaarde voor (educatief) partnerschap van ouders en school is
een goede communicatie. Ouders vinden het doorgaans belangrijk dat ze goed
kunnen communiceren met de leerkrachten en dat scholen naar hen luisteren en
hen serieus nemen. Zowel ouders en volgens schoolleider ook leraren ervaren bar-
rières in hun contacten. Schoolteams bieden vaak een 'one size fits all'-aanpak,
omdat ze niet altijd over de vereiste vaardigheden beschikken om maatwerk te le-
veren voor ouders met verschillende achtergronden.
16. Meer dan 80 procent van de schoolleiders onderschrijft de stelling dat scholen van
elkaar kunnen leren hoe ze een visie kunnen ontwikkelen op partnerschap van ou-
ders en school, hoe ze afspraken met ouders kunnen maken en hoe ze de bereid-
heid van het schoolteam kunnen vergroten om de samenwerking met ouders aan
te gaan.
Onderwijsresultaten
17. De gemeente Rotterdam stimuleert scholen om hun onderwijsresultaten te opti-
maliseren en de talenten van leerlingen maximaal te ontwikkelen. Uit de literatuur
kunnen we opmaken dat ouderbetrokkenheid wel wordt beschouwd als een van de
belangrijke componenten dan wel kenmerken van effectieve scholen. De resulta-
ten van onderzoeken naar het verband tussen ouderbetrokkenheid en leerprestaties
zijn (veelal) positief in het bao en het vo.
18. Uit de schriftelijke enquêtes onder directies en ouders blijkt dat volgens een derde
van de Rotterdamse schoolleiders in het bao en 15 procent van de schoolleiders in
het vo het project Ouderbetrokkenheid van het programma Beter Presteren (nu al)
heeft geleid tot aantoonbaar hogere onderwijsresultaten van leerlingen. Rond een
tiende van de schoolleiders in het bao en het vo ziet geen effecten. Meer dan de
9
17. helft van de schoolleiders in het bao en drie kwart van de schoolleiders in het vo
heeft nog geen mening over de effecten van het gevoerde Rotterdamse beleid.
Conclusies wat verbeterd kan worden in de Rotterdamse aanpak
Partnerschapsstructuur
1. Uit de literatuur weten we dat geïsoleerde, ad hoc activiteiten met betrekking tot
de stimulering van samenwerkingsrelaties en verbeteren van leerprestaties door-
gaans weinig succes opleveren. Het bevorderen van ouderbetrokkenheid gaat de
hele schoolgemeenschap aan en kan daarom het beste uitgewerkt worden in een
geïntegreerde planmatige aanpak, op basis van een behoefteanalyse en het vast-
stellen van wederzijdse prioriteiten, waarbij aandacht is voor het creëren van
draagvlak binnen het schoolteam..
2. De literatuurstudie laat zien dat scholen waar een groot vertrouwen is tussen
schoolteams en ouders (onderling), beter in staat zijn om de kwaliteit van hun on-
derwijs te verbeteren en daarmee de leerprestaties van kinderen te verhogen. Het
functioneren van educatief partnerschap kan op scholen worden geoptimaliseerd
door bij de intake duidelijker aan te geven wat de verwachtingen zijn van de
school, ouders beter te informeren (via ouderavonden, de ouderkamer), ouders in
de klas te laten kijken, vaker samen met ouders over onderwijsondersteunend ge-
drag van gedachten te wisselen, de ontwikkeling van de ouderbetrokkenheid jaar-
lijks op de agenda te zetten en doelen te stellen waaraan de school samen met ou-
ders moet werken.
3. Er zou in het project Ouderbetrokkenheid van het programma Beter Presteren
meer aandacht kunnen komen voor de individuele rechthebbende positie van ou-
ders, omdat daar in de praktijk onduidelijkheden over zijn. Bij de kennismakings-
en voortgangsgesprekken zouden schoolteams de belangrijkste rechten en plich-
ten van ouders (zoals informatierecht, hoorrecht, recht op participatie in school-
aangelegenheden, opvoedplicht, plicht zich te gedragen naar de normen van goed
ouderschap) en de resultaatgerichte cultuur van de school (nadrukkelijker) aan de
orde kunnen stellen in verband met het gewenste onderwijsondersteunend gedrag
van ouders thuis.
4. De literatuurstudie laat zien dat het versterken van onderlinge oudercontacten
(‘ouder-ouderverbanden’), de sociale controle en het aanboren van sociaal kapi-
taal (kennis, ervaring en netwerken) bij ouders positieve effecten heeft op de op-
voeding en de onderwijsresultaten van kinderen. Er zou in het project Ouderbe-
trokkenheid van het programma Beter Presteren meer aandacht kunnen worden
besteed aan ‘ouder-ouderverbanden’ om de onderwijsresultaten te optimaliseren.
10
18. 5. Er zou in het project Ouderbetrokkenheid van het programma Beter Presteren
(meer) aandacht kunnen komen voor de vrijwilligershulp van ouders op school,
het betrekken van ouders bij de besluitvorming (over de boogde innovaties bij ou-
derbetrokkenheid) op school en de participatie van ouders in de samenwerking
met de buurt als belangrijk onderdeel van een pedagogische infrastructuur, om
meer draagvlak te krijgen voor het optimaliseren van de ouderbetrokkenheid.
6. De focus in het project Ouderbetrokkenheid van Beter Presteren zou op scholen
waar ouders (na scholing) over de benodigde kennis en vaardigheden beschikken,
kunnen worden verbreed naar inspraak en medezeggenschap van ouders. De Wet
medezeggenschap op scholen biedt hiervoor genoeg mogelijkheden om maatwerk
te leveren.
7. Er is meer diepgang te geven aan de samenwerking tussen scholen en ouders door
de ouders ook écht serieus te nemen en te laten zien dat zij, als rolmodel met hun
‘ouderkracht’ een bijdrage kunnen leveren aan de gewenste resultaatgerichte cu l-
tuur van de school én de school als gemeenschap via onder andere het ‘partne r-
schapsteam’, de ouderraad en de (g) mr.
8. Oudercontactpersonen, -consulenten, ouderraden en ouders in inspraakorganen op
schoolniveau en stedelijk niveau zouden met een zekere frequentie en met een
minimum aan inspanning op een eigentijdse wijze via een digitaal ouderpanel uit-
genodigd kunnen worden mee te denken over het programma Beter Presteren.
Partnerschapscultuur
9. De literatuurstudie laat zien dat ouders het doorgaans belangrijk vinden dat ze
goed kunnen communiceren met de leraren en dat scholen naar hen luisteren en
serieus nemen. Scholen die een ‘open-deur-beleid’ voeren en actief contact zoe-
ken met ouders, kunnen helpen de drempel voor lager opgeleide ouders te verla-
gen om te participeren.
10. Schoolteams zouden eerst op schoolniveau dienen te onderzoeken hoe de ouders
de contacten met de school ervaren alvorens beleid te ontwikkelen.
11. Uit de literatuur blijkt een aanpak waarbij de school actief met lager opgeleide
ouders contact zoekt en luistert naar hun specifieke vragen en behoeften waar-
schijnlijk het meest succesvol is om hen bij het onderwijs te betrekken.
12. Bij het ontwikkelen van beleid zouden scholen specifiek aandacht kunnen beste-
den aan het vergroten van de contactmogelijkheden door eventueel op huisbezoek
te gaan en vooral te luisteren naar signalen van ouders wat betreft specifieke vra-
gen en behoeften om het contact te verbeteren, daar serieus op in te gaan en pro-
beren maatwerk te leveren.
11
19. 13. Leraren in het vo zouden naar ouders duidelijker moeten zijn dat zij welkom zijn
op school en hen betrekken bij het onderwijs van hun kind, omdat ouders de sig-
nalen van leraren niet altijd als zodanig opvatten.
14. Leraren in het bao zouden naar ouders duidelijker kunnen zijn dat hun onderwijs-
ondersteunend gedrag van invloed is op de leerprestaties van de kinderen , omdat
dit voor ouders niet altijd helder is.
15. Leraren zouden samen met ouders kunnen nagaan hoe op een eigen manier in-
houd en betekenis te geven aan principes als wederkerigheid, gedeelde verant-
woordelijkheid, vertrouwen, sociale binding en sociale controle bij de opvoeding
en het onderwijs aan de kinderen.
Partnerschapsbereidheid
16. Uit de literatuurstudie blijkt dat een effectieve aanpak om de relatie ouders en
school te optimaliseren bestaat uit het instellen van een actieteam (‘partnerschaps-
team’) waarin leerkrachten, ouders en lid van de schoolleiding zitting hebben en
dat de verantwoordelijkheid neemt voor de organisatie, implementatie en evalua-
tie van vormen van ouderbetrokkenheid
17. Voor een goede communicatie tussen ouders en school is het van belang om een
directiespreekuur te hebben en telefoonnummers en e-mailadressen van teamle-
den (met toestemming!) en van het partnerschapsteam op de website van de
school, in de schoolkrant en/of op het prikbord te zetten. Daarnaast zou de school
(meer) rekening kunnen houden met werkende ouders en (meer) huisbezoeken af-
leggen om contact te houden.
