SlideShare une entreprise Scribd logo
1  sur  20
Télécharger pour lire hors ligne
De overgang van
Onderwijsvoorrangsbeleid
naar Gemeentelijk
Onderwijsachterstandenbeleid
Achterstandsbestrijding in het basisonderwijs
De overgang van Onderwijsvoorrangsbeleid naar
GemeentelijkOnderwijsachterstandenbeleid
Ten geleide
In 1998 is het Gemeentelijk Onderwijsachterstandenbeleid (GOA) van start gegaan. GOA
is de opvolger van het Onderwijsvoorrangsbeleid (OVB) dat sinds 1986 van kracht was.
Een belangrijk verschil tussen OVB en GOA is dat de overheid met GOA een groot deel
van de verantwoordelijkheden en taken heeft gedecentraliseerd naar de gemeenten.
In deze brochure wordt een samenvatting gegeven van een onderzoek naar de overgang
van het OVB naar het GOA. Met name wordt nagegaan op welke wijze scholen middelen
inzetten en maatregeten treffen ter bestrijding van onderwijsachterstanden. Het meren-
deel van de gegevens voor dit onderzoek is in de schooljaren 1997/98 en 1998/99 verza-
meld binnen het cohortonderzoek Primair Onderwijs ('PRIMA'). Daarnaast is gebruik ge-
maakt van gegevens die door de Inspectie van het Onderwijs in het kader van het Inte-
graal Scholentoezicht (1ST) in 1999 zijn verzameld.
Deze studie is verricht in opdracht van de Programmacommissie Beleidsgericht Onder-
zoek Primair Onderwijs (BOPO), die ressorteert onder de Nederlandse Organisatie voor
Wetenschappelijk Onderzoek (NWO). De uitvoering lag in handen van dr. G. Driessen,
daarbij ondersteund door drs. A. van Langen en drs. J. Doesborgh.
dr. G. Driessen
Nijmegen, januari 2001
Achterstandsbestrijding in het basisonderwijs JtS
Onderwijsachterstanden en beleid
Nederland kent inmiddels een lange traditie als het gaat om de bestrijding van onderwijs-
achterstanden die het gevolg zijn van sociale, economische en culturele factoren. Vanuit
initiatieven en projecten op tokaal niveau, bijvoorbeeld in de steden Amsterdam, Rotter-
dam en Utrecht, ontstond na 1970 ook beleid op landelijk niveau. Dat gebeurde aanvan-
kelijk via twee gescheiden beleidssporen, namelijk het Onderwijsstimuleringsbeleid (OSB)
en het Culturele Minderhedenbeleid (Cumi). De doelgroep van het OSB betrof Neder-
landse arbeiderskinderen, en die van het Cumibeleid buitenlandse kinderen.
Vanaf 1985 kreeg het Onderwijsvoorrangsbeleid (OVB) gestalte. Daarin werden beide
beleidsstromen geTntegreerd, dit vanuit de gedachte dat er veel overeenkomst bestond
tussen de problematiek van allochtone en autochtone doelgroepleerling'en. Met OVB kende
twee componenten. Binnen de formatiecomponent (i.c. de gewichtenregeling) ontvingen
scholen met veel doelgroepleerlingen extra personeelsformatie. Als onderdeel van de
gebiedencomponent kregen Onderwijsvoorrangsgebieden (OVG), dat wil zeggen samen-
werkingsverbanden van scholen en welzijnsinstellingen binnen gemeenten of regio's,
middelen om aan de bestrijding van onderwijsachterstanden te werken. Het OVB was
daarmee vooral een faciliteitenbeleid. De evaluatie van het OVB liet zien dat er weliswaar
veel werk was verzet, maar dat dat niet had geleid tot de vermindering van de achterstands-
problematiek. Met name de positie van deTurkse en Marokkaanse leerlingen was slechts
weinig verbeterd ten opzichte van die van de niet-achterstandsleerlingen. Als een van de
mogelijke oorzaken gold het feit dat de extra middelen niet geoormerkt waren, dat de
scholen vaak niet doordrongen waren van het feit dat het hier ging om middelen die
speciaal waren bedoeld voor achterstandsgroepen en dat ze daarom 'gewoon' werden
ingezet voor klassenverkleining. De evaluatie oordeelde positiever over de Onderwijs-
voorrangsgebieden, omdat daar de ontwikkeling van strategieen ter bestrijding van
onderwijsachterstanden veel beter van de grand was gekomen dan binnen de afzonder-
lijke scholen. Dit had overigens niet tot gevolg dat dit in de gebieden tot betere prestaties
had geleid (vgl. Driessen, 2000a; Mulder, 1996).