18. Schoolteams zouden kunnen investeren in het verbeteren van de kwaliteit van de
communicatie met ouders door duidelijke brieven te versturen, te reageren op
mails van ouders, terug te koppelen na ‘incidenten’ en initiatieven nemen om con-
tact te zoeken.
19. Bij het opstellen van schoolplannen om met lastig bereikbare groepen ouders
(ongeletterde ouders en eenoudergezinnen) te communiceren, is maatwerk ge-
wenst bij het inschakelen van ouderconsulenten, het organiseren van groepsbij-
eenkomsten met ouders over onderwijsondersteunend gedrag, de samenwerking
met andere onderwijs- en welzijnsinstellingen en het betrekken van ouders bij het
schoolbeleid.
Partnerschapsvaardigheid
20. De literatuurstudie geeft aanwijzingen dat vooral een autoritatieve opvoedstijl van
ouders (warmte bieden, grenzen stellen, gezaghebbend, maar niet autoritair optre-
den) en het bekrachtigen van goed gedrag, bemoediging, voorbeeldgedrag en in-
12
20. structie bijdraagt aan schoolsucces. Scholen kunnen ouders die een autoritaire op-
voedingsstijl hanteren en van hun kinderen strikte gehoorzaamheid en respect
verwachten, in plaats van dat de opvoeding gericht is het ontwikkelen van auto-
nomie en zelfvertrouwen wijzen op het volgen van een opvoedcursus.
21. Uit de literatuurstudie weten we dat een professionele school een professionele
leergemeenschap is die voortdurend de eigen praktijk onderzoekt om zo het on-
derwijs aan de leerlingen te verbeteren. Werken aan verhoging van onderwijsre-
sultaten vergt een professioneel klimaat op school. De professionalisering van le-
raren is een belangrijke randvoorwaarde voor succesvolle onderwijsverbetering
en past binnen een lerende organisatie.
22. De literatuurstudie laat ook zien dat volgens een vijfde van de schoolleiders in het
bao leerkrachten niet capabel zijn om ouders uit lagere sociale milieus te betrek-
ken bij het onderwijs. Verschillen in opvattingen over professioneel onderwijs en
de rol van de ‘ideale’ ouder liggen hieraan ten grondslag. Aanvullende training
voor Rotterdamse schoolleiders en leraren ligt in de rede om hen toe te rusten met
vaardigheden om de communicatie met lastig bereikbare ouders (eenoudergezin-
nen en ongeletterde ouders) te optimaliseren.
Onderwijsresultaten
23. De focus in het project Ouderbetrokkenheid van het programma Beter Presteren
zou er nadrukkelijker op gericht dienen te zijn om de schoolleiders in het bao en
het vo, die nog geen mening hebben over de effecten van het beleid op de onder-
wijsresultaten van leerlingen, van informatie te voorzien over welke rol educatief
partnerschap en onderwijsondersteunend gedrag van ouders kan hebben voor de
leerprestaties en hoe ze dat proces kunnen monitoren om te werken aan een
schoolcultuur waarin accenten komen te liggen op een ‘veranderingsgerichte cul-
tuur’ en ‘resultaatgerichte cultuur’.
13
21.
22. 2 Achtergronden
2.1 Inleiding
In dit rapport wordt het onderzoek beschreven naar het functioneren van het Rotte r-
dams beleid wat betreft relatie ouders en school. Paragraaf 2.2 geeft een beschrijving
van de aanleiding en het doel van het onderzoek. In paragraaf 2.3 wordt een globaal
analysekader geschetst. In paragraaf 2.4 vatten we het hoofdstuk beknopt samen.
2.2 Aanleiding en doel van het onderzoek
In Nederland is het politieke streven om de kwaliteit van het bao en het vo te verbe-
teren en tot de internationale top vijf te gaan behoren. In het overheidsbeleid is een
toenemende aandacht voor ouders als ‘educatieve partners’ van leraren om de bijdra-
gen zo veel mogelijk op elkaar af te stemmen. Doelen zijn de leerprestaties en het
welbevinden van de leerlingen te verbeteren en de leerlingen beter toe te rusten met
het oog op hun schoolloopbaan. Mede om deze reden is de positie van ouders de
afgelopen jaren versterkt door de introductie van de schoolgids, het klachtrecht, de
aanpassing van de medezeggenschapsregelingen en het recht op opvang.
Minister Van Bijsterveldt heeft op 29 november 2011 in een brief aan de voorzitter
van de Tweede Kamer in navolging van de Onderwijsraad geadviseerd vooral te
investeren in partnerschap tussen ouders en school. Het thema ouderbetrokkenheid
gaat voor haar echter over meer dan dat. Het gaat ook over de ouders als opvoeder, de
school als gemeenschap en het gezag van de leraar.
De Rotterdamse visie op onderwijs sluit nauw aan op die van het kabinet. In het Rot-
terdams onderwijsbeleid 2011-2014 is in het programma ‘Beter Presteren’ door
schoolbesturen en gemeente Rotterdam de ambitie uitgesproken de onderwijsresulta-
ten in Rotterdam dichterbij het landelijk gemiddelde te brengen. Met het programma
Beter Presteren investeert Rotterdam in meer leertijd, in de professionele school en in
15
23. ouderbetrokkenheid om de talenten van kinderen en jongeren ten volle te kunnen
benutten (Diender, 2012). 1
Multiculturele, grootstedelijk context
In Rotterdam wonen 600.000 inwoners. Rotterdam kent een waaier aan bijna 180
nationaliteiten; twee derde van de jeugd groeit op in families die oorspronkelijk niet
uit Nederland komen. Hoewel in Rotterdam veel tweede- en derde generatie immi-
granten wonen, wordt vaak thuis niet of nauwelijks Nederlands gesproken. Eén op de
drie leerlingen groeit op in een gezin met laagopgeleide ouders. Deze jongeren str o-
men beperkt door naar hogere vormen van onderwijs en lang niet allemaal halen zij
een startkwalificatie voor de arbeidsmarkt. (Ee n startkwalificatie is een havo of vwo-
diploma of een mbo-diploma vanaf niveau 2). Zo blijven talenten onbenut. Dat heeft
consequenties voor jongeren en voor de stad als geheel. De bevolkingssamenstelling
van de stad vormt een bijzondere uitdaging voor het onderwijs. 2
Verhoging onderwijsresultaten
De schoolbesturen en de gemeente hebben met elkaar besloten dat het Rotterdams
Onderwijsbeleid zich in de periode 2011-2014 richt op verhoging van de onderwijsre-
sultaten. De focus ligt op taal en rekenen; vakken die de basis vormen voor de ont-
wikkeling van ieder kind. Daarnaast is afgesproken dat op scholen, binnen schoolbe-
sturen, binnen de gemeente én onderling nog resultaatgerichter wordt gewerkt.
Uitgangspunten Rotterdams Onderwijsbeleid
Het Rotterdams Onderwijsbeleid 2011-2014 is gebaseerd op de volgende uitgangs-
punten:
Goed onderwijs is cruciaal voor talentontwikkeling. Kinderen moeten zich breed
kunnen ontwikkelen en tegelijk wordt focus aangebracht op de basisvaardigheden
taal en rekenen.
De school is de eenheid van verandering. Verhoging van de onderwijsresultaten
gebeurt op school, binnen de vier muren van het klaslokaal.
Het schoolbestuur en de school zijn verantwoordelijk voor de kwaliteit van het
onderwijs. De gemeente faciliteert en ondersteunt waar nodig om de resultaten te
verhogen.
1 De gemeente stelt, onder voorwaarden subsidie beschikbaar voor schoolbesturen, welzijnsinstellin-
gen en onderwijsondersteunende instellingen, die het onderwijs moeten steunen in het realiseren van
deze ambitie. Subsidie wordt verstrekt voor het behalen van resultaten van schoolbesturen, welzijn s-
instellingen en onderwijs ondersteunende instellingen voor zover de aanvraag betrekking heeft op
een school of instelling binnen de grenzen van de gemeente Rotterdam. Beleidsregel Onderwijs Rot-
terdam 2011-2012 Vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam op
8 februari 2011.
2 Programma Beter Presteren, Rotterdams Onderwijsbeleid 2011/2014, deel 1.
16
24. Het resultaat telt. Schoolbesturen, scholen, leraren en de gemeente werken resul-
taatgericht. Er worden concrete doelen afgesproken met zeggingskracht op schoo l-
niveau. Alle scholen zetten de komende jaren een stap omhoog.
Het Rotterdamse programma Beter Presteren werkt als een lerende organisatie en
wordt ondersteund door een klein programmabureau.
Rijksbeleid en gemeentelijk beleid versterken elkaar .
17
25. Doelstelling project Ouderbetrokkenheid
Ouderbetrokkenheid is één van de projecten die deel uitmaken van het programma
Beter Presteren. De doelstelling van het project is dat elke Rotterdamse school een
aantoonbare vooruitgang boekt op het gebied van de ondersteuning van het leerproces
door ouders:3
meer ouders vertonen effectief onderwijsondersteunend gedrag;
meer ouders zijn actief betrokken bij de schoolloopbaankeuzes van hun kinderen;
er is (een effectievere) afstemming tussen de ouders en de school om de onderwijs-
resultaten van de kinderen te bevorderen.
Om inzichtelijk te maken hoe scholen kunnen werken aan ouderbetrokkenheid vol-
gens de Rotterdamse koers is in het programma Beter Presteren voor ouderbetrok-
kenheid een menukaart opgesteld met handvatten en concrete voorbeelden. Zie Bijla-
ge 1 voor de menukaart.
2.3 Analysekader
2.3.1 Begrippen
Schoolbesturen en de gemeente Rotterdam leggen de lat de komende jaren hoog als
het gaat om het verhogen van de resultaten in het Rotterdamse onderwijs. Met Beter
Presteren investeert Rotterdam in meer leertijd, in de professionele school en in ou-
derbetrokkenheid om de talenten van kinderen en jongeren ten volle te kunnen benut-
ten (Diender, 2012).
De leertijd is in schooleffectiviteitsonderzoek een van de factoren waarover de mees-
te consensus bestaat als het gaat om de bijdrage aan de effectiviteit van het leerproces
(Hattie, 2007). Het gaat daarbij niet alleen om de tijd die op school wordt doorge-
bracht, maar ook de tijd buiten school, bijvoorbeeld thuis (huiswerk) of in clubver-
band. 4 Rotterdam biedt op drie momenten meer leertijd aan in de schoolloopbaan. In
de voor- en vroegschoolse educatie komen kinderen eerder in aanraking met de (Ne-
derlandse) taal. Leerlingen in het bao en het vo krijgen daarnaast extra leertijd. Ook
worden meer vakantiescholen opgezet, die zich richten op verbetering van de over-
3 Projectplan Ouderbetrokkenheid. Programma Beter Presteren. Oktober 2011.
4 In de VS is uitbreiding van de leertijd een speerpunt van het beleid van president Obama om onder-
wijsachterstanden te bestrijden. Dit omvat het verlengen van de schooldag en het schooljaar en het
aanbieden van naschoolse en zomerprogramma’s (Obama & Biden, 2008).
18
26. gangen tussen bao, vo en middelbaar beroepsonderwijs (mbo). De vakantieschool
biedt ook talentvolle leerlingen extra uitdaging en ontplooiingskansen. 5
De professionele school is een professionele leergemeenschap die voortdurend de
eigen praktijk onderzoekt om zo het onderwijs aan de leerlingen te verbeteren. Wer-
ken aan verhoging van onderwijsresultaten vergt een professioneel klimaat op school.
Leraren hebben hoge verwachtingen van hun leerlingen. Schoolleiding en leraren zijn
gemotiveerd. Zij worden in de professionele school door de schoolleiding toegerust
op een resultaatgerichte manier van werken (gesprek, apparatuur, opleiding). Goed
toegeruste leraren bereiken betere resultaten én staan met meer plezier voor de klas,
spreken elkaar aan en leggen rekenschap af over resultaten (Verbiest, 2004).
Goed toegeruste leraren zijn vakinhoudelijk deskundigen, bepalen het tempo in de
groepen, maken resultaatgerichte afspraken met ouders en beslissen welke leerlingen
overgaan naar de volgende klas en verantwoorden dit aan de ouders. De professiona-
lisering van leraren is een belangrijke randvoorwaarde voor succesvolle onderwijs-
verbetering en past binnen een lerende organisatie , Scholen kunnen daarnaast de
bekwaamheidseisen verder aanpassen aan het eigen beleid en de eigen visie (Fullan &
Levin, 2009; Van Kuijk, Van Gennip & Vrieze, 2009). De gemeente Rotterdam sti-
muleert scholen om hun onderwijsresultaten te optimaliseren en het talent van de
leerlingen maximaal te ontwikkelen. Het Topklassenteam, een team onderwijsspecia-
listen, biedt scholen support bij het bevorderen van resultaatgericht werken in scho-
len. De school bepaalt zelf wanneer de behoefte aan deze ondersteuning nodig is en
overlegt hiertoe met het schoolbestuur voor het doen van een subsidieaanvraag bij de
gemeente. 6
Ouderbetrokkenheid is de betrokkenheid van ouders (ouders, voogden en verzorgers
van leerlingen die aan de school zijn ingeschreven) bij de opvoeding en het onderwijs
van hun eigen kind, thuis (bv. voorlezen) en op school (bv. rapportbesprekingen
voeren met de leerkracht). Ouderparticipatie definiëren we als actieve deelname van
ouders aan activiteiten op school. We onderscheiden niet-geïnstitutionaliseerde vor-
men van ouderparticipatie (bv. leveren van hand- en spandiensten) en geïnstitutionali-
seerde vormen van ouderparticipatie (bv. zitting hebben in de ouderraad of de (ge-
meenschappelijke) medezeggenschapsraad.
5 Het uitbreiden van de leertijd, door bijvoorbeeld de schooldag te verlengen, hoeft niet noodzakelij-
kerwijs te leiden tot betere leeropbrengsten. Veel belangrijker is het hoe effectief de tijd wordt ing e-
vuld en benut; de kwaliteit van de leraar en het curriculum zijn doorslaggevend (Baker, Fabrega,
Galindo & Mishook, 2004).
6 Programma Beter Presteren, Rotterdams Onderwijsbeleid 2011/2014, deel 1.
19
27. De invoering van het programma Beter Presteren vraagt om het doorbreken van tradi-
tionele structuren en vraagt ook vooral om te werken aan een andere schoolcultuur
waarin accenten komen te liggen op een ‘veranderingsgerichte cultuur’ en ‘resultaat-
gerichte cultuur’ (vgl. Klaassen & Leeferink, 1998; Leeferink, Sleegers & Geijsel,
2003). Scholen kunnen in navolging van Quinn (1988) in vier typen worden onder-
scheiden, die elkaar niet uitsluiten, maar aanvullen:
Resultaatgerichte cultuur. Deze wordt gekarakteriseerd door de gerichtheid op de
taken die moeten worde n vervuld. Er heerst een competitieve sfeer.
Beheergerichte cultuur. Essentieel voor de ze cultuur zijn coördinatie en een ge-
structureerde wijze van omgaan met informatie.
Mensgerichte cultuur. Kenmerkend voor deze cultuur zijn teambuilding en coa-
ching.
Veranderingsgerichte cultuur. Essentieel zijn vernieuwing en onderhandeling.
In Figuur 2.1 worden de kenmerken van de vier typen school culturen vanuit verschil-
lende invalshoeken naast elkaar gezet.
Figuur 2.1 – Aspecten van schoolculturen
Culturen
Aspecten Resultaatgericht Beheergericht Mensgericht Veranderings-
gericht
Cultuurwaarden Koersbepaling/pro- Coördinatie, structu- Participatie, inzet, Vernieuwing,
duceren reel omgaan met moraal, openheid aanpassing
informatie
Prestaties Succes heb- Precisie van de leden Ontwikkeling, Initiatief, vooruit-
ben/scoren vooruitstreven van streven
de leden
Beoordeling Realisatie van Procedures volgen in Kwaliteit van de Bijdrage aan veran-
taken en doelen de uitvoering samenwerking dering
M achtsbron Kennis van zaken Kennen van de regels Geaccepteerd zijn Persoonlijk over-
wicht
Besluitvorming Inhoud Procedures Consensus Intuïtie
M otivatie De klus klaren Voldoen aan de regels Waardering en Creativiteit, ontwik-
respect keling
Bron: Quinn (1988)
De invoering van een veranderingsgerichte en resultaatgerichte cultuur zal waa r-
schijnlijk gevolgen hebben voor de positie van ouders.
20
28. 2.3.2 Positie van ouders
Ouders zijn de eerst verantwoordelijken voor het levensonderhoud en de opvoeding
van het kind. Het belang van een goede aansluiting van het onderwijs (en de opvoe-
ding) in de school op de opvoeding die ouders thuis geven, vormt de grondgedachte
waarop de onderwijsvrijheid is gebaseerd (Laemers, 1999; Zoontjens, 2003).
De belangrijkste rechten en plichten van ouders ten opzichte van het bevoegd gezag
van de school kunnen als volgt worden samengevat (zie o.m. Laemers, 2002; Lae-
mers, 2011; Cluitmans-Souren, 2008; Noorlander, 2005; Onderwijsraad 2010; Ver-
meulen & Smit, 1998):
Ouders zijn verantwoordelijk, dat wil zeggen; in rechte aanspreekbaar, voor de
opvoeding van hun kind. Krachtens artikel 245 van het Burgerlijk Wetboek zijn
ouders verplicht hun minderjarige kinderen te verzorgen en op te voeden.
Ouders zijn verplicht zich te gedragen naar de normen van goed ouderschap . Zij
moeten ervoor zorgen dat hun leerplichtige zoon of dochter op een school of on-
derwijsinstelling staat ingeschreven en erop toezien dat hun kind de school gere-
geld bezoekt. Vanaf 12 jaar is de jongere hier zelf medeverantwoordelijk voor.
De ouders hebben de verplichting om relevante informatie over het kind aan het
bevoegd gezag van de school te verstrekken. Als ouders hieraan geen gehoor ge-
ven, staat het bevoegd gezag echter weinig middelen ter beschikking om hier iets
aan te doen.