Gaandeweg groeide in de politiek het besef dat een centraal geregisseerde aanpak
nadelen had. Er zou meer moeten warden aangesloten bij de plaatselijke situatie en
problematiek, en tevens zou er meer samenwerking moeten komen tussen de verschil-
lende lokale instellingen op het terrein van onderwijs, welzijn, hulpverlening, gezond-
heidszorg en justitie. Vanuit die gedachte is in 1998 als opvolger van het OVB het Ge-
meentelijk Onderwijsachterstandenbeleid (GOA) van start gegaan. Daarmee hebben de
gemeenten de bestuurlijke verantwoordelijkheid van de centrale overheid overgenomen
en geven ze ook een concrete inhoudelijke invulling aan het beleid. In de nieuwe situatie
hebben de gemeenten de beschikking gekregen over de oude gebiedsgelden; bovendien
ontvangen ze nog andere extra financiele middelen en kunnen ze ook eigen middelen
inzetten. De scholen houden de oude OVB-formatiemiddelen, maar dienen deze indien
het totale gemeentelijk budget de kwart miljoen overstijgt wel in te zetten in overeenstem-
ming met het gemeentelijk onderwijsachterstandenplan (dit zijn de'planplichtige gemeen-
ten'). Voor gemeenten waar het totale van het rijk te ontvangen bedrag minder bedraagt
tSJ Achterstandsbestrijding in het basisonderwijs
dan een kwart miljoen is het opstellen van een dergelijk plan niet verplicht. Als deze
gemeenten wel gemeentelijke middelen inzetten, zijn ze wet verplicht tot het vaststellen
van een raadsbesluit (dit zijn de 'besluitplichtige gemeenten').
De totstandkoming en implementatie van het GOA is niet zonder discussie geweest.
Er waren vooral twijfels met betrekking tot de efficientie en effectiviteit van het beleid en of
decentralisatie wel het juiste middel is om tot verbetering te komen (vgl. Renders, 1997;
Tesser, Van Dugteren & Merens, 1996). Dit neemt niet weg dat er zowel vanuit de politiek
als ook uit het onderwijsveld brede steun was voor GOA.
Eerder onder^oek rond GOA
Inmiddels zijn er enkele studies uitgevoerd rond het thema GOA. Op een na zijn al deze
studies in 1999 uitgevoerd, dat wil zeggen net na de start van GOA. De resultaten daar-
van kunnen als votgt warden samengevat.
Van Langen & Portengen (1999) zijn nagegaan wat de consequenties van decentrali-
satie zijn geweest in deVerenigde Staten en Engeland. De conclusie was dat de onderwijs-
positie van achterstandsleerlingen als gevolg van de beleidsontwikkelingen daar eerder
verslechterde dan verbeterde. Hierbij dient echterte warden aangetekend dat de situatie
in beide landen niet zonder meer vergelijkbaar is met die in Nederland, onder meer om-
dat decentralisatie in genoemde landen/betrekking heeft op het schoolniveau, terwijl dat
in Nederland het gemeenteniveau is, en tevens omdat de financiering van het onderwijs
daar anders geregeld'is.
Appelhof (1999) deed onderzoek naar het beleid in tien gemeenten die al in een vroeg
stadium (in het schooljaar 1997/98) lijnen hebben uitgezet voor GOA ('voortrekkers'). In
organjsatorisch opzicht blijkt het beleid in die gemeenten goed van de grand te zijn geko-
men; inhoudelijk gezien is er echter vooral sprake van continuering van het activiteiten-
programma van het OVB.Voor bijsturing van het beleid via monitoring is nog weinig sprake;
men neemt in dit opzicht vooral een afwachtende houding aan.