Ouders hebben het recht op informatie over het kind door het bevoegd gezag van
de school. Als het bevoegd gezag deze rechten niet respecteert, kan de ouder een
klacht indienen bij de klachtencommissie of bij de rechter. De ouders hebben ec h-
ter geen ongelimiteerd recht op informatie. Wanneer omstandigheden hiertoe aan-
leiding geven, kan het bevoegd gezag/de schoolleiding beslissen de directe com-
municatie tussen de ouders van een leerling en de groepsleerkracht (tijdelijk) te
verbreken en eventueel een afkoelingsperiode in te voeren. Onder omstandigheden
kan het recht op informatie van de wettelijk vertegenwoordiger in conflict komen
met het recht op privacy van het kind. De wettelijk vertegenwoordiger is echter a l-
leen in beeld, wanneer er een ontheffing uit de ouderlijke macht heeft plaatsgevo n-
den. Wanneer recht op informatie in strijd is met de privacy van het kind is moe i-
lijk te bepalen.
Ouders hebben het recht te worden gehoord (hoorrecht), in ieder geval wanneer het
bevoegd gezag voornemens is ingrijpende maatregelen te nemen ten aanzien van
het kind, wanneer zij van oordeel zijn dat dit in het belang is van het welbevinden
van hun kind op school en buiten school. Het mag de goede werking van de school
echter niet schaden.
21
29. Ouders hebben het recht op het verrichten van ondersteunende werkzaamheden
voor de school. Het bevoegd gezag moet deze gelegenheid bieden. De ouders die-
nen hierbij de aanwijzingen van de schoolleider en het onderwijzend personeel op
te volgen (art. 44 Wpo).
Ouders hebben het recht op participatie in schoolaangelegenheden. Dit recht vloeit
voort uit de positie van de ouder als uitoefenaar van het ouderlijk gezag over hun
kinderen en het democratiebeginsel (democratische legitimatie/draagvlak als voor-
waarde). Ouders hebben veelal inspraakmogelijkheden bij het beleid van de school
van hun keuze via medebestuur. In het bijzonder onderwijs zijn vele varianten mo-
gelijk, van zelfbestuur door ouders (via een vereniging of coöperatie) tot bestuur
geheel buiten het gezichtsveld van de ouders (stichting). Ouders van leerlingen op
openbare scholen kunnen via het gemeentebestuur, of een openbare rechtspersoon,
voor hun belangen opkomen. 7 Als het gaat om medezeggenschap kunnen ouders
zitting nemen in de (G)MR. Ouders in de (G)MR hebben mogelijkheden om mede
sturing te geven aan het beleid van de instelling op basis van de algemene be-
voegdheden (WMS artikel 6), instemmingbevoegdheden (WMS artikel 10) en ad-
viesbevoegdheden (WMS artikel 11).
Ouders kunnen een rol spelen in het onderwijs bij onderwijsinnovaties als mede-
vormgevers via het bestuur, de (G)MR en als kritische consumenten/rechthebbende
cliënten, eisen stellen aan de producten van scholen.
Ouders en school vormen een belangrijk onderdeel van een netwerk, een pedagogi-
sche infrastructuur, dat rond de leerlingen is gesponnen (Putman, 2000). Omdat tradi-
tionele sociale verbanden waarin mensen leven en waarin de jeugd wordt grootge-
bracht, zoals netwerken van school, gezin, kerk, jeugd- en jongerenwerk, aan het
vervagen zijn of in het geheel niet meer bestaan, zou volgens de Raad voor Maat-
schappelijke Ontwikkeling (RMO) het van oorsprong Afrikaanse gezegde ‘It takes a
village to raise a child’ een nieuwe, moderne, inhoud dienen te krijgen. Alle betrok-
kenen bij onderwijs en opvoeding zouden op een eigentijdse manier inhoud en bete-
kenis dienen te geven aan ‘village’ principes, zoals wederkerigheid, gedeelde verant-
woordelijkheid, vertrouwen, sociale binding en sociale controle (RMO, 2001).
7 Het openbaar onderwijs wordt van ‘overheidswege’ (vorm)gegeven door regels die gelden voor de
overheid. Het is mogelijk om het bestuur van het openbaar onderwijs privaatrechtelijk vorm te g e-
ven. Er moet in dat bestuur dat wel sprake zijn van een overwegende overheidsinvloed’ dat wil zeg-
gen dat de gemeenteraad een overheersende invloed heeft op de werkwijze en samenstelling van het
bestuur.
22
30. De Onderwijsraad (2010) onderscheidt drie posities van ouders: de individuele recht-
hebbende positie, de positie van de ouder als schoolpartner en de positie als lid van
ouder-ouderverbanden.
1. Individuele rechthebbende positie
De ouders dragen bij de toelating van het kind tot de school deels hun opvoedkundige
taak over aan de school. De relatie ouders en bevoegd gezag valt in deze context te
verdelen in de sfeer waarbinnen alleen ouders of de school tot opvoeding bevoegd
zijn en de sfeer waarbinnen de opvoedingsverantwoordelijkheden van de school en de
ouders elkaar overlappen. Juist binnen deze laatste sfeer is coöperatie wezenlijk
(Noorlander, 2005).
2. Positie als schoolpartner
Internationaal wordt het begrip ‘partnership’ gehanteerd, met rechten en plichten, met
onderscheiden eindverantwoordelijkheden en met gemeenschappelijke doelen van
scholen en ouders (Epstein, 2001; Ho Sui Chu, 2007; Montandon, 1997; Ravn, 2003).
Gemeenschappelijke doel van scholen en ouders is het creëren van optimale omstan-
digheden voor de schoolloopbaan van de leerlingen door het sociaal kapitaal van
ouders aan te boren dat in een schoolgemeenschap aanwezig is om de partnerschap
vorm te geven.
Sociaal kapitaal heeft betrekking op de kwaliteit van sociale relaties, groepslidmaat-
schappen, formele en informele netwerken, gedeelde normen, vertrouwen, wederke-
righeid en bereidheid zich in te zetten voor de gemeenschap (Coleman, 1988). Bevor-
derlijke factoren zijn: wederzijdse verwachtingen en verplichtingen, beschikbare
informatie, normen van wederkerigheid, doelgerichte samenwerking, burgerlijke
inzet, en sociaal vertrouwen. Participatie in sociale netwerken en vertrouwen zijn
belangrijke, beslissende factoren voor maatschappelijk engagement, c.q. vrijwilli-
gerswerk (Coleman, 1988; De Winter, 2011; Mendel, 2001; Perna & Titus, 2005;
Smit, Driessen, Sluiter & Meijvogel, 2007).
Een barrière voor partnerschap is dat ouders vaak worden gezien als één homogene
groep, waarbij een ‘one-size-fits-all’-aanpak in de communicatie en de samenwer-
king, gedefinieerd vanuit een middenklasse-perspectief, volstaat (Grozier, 2001;
Sikkes, 2009). Vragen van ouders over de opvoeding worden vaak vertaald in een
behoefte aan professionele hulp van beproefde interventies. Maar deze zijn vaak niet
nodig, omdat veel gezinnen over eigen hulpbronnen en ideeën beschikken om pr o-
blemen aan te pakken (Van der Wolf, 2011).
3. De positie als lid van ouder-ouderverbanden
Onder ‘ouder-ouderverbanden’ worden de onderlinge oudercontacten verstaan welke
kunnen bijdragen aan het versterken van de relatie tussen ouders en school. Het st i-
23
31. muleren van onderlinge oudercontacten samen met het bieden van mogelijkheden
voor ouders om eigen vaardigheden te ontwikkelen biedt ouders meer mogelijkheden
om een actieve rol te vervullen binnen de samenwerking met de school. Het verste r-
ken van onderlinge oudercontacten, de sociale controle en het sociaal kapitaal (hulp-
bronnen en ideeën) heeft positieve effecten op de opvoeding en de onderwijsresulta-
ten van kinderen (Ainsworth, 2002; Lewis, Kim & Bay, 2010; Moritsugu, Wong &
Duffy, 2010; Putnam, 2000; Warren, Rubin, & Sychitkokhong, 2009). Scholen die
hogere niveaus van relationeel vertrouwen tussen schoolteams en ouders (onderling)
hebben, zijn beter in staat om de kwaliteit van hun onderwijs te verbeteren en daar-
mee de leerprestaties van kinderen te verhogen (Warren, Hong, Rubin, & Sychitko k-
hong, 2009).
Een belangrijke voorwaarde voor partnerschap ouders-school is goede communicatie.
Ouders vinden het doorgaans belangrijk dat ze goed kunnen communiceren met de
leraren en dat scholen naar hen luisteren en serieus nemen (Smit e.a. 2007, 2008; Van
Gennip, 2009). Een aanpak waarbij de school actief met lager opgeleide ouders con-
tact zoekt en luistert naar hun specifieke vragen en behoeften is waarschijnlijk het
meest succesvol om hen bij het onderwijs te betrekken (Lopez, G., Scribner, J. &
Mahitivanichcha, K. (2001). Er is internationaal een trend dat ouders en onderwijsin-
stellingen bij de inschrijving van de leerling hun wederzijdse verwachtingen op pa-
pier zetten in een ‘home school contract’, dat zij vervolgens op gezette tijden bijste l-
len, afhankelijk van de ontwikkeling die de leerling doormaa kt (Smit, Driessen,,
Sluiter & Brus, 2008).
2.3.3 Strategische begrippen binnen programma Beter Presteren
In paragraaf 2.3.1 zijn we al kort ingegaan op de betekenis van de begrippen rond het
programma Beter Presteren. In deze paragraaf leggen we een relatie tussen strategi-
sche begrippen binnen het programma Beter Presteren en ouderbetrokkenheid.