Van Rossum, Rutten & Pouwer (1999) hebben een analyse gemaakt van de gemeen-
telijk onderwijsachterstandenptannen. Hieruit bleek dat veel gemeenten gekozen hebben
voor een groeimodel, waarin de bestaande (OVB-) projecten zoveel mogelijk zijn voortge-
zet en er nog weinig vernieuwende impulsen zijn geweest. Regionale en inter-gemeente-
lijke samenwerkingsverbanden komen niet voor. Het op overeenstemming geriehte over-
leg blijft doorgaans beperkt tot gemeente en schoolbesturen; het welzijnswerk wordt er
niet bij betrokken.
De Inspectie van het Onderwijs (1999) heeft een onderzoek verricht naar de feitelijke
uitvoering van de wetten GOA en OALT, en dan specifiek de plannen, besluiten en midde-
len. Hieruit kwam naar voren dat de gemeenten beschikken over een bedrag van 850
miljoen gulden. Voor de besteding van die middelen voeren de gemeenten overleg en
schrijven ptannen. Het onderzoek maakt echter duidelijk dat veel gemeenten in dat" op-
zicht nog niet aan hun wettelijke verplichtingen hebben voldaan; veelal bevindt een en
ander zich nog in een ontwikkelingsfase.
Achterstandsbestrijding in hei basisonderwijs JtS
Een laatste studie is die van Turkenburg (1999) naar de wijze waarop het beleid op
lokaal niveau wordt vormgegeven. Zij onderscheidt vier typen gemeenten, namelijk mini-
maal of startend (50%), extern voorbereid (10%), doelen centraal (25%), en specifiek en
integraal (10%). Deze indeling volgend lijkt het er op dat de vooruitzichten voor een goede
implementatie van GOA voor 60% van de gemeenten niet echt gunstig zijn. Dit betreft
vooral gemeenten met relatief veel autochtone doelgroepleerlingen; voor gemeenten met
veet allochtone doelgroepleerlingen zijn de vooruitzichten gunstiger.
Probleemstelling en onder^oeksop^et
Uit de inmiddels uitgevoerde studies komt naar voren dat er nog duidelijk overgangs-
problemen zijn. Zo is in een aantal gevallen nog niet voldaan is aan alle wettelijke ver-
plichtingen, men bevindt zich doorgaans nog in een ontwikkelingsfase, en er is weliswaar
organisatorisch veel werk verzet, maar men houdt het inhoudelijk gezien veelal nog bij
het oude, hetgeen een voortzetting van het vroegere OVB impliceert. Bij deze conclusies
dient overigens nadrukkelijk aangetekend te warden dat het hier steeds om onderzoek
gaat dat in een vroeg stadium van GOA is uitgevoerd.
De noodzaak om nieuw beleid vanaf het prille begin te vergezellen van onderzoek is
evident. Dit maakt het immers mogelijk te bepalen of het beleid ook wordt uitgevoerd
zoals bedoeld en of het uiteindelijk ook tot de gewenste resultaten leidt. Wat dit laatste
betreft, de bepaling van de effectiviteit, is het van belang een ijkpunt te hebben waarte-
gen de ontwikkelingen kunnen warden afgezet. Zo is het OVB vanaf de start gepaard
gegaan met evaluatie-onderzoek. De kern daarvan bestond uit het tweejaarlijks volgen
van de taal- en rekenprestaties van leerlingen in het basisonderwijs. In het onderzoeks-
design werd daarbij een onderverdeling gemaakt van scholen zonder OVB-faciliteiten,
scholen met dergelijke faciliteiten, en scholen met OVB-faciliteiten die bovendien partici-
peerden in een Onderwijsvoorrangsgebied.
Voor GOA is inmiddels ook een onderzoekstraject in gang gezet. Zoals uit het hierbo-
ven gepresenteerde overzicht is gebleken, heeft het uitgevoerdeonderzoek echter voor-
alsnog steeds betrekking gehad op het niveau van de gemeenten. Op het niveau van de
scholen, dat wil zeggen de concrete uitvoerders van het beleid, zijn nog geen specifieke
op GOA gerichte studies verricht. Wat daar gebeurt sinds de invoering van GOA en of er
daarbij verschillen zijn met de situatie onder het OVB is onbekend. Evenmin is er een
relatie gelegd tussen GOA en de onderwijsprestaties van leerlingen. Gelet op het korte
bestaan van GOA ligt dat overigens ook minder voor de hand. Middels het onderhavige
onderzoek wordt daar echter een aanvang mee gemaakt. Centraal staat hier de stand
van zaken bij de start van GOA en de consequenties van de overgang van OVB naar
GOA voor de scholen. Het huidige onderzoek moet warden gezien als een nul-meting
(c.q. het ijkpunt) waartegen de toekomstige ontwikkelingen kunnen warden afgezet.
its Achterstandsbestrijding in het basisonderwijs
Concreet gaat het in het onderhavige onderzoek om de volgende vragen:
1. Hoe warden sinds de invoering van de GOA-wet de extra middelen ingezet en welke
onderwijskundige en organisatorische maatregelen voor achterstandenbestrijding wor-
den er getroffen door de basisschoten in gemeenten met een planverplichting, een
besluitverplichting, of geen van deze verplichtingen?
2. Zijn er veranderingen in deze inzet en maatregelen opgetreden ten opzichte van de
periode voor GOA, dat wil zeggen ten tijde van het OVB?
3. Zijn er al effecten zichtbaar van de huidige aanpak van de scholen op de prestaties
van de doelgroepleerlingen?
Ter beantwoording van de onderzoeksvragen is gebruik gemaakt van gegevens die in de
schooljaren 1996/97 en 1998/99 zijn verzameld als onderdeel van het cohort Primair
Onderwijs ('PRIMA'); het betreft per schooljaar circa 500 scholen. Op enkele punten zijn
deze gegevens aangevuld met informatie die door de Inspectie van het Onderwijs in het
kader van het Integraal Scholentoezicht (1ST) in 1999 is verzameld. Uit beide bestanden
zijn de scholen gelicht met doelgroepleerlingen in hun leerlingenpopulatie. Zij zijn inge-
deeld in de votgende gemeentencategorieen: gevestigd in gemeente met planverplichting,
besluitverplichting, of geen van beide, en vervolgens is binnen de planplichtige gemeen-
ten nog een onderverdeling gemaakt naar de vier grote steden (G4), de 21 andere grote
steden (G21), en overige gemeenten.
Middelen en maatregelen onder GOA
Bij de beantwoording van eerste onderzoeksvraag gaat het om de middelen die op scho-
len warden ingezet en de maatregelen die warden genomen voor achterstandbestrijding.
De gegevens zijn verstrekt door bijna 500 directies en 3000 leerkrachten van de groepen
2, 4, 6 en 8 en hebben betrekking op het schooljaar 1998/99. Hier staat dus centraal de
vraag: wat is de stand van zaken bij de start van GOA? Bij de analyses is steeds een
vergelijking gemaakt tussen de onderscheiden gemeentencategorieen. De resultaten
warden thematisch gepresenteerd.
Extra middelen. Scholen ontvangen extra middelen afgestemd op hun leerlingenpopulatie.
Welke zijn dat, en hoe warden ze ingezet?
Ruim de helft van de PRIMA-scholen met achterstandsleerlingen ontvangt gewichten-
formatie; in de grate gemeenten ontvangt meer dan 80% van de scholen dergelijke for-
matie. Op 15% van de scholen wordt deze formatie alleen ingezet voor klassenverkleining,
op 62% van de scholen voor zowel klassenverkleining als voor specifieke activiteiten en
op 23% van de scholen alleen voor specifieke aetiviteiten. Bijna alle scholen ontvangen
middeten voor klassenverkleining; deze warden voornamelijk ingezet voor verkleining van
groep 1/2 en ook van groep 3/4. Daarnaast krijgen de scholen nog via andere regelingen
extra formatie. De meest genoemde regeling is WSNS (Weer Samen Naar School); hier-
uit ontvangt meer dan 80% van de scholen middelen. Al deze formatie wordt op uiteento-
pende manieren ingezet; het meest genoemd warden taalstimulering, NT2 en taalbeleid.