Schoolbesturen en gemeente Rotterdam hebben als collectieve ambitie dat het Rotter-
dams Onderwijsbeleid in de periode 2011-2014 is gericht op verhoging van de on-
derwijsresultaten. Scholen, schoolbesturen en de gemeente gaan resultaatgerichter
werken. De focus ligt op taal en rekenen. 8
8 De noodzaak van gezamenlijke betrokkenheid van ouders en school bij de ontwikkeling van een
kind wordt breed gedeeld door scholen, beleidsmakers, onderzoekers en onderwijsondersteunende
instellingen in Rotterdam. Zie Programma Beter Presteren, Rotterdams Onderwijsbeleid
2011/2014, deel 1.
24
32. De speerpunten in het beleid van het programma Beter Presteren zijn meer leertijd, de
professionele school en ouderbetrokkenheid en is gericht op het realiseren van betere
onderwijsresultaten van leerlingen door ouders meer te betrekken bij de schoolont-
wikkeling van hun kinderen. Bij ouderbetrokkenheid gaat het in het programma Beter
Presteren om het stimuleren van ‘onderwijsondersteunend gedrag’ van ouders thuis
en het stimuleren van ´educatief partnerschap´ van school en ouders.
Onderwijsondersteunend gedrag van ouders thuis heeft betrekking op betrokkenheid
bij de ontwikkeling van het kind, betrokkenheid bij de school, het communiceren met
hun kind over zaken die op school gebeuren, zorg dragen voor een rijke leeromgeving
voor hun kinderen thuis en in de vrije tijd, een goede plek om huiswerk te maken en
dat er iemand is die ze ondersteunt bij het maken en plannen van dat huiswerk. He t
achterliggende idee is dat alle ouders door hun onderwijsondersteunend gedrag kun-
nen bijdragen aan de onderwijsresultaten van hun kinderen (Desforges & Abouchaar,
2003; Sheldon, 2002; Deslanders & Rousseau, 2007).
Ouders kunnen als rolmodel een groot aantal rollen vervullen in verband met de af-
fectieve en cognitieve ontwikkeling van kinderen in verband met de voorbereiding op
het onderwijs, het informeren van de school en elkaar support verlenen (Lueder,
1998). Zie Figuur 2.2.
Figuur 2.2 – Rollen van ouders bij de affectieve en cognitieve ontwikkeling van hun
kind en in relatie tot de school
Rollen Doelen
Opvoeder Het creëren van een omgeving waarin het kind zich fysiek, psychisch en emotioneel
kan ontwikkelen.
Communicator’ Het in gang zetten en onderhouden van positieve contacten tussen school en gezin.
Leraar Het kind helpen in zijn morele, intellectuele, emotionele en sociale ontwikkeling.
Ondersteuner Het actief ondersteunen van leeractiviteiten van het kind thuis en binnen het onderwijs-
programma van de school.
Lerende Het verwerven van nieuwe kennis en vaardigheden die de cognitieve en sociale
ontwikkeling van het kind direct en indirect bevorderen.
Adviseur Het kind met wijze raad bijstaan, zowel in persoonlijke als in schoolse kwesties.
Beschermer Voor het kind opkomen en zijn belangen verdedigen.
Samenwerken Effectief met de school en de gemeenschap samenwerken in het oplossen van
problemen, het nemen van beslissingen en het vormgeven aan het ontwikkelen van
het schoolbeleid.
25
33. Het project Ouderbetrokkenheid richt zich op de inzet van scholen om het onderwijs-
ondersteunend gedrag van ouders ten aanzien van hun eigen kinderen te bevorderen
met het oog op betere onderwijsresultaten. Speciale aandacht wordt besteed aan de
intensieve betrokkenheid van ouders bij hun kinderen tijdens de keuze- en schakel-
momenten door het ontwikkelingsperspectief en de toekomstwensen en -mogelijk-
heden van leerlingen structureel onderwerp van gesprek te maken met ouders en
leerlingen.
Onderwijsondersteune nd gedrag van ouders gaat in essentie om het volgende 9:
steunen, sturen, stimuleren;
communiceren met het kind over schoolgerelateerde zaken;
hoge maar ook reële verwachtingen uitdragen ten aanzien van de onderwijsresulta-
ten van het kind;
een rijke leeromgeving creëren in de vrije tijd (ten behoeve van informeel leren) ;
overleggen en afstemmen met de leerkracht/mentor over de ontwikkeling en o n-
derwijsresultaten van het kind.
Bij oudere kinderen thuis mogelijkheden creëren om te studeren en dat kinderen
ondersteuning krijgen bij het maken en plannen van huiswerk (van ouders of van
anderen). Niet alle ouders hebben het brede scala aan mogelijkheden en vaardigheden
om hun kind te stimuleren. Het uitgangspunt is dat alle ouders door hun onderwijson-
dersteunend gedrag kunnen bijdragen aan de onderwijsresultaten van hun kinderen. 10
9 Projectplan Ouderbetrokkenheid. Programma Beter Presteren. Oktober 2011.
10 Het is volgens De Ruiter e.a. (2006) onjuist te veronderstellen dat de contacten zullen verbeteren
tussen school en ouders door de verwachtingen van leerkrachten te verhogen dat alle ouders kunnen
bijdragen aan de onderwijsresultaten van hun kinderen. Binnen de schoolorganisatie hebben ver-
wachtingen van leerkrachten over ouders een bepaalde functie en inbedding; er vormen zich gro e-
pen van leerkrachten met eenzelfde beeld. Het niet-bespreken van de normativiteit die gepaard gaat
met het toeschrijven van kenmerken aan ouders en leerkrachten leidt tot de instandhouding van de
problematische contacten met ouders.
26
34. Partnerschap tussen ouders en school is geen doel op zich, maar een middel om het
gezamenlijke belang te dienen: optimale omstandigheden scheppen voor de ontwik-
keling en het leren van kinderen. Epstein (2001) onderscheidt met betrekking tot
partnerschap zes typen van ouderbetrokkenheid: helpen opvoeden, communiceren
met de instelling, vrijwilligershulp op de instelling, leren thuis, betrekken bij besluit-
vorming op de instelling, en samenwerking met de gemeenschap. 11 De laatste jaren is
er meer dan voorheen aandacht voor de rol van ouders als competente burgers binnen
een sociale gemeenschap (‘actief burgerschap’) en de scholen te verbinden met de
omringende samenleving, omdat scholen dan effectiever functioneren (De Winter,
2011; Vogels, 2002; Herweijer & Vogels, 2004; Noguera 2008; Smit & Doesborgh,
2001; Smit, Driessen & Doesborgh, 2002, 2004).
De realisering van de doelen van partnerschap vraagt om een wederzijdse betrokke n-
heid van ouders en school, van meet af aan een zorgvuldige communicatie én een
wederzijdse investering. Scholen hebben de taak om te zorgen dat ouders goed geïn-
formeerd worden, dat ze ervaren dat ze welkom zijn op school, dat ze als gelijkwaa r-
dige partners worden beschouwd, dat hun inzet ertoe doet om de opvoeding/leren
thuis en school op elkaar af te stemmen, de onderwijsresultaten te verbeteren en de
schoolloopbaan te optimaliseren. Zo doen de scholen de eerste aanzet tot een pedago-
gisch, educatief en onderwijskundig partnerschap met ouders ( Epstein 2001, Epstein.
e.a., 2002; Lusse, 2011; Hoover-Dempsey e.a., 2005; Onderwijsraad, 2010; Smit,
2011, 2012; Van der Schaaf & Van den Berg 2008; Warren e.a., 2009).
Voor doelen, inhoud en beoogde effecten van partnerschap ouders en school, zie
Figuur 2.3.
11 Een kritiek op Epsteins theorie is dat ze is geformuleerd vanuit het perspectief van de school
(school-geïnitieerde betrokkenheid), en minder vanuit de ouders (gezinsgeïnitieerde betrokkenheid)
(Driessen, Smit & Sleegers, 2005). Bovendien leunt ze sterk op het deficiet-model (vgl. McCollum,
1996). Vanuit dat perspectief zijn ze dan sterk prescriptief: die middenklasse is dan de norm en de
programma’s zijn er op gericht ook lager milieu en allochtone gezinnen die ‘culturally-appropriate’
norm te laten bereiken. Maar niet alleen wordt het doel vanuit dat perspectief gedefinieerd, ook
geldt dat voor de werkwijze (Jordan, Orozco & Averett, 2001). Een probleem hierbij is dat ouders
van uiteenlopende etnische en culturele groepen verschillende vormen van ouderbetrokkenheid
praktiseren, die niet altijd als zodanig herkend worden door ‘mainstream’ scholen. De leerkrachten
van deze scholen vinden dan dat deze ouders niet betrokken zijn bij het onderwijs aan hun kinderen.
Maar in feite komt het er op neer dat de ouders niet voldoen aan de verwachtingen van de leerkrach-
ten, i.c. het beeld dat de leerkrachten hebben van wat ouderbetro kkenheid zou moeten inhouden
(Martinez & Velazquez, 2000; Boijink, 2007).