Achterstandsbestrijding in het basisonderwijs JtS
Voorschoolse voorzieningen. Steeds meer wordt het belang ingezien van de voor- en
vroegschoolse periode. Al in een vroeg stadium moet gewerkt warden aan het voorko-
men en bestrijden van onderwijsachterstanden. Contacten en samenwerking met andere
instellingen zijn daarbij van groot belang. In welke mate is daar sprake van?
Bijna driekwart van de scholen heeft contacten met peuterspeelzalen; voor de grote
gemeenten ligt dat aandeel wat hoger dan voor de overige gemeenten. Met kinderdag-
verblijven heeft minder dan een kwart van de scholen contact. Als er contacten zijn, dan
is dat meestal incidenteel. Bijna een zesde van de scholen heeft eigen voorschoolse
voorzieningen in haar gebouw gehuisvest; in de G4 gaat het om 43% tegen bijvoorbeeld
5% in de besluitplichtige gemeenten. Over het nut van voorschoolse voorzieningen wordt
verschillend geoordeeld. Het meest positief zijn de grote gemeenten.
NT2. Taal vormt de sleutel tot het onderwijs. Voor allochtone kinderen is Nederlands als
tweede taal (NT2) van belang. Maar hoe staat het met NT2 op achterstandsscholen?
Bijna tweederde van de scholen met allochtone leerlingen heeft aparte voorzieningen
voor het leren van het Nederlands; in de grote steden betreft het meer dan driekwart van
de scholen. NT2-onderwijs wordt vooral in de kleutergroepen gegeven. In 45% van de
groepen 2 wordt de remedial teacher ingezet ter ondersteuning van de NT2-leerlingen, in
44% de OALT-leerkracht, en in 36% een NT2-leerkracht. Er zijn daarbij verschillen tussen
enerzijds de grote gemeenten en de overige gemeenten. Het aantal uren extra onder-
steuning is beperkt: in meer dan 60% van de klassen maximaal 1 uur per week. De meest
gebruikte NT2-methodes zijn 'Knoop het in je oren' en 'Laat wat van je horen'; beide
worden door 58% van de leerkrachten genoemd. Wat betreft de toetsing van de woorden-
schat geldt dat dat in de grote gemeenten doorgaans een maal per jaar plaatsvindt. In
groep 2 is de meest daarbij gebruikte toets deTaaltoets Allochtone Kinderen (TAK) (72%).
In de hogere groepen betreft het toetsen uit het Cito-leerlingvolgsysteem. Veet vertrou-
wen in de eigen capaciteitenwat betreft het lesgeven aan NT2-leerlingen hebben de
leerkrachten overigens niet. De aansluiting bij het tempo en niveau van de NT2-leerlin-
gen is ook niet overtuigend. Het NT2 is in zijn algemeenheid niet erg sterk ingebed in het
onderwijs, in de G4 het sterkst.
De moedertaal. Allochtone leerlingen spreken thuis vaak geen Nederlands, maar bijvoor-
beeld Turks of Arabisch. Op school kan daar rekening mee worden gehouden door ge-
bruik te maken van deze talen bij het leren van het Nederlands. Daarbij gaat het dan om
Onderwijs in Allochtone LevendeTalen (OALT) als taalondersteuning (c.q instructietaal).
Maar ook kunnen deze talen als vak warden onderwezen tijdens de lessen OALT als
cultuureducatie.
De moedertaat van allochtone leerlingen wordt alleen in de planplichtige gemeenten
als instructietaal ingezet. Dat gebeurt vooral in de onderbouw, en dan met name in de
kleutergroepen. OALT als cultuureducatie wordt voornamelijk in de grate gemeenten ge-
votgd. Op de helft van de scholen volgenTurkse kinderen OALT en op 41% van de scho-
len Marokkaanse kinderen. Doorgaans wordt het op de eigen school gevolgd. Bovendien
wordt het op het merendeel van de scholen volledig binnen schooltijd gevolgd. Volgens
JtS | Achterstandsbestrijding in het basisonderwijs
de directies van de scholen is er vooral in de grote gemeenten sprake van een op z'n
minst'redelijke'inbedding van het OALT in het overige onderwijs. De groepsleerkrachten
oordelen daar echter beduidend negatiever over; volgens hen bestaat er tussen OALT en
de reguliere lessen nauwelijks afstemming.
Neveninstroom. Neveninstroom is het gevolg van recente instroom van vluchtelingen en
gezinshereniging. In het onderwijs warden speciale maatregelen getroffen voor deze kin-
deren.
Neveninstromers van 45% van de scholen warden volledig centraal opgevangen, 40%
wordt votledig op de gewone school opgevangen. Er is daarbij een sterk verband met de
gemeente-categorie. Het aantal scholen met eigen opvangvoorzieningen is zeer beperkt
(8%); in de G4 betreft het 15%. De neveninstroom is vooral een zaak van de grote ge-
meenten; binnen de G4 domineert de rechtstreekse instroom, binnen de G21 de instroom
vanuit centrale opvang. Op 44% van de scholen krijgen neveninstromers hooguit twee
uur per week NT2-les.
Van OVB naar GOA
Voor de beantwoording van de tweede onderzoeksvraag, of er al veranderingen waar-
neembaar zijn in de concrete aanpak gericht op achterstandsbestrijding binnen scholen
en klassen, zijn de PRIMA-bestanden van 1996/97 en 1998/99 gebruikt. Het eerste be-
stand heeft betrekking op de OVB-periode, het tweede op GOA. De gegevens uit 1996/97
zijn ingedeeld volgens de driedeling: zonder OVB-formatie, met OVB-formatie, en met
OVB-formatie plus OVG-deelnemer. Vervolgens zijn deze gegevens vergeleken met die
uit 1998/99 waarbij de GOA gemeente-indeling is gehanteerd. Bij deze indelingen gaat
het am de formele betrokkenheid van scholen. hloe de scholen concreet vorm geven aan
achterstandsbestrijding is de vraag. Relevant is het om op te merken is dat het bij de
OVB-indeling om een ander niveau gaat dan bij de GOA-indeling. De OVB-indeling gaat
primair uit van de hoeveelheid extra formatie die aan scholen is toegekend: geen forma-
tie, alleen basisformatie, en basisformatie plus gebiedsdeelname. De scholen konden in
principe zelf beslissen waarvoor zij deze extra formatie inzetten. De GOA-indeling is ge-
baseerd op de omvang van middelen die zijn toegekend aan gemeenten. hloeveel van
deze extra formatie uiteindelijk bij de scholen zelf terechtkomt en welke vrijheid zij heb-
ben om deze in te zetten is afhankelijk van een aantal factoren waarover de scholen in
beperktere mate zeggingskracht hebben. Een en ander betekent dat de vergelijking tus-
sen OVB en GOA die zijn uitgevoerd er vooral een is van het zo mogelijk weergeven van
trends; het gaat in wezen am de grote lijnen.
Extra middelen. Zowel onder het OVB als het GOA ontvingen, respectievelijk ontvangen
scholen middelen voor de bestrijding van onderwijsachterstanden.Ten tijde van het OVB
werd er vaak op gewezen dat de scholen geen besef hadden van het feit dat het hier om
specifieke middelen ging en dat zij deze daarom doorgaans'gewoon' inzetten voor klassen-
Achterstandsbestrijding in het basisonderwijs JtS
verkleining. De gegevens laten zien dat er wat de inzet van deze middelen betreft een
parallel bestaat tussen de OVB- en GOA-categorieen. Met name binnen OVG's en
planplichtige gemeenten is er een zeer sterke overeenkomst: op ruim een tiende van de
scholen warden de gewichtengelden ingezet voor klassenverkleining, op bijna tweederde
voor klassenverkleining plus specifieke activiteiten, en op bijna een kwart voor specifieke
activiteiten. Een en ander duidt er op dat kennelijk niet veel veranderd is. Wat overigens
de middeten voor klassenverkleining onder GOA betreft, die warden in de meeste geval-
len ingezet in groep 1 en 2, en daarbij is er een significant verschillen tussen de GOA-
gemeentecategorieen.