27
35. Figuur 2.3 – Doelen, inhoud en beoogde effecten van partnerschap ouders en school
Doelen Inhoud Beoogde effecten
Ouderbetrokkenheid: opvoeding en leren thuis, communicatie met school
Educatieve School en ouders stemmen hun visie op Opvoeding/leren thuis en school op
doelen de opvoeding en sturing van kinderen elkaar afstemmen, beter inspelen op
op elkaar af en beiden nemen daarin hun motivatie- en leerproblemen.
aandeel: pedagogisch partnerschap. Ouders zijn beter in staat om opvoed-
Ouders (onderling) en school hebben vraagstukken (in het eigen, informele
regelmatig contact met de school over netwerk) op te lossen of te voorkomen.
de ontwikkeling van de kinderen die ze
thuis ondersteunen: educatief partner-
schap.
Onderwijskundige Ouders (onderling) ondersteunen de Verbeteren onderwijsresultaten van de
doelen leerontwikkeling van hun kind thuis en leerling.
spelen een rol bij het maken van keuzes Optimalisering van de schoolloopbaan
van een school, profiel, sector en ver- van de leerling.
volgopleiding: ondersteunend gedrag
van ouders; onderwijskundig partner-
schap.
Ouderparticipatie: vrijwilligerswerk*, deelname besluitvorming, samenwerking met gemeenschap
Organisatorische Ouders leveren een bijdrage aan het Bijdrage leveren aan taakuitvoering
en onderwijskun- reilen en zeilen van de school. Ze schoolteam.
dige doelen voeren activiteiten onder verantwoorde- Verbeteren onderwijsresultaten van de
lijkheid van leraren op school uit: leerling.
organisatorisch partnerschap.
Democratische Ouders denken en beslissen informeel Mede richting geven aan beleids- en
doelen en formeel mee met het schoolteam uitvoeringsbeslissingen.
over het beleid op diverse niveaus De school legt verantwoording af over
binnen de schoolorganisatie via bij- haar werk aan de ouders.
voorbeeld een ouderpanel, de ouder-
raad, de medezeggenschapsraad: demo-
cratisch partnerschap.
Maatschappelijke Ouders (onderling) en schoolteam Verankeren van de school binnen de
doelen leveren een bijdrage aan activiteiten wijk, de buurt, het dorp, of het stads-
binnen de school, de wijk, de buurt, het deel.
dorp, of het stadsdeel als onderdeel van
een pedagogische infrastructuur: maat-
schappelijk partnerschap.
* Vrijwilligerswerk is: werk waarvoor niet betaald wordt, dat niet beroepshalve wordt verricht, dat geen
vaste arbeidsplaats inneemt, dat niet concurrerend is met betaald werk en dat niet meer dan 20 uur per
week inneemt.
28
36. 2.3.4 Rotterdamse actieplan optimaliseren ouderbetrokkenheid en verhogen
onderwijsresultaten
Het Rotterdamse project Ouderbetrokkenheid beoogt een aanjaagfunctie te hebben:
het agendeert het onderwerp ouderbetrokkenheid, het motiveert en inspireert tot actie,
het faciliteert uitwisseling, verspreidt succeservaringen en draagt zorg voor de be-
schikbaarhe id en/of ontwikkeling van concrete instrumenten. Ook zorgt het project
voor de verbinding met andere projecten, programma’s en lijnactiviteiten. 12
De basisingrediënten van het project Ouderbetrokkenheid voor het optimaliseren van
de ouderbetrokkenheid en verhogen van onderwijsprestaties zijn educatief partner-
schap en onderwijsondersteunend gedrag van ouders thuis (onderwijskundig partner-
schap).
Daarbij besteedt de gemeente Rotterdam in het project Ouderbetrokkenheid expliciet
aandacht aan intakegesprekken/startgesprekken en de rol van ouders bij de keuze en
wisselmomenten in de schoolloopbaan van hun kinderen: hun betrokkenheid bij de
keuze van een school, profiel, sector en vervolgopleiding.
Wanneer een leerling op een school wordt ingeschreven vindt een gesprek plaats
tussen ouders, school en eventueel de leerling. Er worden afspraken gemaakt over wat
school, ouders en leerling van elkaar mogen verwachten en waarop ze aanspreekbaar
zijn. 13 Belangrijk is dat tussen ouders en school een open relatie ontstaat die bijdraagt
aan de ontwikkeling van het kind.
School-oudercontracten kunnen helpen om de ouderbetrokkenheid te vergroten. De
afspraken uit het startgesprek kunnen worden vastgelegd in een contract. De school
bepaalt of zij ouders een dergelijk contract laat ondertekenen. Ouders kunnen daar
ook zelf om vragen.
School-oudercontactpersonen en ouderconsulenten kunnen een rol spelen om de
relatie tussen school en ouders te verstevigen op scholen met leerlingen uit wijken
12 Projectplan Ouderbetrokkenheid. Programma Beter Presteren. Oktober 2011.
13 Uitgangspunten voor partnerschap ouders en school zijn gebaseerd op de resultaten van opvoedd e-
batten die in Rotterdam zijn georganiseerd in het kader van het Rotterdams Onderwijsbeleid 2006-
2010. Ouders zorgen er bijvoorbeeld voor dat hun kind voldoende Nederlands spreekt, voordat het
naar de basisschool gaat en dat zij regelmatig met de school bespreken hoe het met hun kind gaat.
Scholen informeren ouders over de school en de schoolresultaten van hun kind. Zij betrekken ou-
ders bij keuzemomenten in de schoolloopbaan: de overgang aar een andere school, profielkeuze, b e-
roepsrichting of bij een doorverwijzing naar het speciaal onderwijs.
29
37. met een sociale achterstand. Schoolbesturen ondersteunen deze functionarissen met
opleiding en begeleiding.
Resultaten
Concreet levert het Rotterdamse project Ouderbetrokkenheid de volgende resultaten
op: 14 ‘mindset’ ouderbetrokkenheid Rotterdam (informatie naar alle scholen, menu-
kaart van interventies), maatwerk op scholen (advies op maat voor scholen, kwali-
teitskaders), themarondes ouderbetrokkenheid Rotterdam (inhoudelijke verdieping,
ambassadeurs, speciale aandacht MBO), versterking bestaande initiatieven ouderbe-
trokkenheid (o.a. topklasse, groep nul, kwaliteitssprong op zuid, initiatieven deelge-
meente Hoogvliet e.a.), aanzet voor aanpak moeilijk bereikbare ouders (samenwer-
king met zorg, diversiteit in aanpak), advies ten aanzien van subsidieverlening
(ouderbetrokkenheid, ouderconsulenten en schooloudercontactpersonen), resultaatme-
ting over het project gericht op verhoging onderwijsresultaten.
2.4 Samenvattend
Ouders en school hebben een gezamenlijk belang: zo gunstig mogelijke voorwaarden
scheppen voor de ontwikkeling en het leren van kinderen. Ouders beschikken over
kennis van hun kinderen en kennen meestal het beste de kansen en bedreigingen voor
hun kind. Scholen zouden gebruik moeten maken van de kennis van ouders om de
onderwijsresultaten te verbeteren. Dit betekent op basis van vertrouwen en hoge
verwachtingen intensief samen te werken bij de opvoeding en het realiseren van ho-
ge(re) onderwijsprestaties van de kinderen.
De gemeente Rotterdam heeft er voor gekozen om een kwaliteitssprong in het onder-
wijs te maken met de ouders als educatieve ‘schoolpartners’ van de scholen en de
onderwijsondersteuning van ouders thuis te stimuleren. Dit vereist een cultuurveran-
dering.
Het Rotterdamse perspectief op partnerschap van ouders en school is gericht op de
positie van de ouder als ‘schoolpartner’. De individuele rechthebbende positie van
ouders, de positie van ouders als lid van ‘ouder-ouderverbanden’, de vrijwilligershulp
van ouders op school, het betrekken van ouders bij de besluitvorming (over de boo g-
de innovaties bij ouderbetrokkenheid) op school en de participatie van ouders in de
samenwerking met de buurt als belangrijk onderdeel van een pedagogische infrastruc-
14 Projectplan Ouderbetrokkenheid. Programma Beter Presteren. Oktober 2011.
30
38. tuur vallen buiten het beeld van het project ouderbetrokkenheid in het programma
Beter Presteren.
De producten van het Rotterdamse project ouderbetrokkenheid zijn: discussies, in-
formatie en adviezen over ouderbetrokkenheid, aanzet tot de aanpak van moeilijk
bereikbare ouders en van de resultaatmeting verhoging van onderwijsresultaten.
31
39.
40. 3 Onderzoeksopzet
3.1 Inleiding
Paragraaf 3.2 geeft een beschrijving van de aanleiding en het doel van het onderzoek.
In paragraaf 3.3 komt de centrale vraagstelling aan de orde. De onderzoeksopzet en
-uitvoering wordt besproken in paragraaf 3. 4. In paragraaf 3.5 ten slotte, wordt de
verdere opbouw van het rapport beschreven.
3.2 Aanleiding en doel van het onderzoek
Aanleiding
Het Rotterdamse beleid is er op gericht om scholen in samenwerking met de ouders
de talenten van kinderen optimaal te laten ontwikkelen. Er is op dit gebied veel o n-
derzoek verric ht dat laat zien dat ouderbetrokkenheid positieve effecten heeft, maar
het ontbreekt aan een analyse wat onderwijsondersteunend gedrag van ouders thuis en
educatief partnerschap voor de leerprestaties kan betekenen in een multiculturele,
grootstedelijke context.