Scholen kregen, respectievelijk krijgen nog andere extra formatie dan die voor
achterstandsbestrijding (en klassenverkleining). Onder het OVB ontvingen de meeste
scholen middelen in het kader van WSNS; onder GOA is dat ook het geval, al is het aantal
scholen waarvoor dat geldt gestegen (van 65 naar 82%). Er zijn echter geen significante
verschillen tussen de categorieen. Onder het OVB waren er verschillen wat betreft eerste
opvang neveninstromers en Sociale Vernieuwingsgelden; die kwamen vooral terecht bij
OVB- en OVB/OVG-scholen. Het aantal scholen dat onder GOA nog middelen krijgt voor
eerste opvang is afgenomen (van 9 naar 6%), en ook zijn de verschillen tussen de
gemeentecategorieen (net) niet meer significant.
Over de inzet van de extra middelen waren er onder het OVB op bijna alle aspecten
significante verschillen tussen de drie categorieen, en dan met name tussen enerzijds de
niet-OVB-scholen en anderzijds de formatie- en gebiedsscholen. De activiteiten die het
meest werden genoemd waren NT2 en andere talige activiteiten (taalstimulering, taal-
beleid). Onder GOA is er geen wijziging opgetreden in prioritering: ook nu gaat het vooral
om taalstimulering en NT2. Wel is het zo dat het aantal scholen dat op de verschillende
aspecten inzet wat gedaald is.
Neveninstroom. Onder het OVB waren er significante verschillen in de wijze waarop
neveninstromers werden opgevangen. Deze verschitlen bestonden tussen alle drie de
categorieen. Er bestond daarbij een tendens dat de opvang specifieker werd naarmate
de relatie met het OVB sterker werd. Onder GOA bestaan er eveneens significante ver-
schillen tussen de drie categorieen: in niet-planplichtige gemeenten vindt ongeveer op
90% van de scholen de opvang volledig op de gewone school plaats en zo'n 1 0% volledig
centraal. In de planplichtige gemeenten warden de leerlingen van de helft van de scholen
volledig centraal opgevangen. Hier kan nog aan warden toegevoegd dat bijna 10% van
de scholen in de ptanplichtige gemeenten een eigen voorziening heeft voor de opvang
van neveninstromers.
NT2. Tijdens het OVB was het NT2 veelal de verantwoordelijkheid van de groepsleer-
krachten; vooral op niet-OVB-scholen was dat het gevat. Het ligt voor de hand te veron-
derstellen dat dit samenhangt met het aantal NT2-leerlingen op deze scholen. Gemid-
deld genomen was op een kwart van de scholen sprake van een specifieke leerlijn NT2.
Op 40% van de niet-OVB-scholen kregen neveninstromers specifiek NT2; op de overige
scholen was dat bijna 65%. Het aantal uren dat deze neveninstromers NT2 kregen ver-
JtS | Achterstandsbestrijding in het basisonderwijs
schilt ook per categorie. Op ruim driekwart van de niet-OVB-scholen was dat minder dan
5 uur per week, terwijl het op driekwart van de gebiedsscholen 5 uur of meer was. Onder
het GOA blijkt dat NT2 praktisch geheel beperkt blijft tot de planplichtige gemeenten, en
dat het eerder plaatsvindt binnen de eigen klas en met de eigen groepsleerkracht, dan
dat er sprake is van apart NT2-onderwijs met specials NT2-leerkrachten. Verder kan wor-
den opgemerkt dat het NT2 op deze scholen niet echt goed ingebed is. In de planplichtige
gemeenten wordt op bijna tweederde van de scholen minder dan 5 uur NT2 aan
neveninstromers gegeven.