Doel
Doel van het onderhavige onderzoek vast te stellen welke beleidsaanpak wat betreft
ouderbetrokkenheid leidt tot hogere onderwijsprestaties, of de Rotterdamse aanpak op
scholen en bij ouders is ‘geland’, wat de ervaringen zijn in vergelijking met de ouder-
betrokkenheid met andere scholen in Nederland.
3.3 Centrale vraagstelling
Voortvloeiend uit het voorafgaande kan de centrale vraagstelling van het onderzoek
als volgt worden geformuleerd:
1. Wanneer leidt beleid om onderwijsondersteunend gedrag van ouders en educatief
partnerschap tussen ouders en school te optimaliseren, in een multiculturele groot-
stedelijke context, tot aantoonbaar hogere onderwijsresultaten; wat zijn de succes-
factoren?
2. Landt de Rotterdamse aanpak op scholen? Herkennen ouders de Rotterdamse
aanpak en wat zijn hun ervaringen?
33
41. 3. In welke mate zij er verschillen tussen Rotterdamse scholen en de rest van Nede r-
landse scholen wat betreft het stimuleren van de betrokkenheid van ouders bij het
onderwijs van hun kinderen?
4. Hoe is het oordeel over de kwaliteit van de relatie ouders en school?
5. Leidt het Rotterdamse beleid ten aanzien van ouderbetrokkenheid tot hogere on-
derwijsresultaten?
6. Wat kan verbeterd worden in de Rotterdamse aanpak?
De onderzoeksvragen worden uitgesplitst naar schoolsoort (bao en vo). Zie Schema 3.1.
Schema 3.1 – Overzicht specificatie onderzoeksvragen Rotterdams beleid wat betreft
de relatie ouders en school naar bao en vo
Ouderbetrokkenheid
(Rotterdam en landelijk)
Deel Onderdeel po vo
Literatuuronderzoek
Deel A Wanneer leidt beleid om onderwijsondersteunend gedrag van x x
ouders en educatief partnerschap tussen ouders en school te
optimaliseren in een multiculturele, grootstedelijk context tot
aantoonbaar hogere onderwijsresultaten? Wat zijn de succes-
factoren?
Surveyonderzoek
Deel B Landt de Rotterdamse aanpak op scholen? x x
In welke mate zijn er verschillen tussen Rotterdamse scholen
en de rest van Nederlandse scholen wat betreft het stimuleren
van de betrokkenheid van ouders bij het onderwijs van hun
kinderen? Herkennen ouders de Rotterdamse aanpak en wat
zijn hun ervaringen?
Deel C Hoe is het oordeel over de kwaliteit van de relatie ouders en x x
school?
Deel D Leidt het Rotterdamse onderwijsbeleid ten aanzien van ouder-
betrokkenheid tot hogere onderwijsresultaten? Wat kan verbe-
terd worden aan de |Rotterdamse aanpak?
Deel E Achtergrondgegevens x x
34
42. 3.4 Onderzoeksopzet en /uitvoering
3.4.1 Literatuurstudie
Om een antwoord te geven op de vraag wanneer het beleid om onderwijsondersteu-
nend gedrag van ouders e n educatief partnerschap tussen ouders en school te optima-
liseren in een multiculturele, grootstedelijk context leidt tot aantoonbaar hogere on-
derwijsresultaten én wat de succesfactoren zijn, is een internationale literatuurstudie
uitgevoerd.
De literatuurstudie borduurde voort op ITS-onderzoeken naar het functioneren van
ouderbetrokkenheid in Rotterdam (Smit & Driessen, 2002; Smit, Driessen & Doe s-
borgh 2004) en de bevindingen van de Kenniswerkplaats (Lusse, 2011, 2012). 15 De
onderhavige studie richt zich op de basisschoolfase en voortgezet onderwijs. Het
onderzoek is gefocust op de ervaringen in de afgelopen twee decennia, waarbij de
volgende werkwijze wordt gehanteerd:
Er is in de literatuur gezocht rond de thema’s ‘onderwijsondersteunend gedrag’ en
‘educatief partnerschap in een multiculturele, grootstedelijke context’ en de ‘leer-
prestaties van leerlingen’. Deze zoektermen, combinaties daarvan en hun Engelsta-
lige equivalenten vormden de input voor de searches.
De literatuurstudie was gericht op Nederland, België (Vlaanderen), Engeland,
Zweden, Denemarken, Finland, Noorwegen, Canada en de Verenigde Staten. Voor
deze landen is gekozen, omdat met name in de VS veel onderzoek is verricht en
anderzijds omdat de situatie in deze landen op bepaalde aspecten vergelijkbaar, dan
wel juist interessant is vanwege een lange traditie.
Voor de selectie van de op te nemen studies zijn de volgende criteria aangehouden:
het moet om wetenschappelijk onderzoek gaan;
het onderzoek moet voldoen aan gangbare methodologische criteria, met duidelijk
omschreven begrippen van ouderbetrokkenheid, ouderparticipatie, onderwijsonde r-
steunend gedrag van ouders en educatief partnerschap tussen ouders en school.
15 De Kenniswerkplaats Rotterdams Talent is in 2010 is opgericht door de Erasmus Universiteit en de
gemeente Rotterdam en bestaat verder uit de Hogeschool Rotterdam, Hogeschool INHolland, de
CED-groep, Zadkine, Albeda en de dienst Jeugd, Onderwijs en Samenleving van de gemeente Rot-
terdam.
35
43. Analyse en beschrijving
Bij de analyse en beschrijving van de literatuursearch naar de effecten van het stimu-
leren van onderwijsondersteunend gedrag en educatief partnerschap van ouders en
school in een multiculturele, grootstedelijke context is gebruik gemaakt van eerder
gepubliceerde overzichtsstudies, omdat op deze wijze resultaten van (zeer) veel af-
zonderlijk studies op een efficiënte wijze kunnen worden samengebracht. De litera-
tuurstudie biedt een interpretatiekader voor de resultaten van het onderzoek onder
schoolleiders en ouders.
3.4.2 Survey onder schoolleiders en ouders
Om een antwoord te geven op de vraag of het Rotterdamse beleid om onderwijso n-
dersteunend gedrag van ouders en educatief partnerschap tussen ouders en school te
stimuleren landt op scholen en wat de ervaringen van directies en ouders zijn, zijn
websurveys gehouden onder schoolleiders in het bao en het vo én ouders van kinde-
ren die de basisschool en het voortgezet onderwijs bezoeken.
Onderzoeksgroep
Het ITS heeft alle directies van scholen bao (190) en vo (75) in Rotterdam via het
scholenbestand van JOS, Gemeente Rotterdam aangeschreven en benaderde daarnaast
directies van scholen in de rest van Nederland (1.500) via het ITS – Scholenpanel.
Ouders met kinderen in basisonderwijs en voortgezet onderwijs zijn benaderd via het
ITS-Ouderradenpanel (2.500) en de LinkedIn-groepen Ouders, school en buurt en
Actief Ouderschap (circa 1.000).
Onderzoeksinstrument
Voor het verkrijgen van de gegevens is gebruik gemaakt van een korte vragenlijsten
met gesloten vragen en een enkele vraag met een open antwoordcategorie.
Te verzamelen informatie
De te verzamelen informatie bij directies en ouders had betrekking op:
De mate waarin het Rotterdamse beleid is ‘geland’ op scholen. De mate waarin er
verschillen zijn tussen Rotterdamse scholen en de rest van Nederlandse scholen wat
betreft het stimuleren van de betrokkenheid van ouders bij het onderwijs van hun
kinderen (Schema 1, deel B)
Hoe houden scholen/leraren rekening met de verschillende achterliggende opva t-
tingen van ouders over de betekenis van de school voor hun kinderen en v oor zich-
zelf?
36
44. Welke verschillende strategieën hanteren leraren richting ouders om afstemming,
communicatie en wederzijdse steun te realiseren? Hoe stimuleren scholen/leraren
onderwijsondersteunend gedrag van ouders en educatief partnerschap tussen ouders
en school?
Wat is de perceptie van de gerealiseerde effecten?
Het oordeel over de kwaliteit van de relatie ouders en school (Schema 1, deel C)
Wat is het oordeel wat betreft:
Onderwijsondersteunend gedrag van ouders?
Educatief partnerschap tussen ouders en school?
De mate waarin het Rotterdamse beleid leidt tot hogere onderwijsresultaten. Wat
verbeterd kan worden aan de|Rotterdamse aanpak (Schema 1, deel D)
Cultuur: visie op met elkaar omgaan in kader van ouderbetrokkenheid.
Structuur: afspraken, procedures, overlegstructuren en verantwoordelijkheden.
Bereidheid: bereidheid om gezamenlijk het samenwerkingsproces aan te gaan.
Vaardigheid: de vaardigheid waarmee betrokkenen omgaan in kader van ouderbe-
trokkenheid.
Achtergrondgegevens (Schema 1, deel E)
Scholen: schoolsoort, schooltype, aantal leerlingen en denominatie, BRIN-nummer.
Ouders: geslacht, leeftijd, hoogst genoten afgeronde opleiding van de ouder.
Respons en verloop van het veldwerk
In de periode van 28 mei tot en met 1 augustus hadden ouders en schoolleiders de
mogelijkheid om de online vragenlijst in te vullen. Om de respons te verhogen is in
overleg met de opdrachtgever besloten om op 11 juni een iPad te verloten onder de
respondenten en is een verzoek gestuurd naar onderwijsconsulenten en contact perso-
nen van scholen in Rotterdam om ouders te stimuleren mee te werken aan het onde r-
zoek. Op 18 juni is een rappel naar de scholen in Rotterdam uitgegaan. Vanaf 22 juni
zijn directies van scholen in Rotterdam gebeld met het verzoek om mee te werken aan
het onderzoek.
In Tabel 3.1 en Tabel 3.2 staat de opbouw van de respons onder ouders en de school-
leiders weergegeven.
In totaal zijn er 691 ouders aan de vragenlijst begonnen. Hiervan heeft in totaal 593
ouders (86 procent) de vragenlijst volledig afgerond. De vragen over de achtergrond-
gegevens van de respondenten zijn achteraan de vragenlijst geplaatst. Omdat niet alle
respondenten de vragenlijst volledig hebben ingevuld, sommigen zijn voortijdig ge-
37
45. stopt, is het mogelijk dat de vragen aan het begin van de vragenlijst door meer res-
pondenten zijn beantwoord dan de vragen aan het eind van de vragenlijst.
Tabel 3.1 – Opbouwen achtergrondgegevens respons ouders
basisonderwijs voortgezet onderwijs
Rotterdam Landelijk Rotterdam Landelijk
Afgerond totaal begonnen 77 383 48 183
vragenlijst volledig afgerond 88% 85% 81% 89%
Geslacht M an 12% 23% 41% 23%
Vrouw 88% 77% 59% 77%
totaal (n=100%) 69 331 39 163
Opleiding ouders lager onderwijs 7% 1% 5% 0%
Praktijkonderwijs 1% 0% 3% 0%
Vmbo 7% 0% 0% 4%
Havo 7% 2% 5% 5%
vwo/ gymnasium 0% 0% 0% 1%
M bo 35% 9% 31% 9%
Hbo 23% 47% 28% 47%
Universiteit 19% 40% 28% 35%
totaal (n=100%) 69 331 39 163
Leeftijd ouders 30 jaar of jonger 15% 1% 0% 0%
31 - 35 jaar 21% 12% 0% 1%
36 - 40 jaar 35% 33% 16% 2%
41 - 45 jaar 16% 34% 26% 29%
46 - 50 jaar 10% 16% 32% 41%
51 - 55 jaar 3% 5% 16% 23%
56 jaar of ouder 0% 1% 11% 4%
totaal (n=100%) 68 329 38 161
Leeftijd kind 4 - 6 jaar 34% 30%
7 - 9 jaar 42% 39%
10 - 12 jaar 25% 30% 4% 9%
13 - 14 jaar 1% 25% 41%
15 - 16 jaar 54% 32%
17 – 19 jaar 17% 18%
totaal (n=100%) 77 383 48 183
38
46. Het merendeel van de respondenten is vrouw en heeft een hbo- of universitaire ople i-
ding afgerond, landelijk is dit in beide onderwijssectoren meer dan 80 procent. Ter
vergelijking: in 2009 had 27 procent van de 15- tot 65-jarigen in Nederland een hbo-
of wo-diploma. Daarnaast had 68% een startkwalificatie, dat wil zeggen minimaal
een diploma van mbo-niveau 2 of een havo-, vwo-diploma. Dit betekent dat de dee l-
nemende ouders aan het onderzoek hoger opgeleid zijn dan de gemiddelde ouder en
daardoor niet helemaal representatief zijn voor alle ouders in Nederland. 16 In Rotter-
dam is het aandeel mbo-opgeleide respondenten groter, ruim een derde heeft een
mbo-diploma.
Van de ouders met kinderen in het basisonderwijs is de grootste groep (twee derde)
tussen de 36 en 45 jaar, in Rotterdam is de grootste groep (de helft) tussen de 31 en
41 jaar. De groep met kinderen in het voortgezet onderwijs is landelijk en in Rotter-
dam het grootst (ruim twee derde) tussen de 41 en 50 jaar.
Het onderzoek onder ouders in Rotterdam en de rest van Nederland is niet (helemaal)
representatief en geeft daarmee een indicatie voor het functioneren van de ouderbe-
trokkenheid in Rotterdam en in de rest van Nederland.
In Tabel 3.2 staan de achtergrondkenmerken van de deelnemende schoolleiders. In
totaal zijn 715 schoolleiders aan de vragenlijst begonnen en hebben 579 deze vragen-
lijst voltooid (81 procent).
16 Centraal Bureau voor de Statistiek (2010). Jaarboek onderwijs in cijfers 2010. Den Haag.
39
47. Tabel 3.2 – Opbouwen achtergrondgegevens respons schoolleiders
basisonderwijs voortgezet onderwijs
Rotterdam Landelijk Rotterdam Landelijk
Afgerond totaal begonnen 63 538 21 93
vragenlijst volledig afgerond 98% 81% 90% 66%
Denominatie: openbaar 44% 34% 14% 31%
rooms-katholiek 21% 28% 5% 23%
protestants-christelijk 24% 24% 48% 22%
overig bijzonder 11% 13% 33% 25%
totaal (n=100%) 63 538 21 93
Aantal leerlingen 150 leerlingen of minder 17% 29% 14% 4%
151 - 300 leerlingen 48% 48% 19% 16%
301 - 450 leerlingen 25% 14% 29% 12%
451 - 600 leerlingen 10% 6% 10% 8%
601 - 1.000 leerlingen 0% 1% 5% 16%
1.000 leerlingen of meer 0% 2% 24% 44%
totaal (n=100%) 63 538 21 93
In Rotterdam hebben van de 190 po-scholen en 75 vo-scholen respectievelijk 63 en
21 schoolleiders deelgenomen. Dit is een responspercentage van ongeveer 33 ( po) en
28 (vo) procent. Dit responspercentage is een benadering, het is mogelijk dat meerde-
re mensen per school de vragenlijst hebben ingevuld. Het was niet mogelijk om meer
dan drie keer per IP-adres in te vullen. De respons is niet helemaal representatief en
geeft een indicatie voor de visie van directies op ouderbetrokkenheid.
De meeste respondenten van scholen in het basisonderwijs hebben een omvang van
151 tot 300 leerlingen. Respondenten uit het voortgezet onderwijs zijn over het alge-
meen werkzaam op scholen met meer leerlingen. Landelijk is bijna de helft van de
respondenten werkzaam op een school met 1.000 leerlingen of meer, in Rotterdam is
dit bijna een kwart.
40
48. 3.5 Verdere opbouw van het rapport
In de volgende hoofdstukken van deze rapportage worden vanuit de literatuurstudie
eerst de succesfactoren voor het optimaliseren van de relatie ouders-school en het
verbeteren van de onderwijsprestaties besproken. Vervolgens passeren de resultaten
van de surveys de revue.
41
49.
50. 4 Succesfactoren optimaliseren relatie
ouders-school en verbeteren
onderwijsprestaties
4.1 Inleiding
We schetsen in paragraaf 4.2 de voorwaarden voor het optimaliseren van het partner-
schap ouders en school in een multiculturele, grootstedelijk context. In paragraaf 4.3
beschrijven we de succesfactoren voor het optimaliseren van de relatie ouders-school
en verbeteren van onderwijsprestaties. In paragraaf 4.4 beschrijven we de inzet van
instrumenten. In paragraaf 4.5 vatten we het hoofdstuk samen.
4.2 Voorwaarden optimaliseren partnerschap relatie ouders -school en verbete-
ren onderwijsprestaties
De volgende vier voorwaarden kunnen worden onderscheiden voor het optimaliseren
van het partnerschap ouders-school in een multiculturele, grootstedelijk context (Ep-
stein e.a. 2002; Epstein e.a. 2009; Hill & Tyson, 2009; Van der Hoek & Pels, 2006;
Wissema, Bouts & Rutgers, 1996; Smit e.a., 2008) :
1. De wijze waarop betrokkenen met elkaar omgaan in het kader van he t partner-
schap (partnerschapscultuur)
Lager opgeleide ouders voelen zich doorgaans minder op hun gemak op school en
hebben meer moeite om hun betrokkenheid te tonen en een partnerschapsrelatie met
de school aan te gaan dan hoger opgeleide ouders. Leerlingen van lager opgeleide
ouders kunnen daardoor doorgaans weinig voordelen putten uit de beperkte contacten
tussen hun ouders en de school (Lareau, 2003; Booijink, 2007). Het versterken van
onderlinge oudercontacten, het intensiveren van sociale controle en het gebruik ma-
ken van sociaal kapitaal rond kinderen van lager opgeleide ouders heeft veelal posi-
tieve effecten op de opvoeding en de onderwijsresultaten (Ainsworth 2002; Warren et
al., 2009). Scholen die een ‘open-deur-beleid’ voeren en actief contact zoe ken met
ouders, kunnen helpen de drempel voor lager opgeleide ouders te verlagen om te
participeren (Epstein e.a., 2009).
43