Voor groep 2 waren er ten tijde van het OVB zeer grote verschillen in de beschikbaar-
heid van een leerkracht NT2. Op gebiedsscholen was dat 60%, terwijl dat op niet-OVB-
scholen minder dan 20% betrof. Er zijn significante verschillen in de matewaarin er sprake
was van een systematisch programma voor NT2: met name op formatie- en gebieds-
scholen werden dergelijke programma's gebruikt, hoewel daarbinnen vaak geen regel-
matige toetsing plaatsvond. Onder GOA is er in bijna 40% van de planplichtige gemeen-
ten sprake van een NT2-leerkracht, hoewel daar aan moet warden toegevoegd dat er ook
via ander personeel extra ondersteuning is voor NT2-leerlingen. Die ondersteuning be-
perkt zich op 90% van de scholen tot minder dan 4 uur per week. 'Knoop het in je oren' en
.Laat wat van je horen' zijn daarbij de meest gebruikte methodes (beide 58% van de
schoten). Toetsing van de woordenschat vindt vooral via de TAK plaats.
In de groepen 4, 6 en 8 had onder het OVB eenderde van de gebiedsscholen een
NT2-leerkracht tegen 8% van de niet-OVB-scholen. De meest voorkomende werkwijze
was die waarbij met groepjes leerlingen buiten de klaswerd gewerkt - vooral op formatie-
en gebiedsscholen. De vormgeving was er een waarbij de NT2-leerlingen vooral'gewoon'
taalonderwijs ontvingen. In dat opzicht waren er geen verschillen tussen de drie OVB-
categorieen. Het NT2-onderwijs week doorgaans ook niet zoveel af van het gewone taal-
onderwijs, en er waren daarbij geen significante verschillen tussen de OVB-categorieen.
Onder GOA is er op een kwart van de schoten een NT2-leerkracht, op planplichtige scho-
len dubbel zo vaak ats op scholen zonder verplichting. In totaal krijgen op 44% van de
scholen de betreffende leerlingen'gewoon'taalonderwijs. Opvallend is dat het op scholen
in gemeenten zonder verplichting om hetzelfde percentage gaat als op scholen in
planplichtige gemeenten. Qua uren ondersteuning voor NT2-leerlingen zijn er geen ver-
schillen tussen de gemeenten-categorieen. De woordenschat wordt ongeveer een keer
per jaar getoetst, waarbij er een verschil is tussen gemeenten met en zonder verplichting.
De meest gebruikte toetsen komen uit het Cito-leerlingvolgsysteem.
Demoedertaa/.Onderwijsin EigenTaal (OET;devoorlopervan hetOALT) vondonderhet
OVB voornametijk binnen schooltijd plaats. In totaal werd op ruim 40% van de scholen
Turks GET gegeven en op ruim 30% Marokkaans GET. Dit GET concentreerde zich op de
gebiedsscholen. Onder het GOA volgen de Turkse kinderen van de helft van de scholen
OALT als cultuureducatie (op de eigen of een andere school); voor de Marokkaanse kin-
deren gaat het om 41%. Dit OALT concentreert zich op de scholen in de planplichtige
gemeenten. Het Turks en Marokkaans OALT wordt op circa driekwart van de scholen
volledig binnen schooltijd gevolgd.
10_ Achterstandsbestrijding in het basisonderwijs JtS
Het gebruik van de allochtone moedertaal als instructietaal vond onder het OVB vooral
plaats in de kleutergroepen. Er waren daarbij significante verschillen tussen de drie OVB-
categorieen voor Turks en Marokkaans: op niet-OVB-scholen kwam het nagenoeg niet
voor. Onder het GOA vindt het alleen plaats in de planplichtige gemeenten. Ook daar is
het geconcentreerd in de laagste groepen. Wel kan warden opgemerkt dat het onder het
GOA in totaal veel vaker voorkomt dan onder het OVB. OALT kan ook warden ingezet ter
ondersteuning van het NT2. Ook dat gebeurt (nagenoeg) alleen in planplichtige gemeen-
ten en is geconcentreerd in de groepen 1-4.
De mate van afstemming tussen GET- en groepsleerkracht werd ten tijde van het OVB
gemiddeld gewaardeerd met 'globaal', waarbij er een significant verschil is tussen de
gebiedsscholen en niet-OVB-scholen. Onder GOA lijkt de afstemming afgenomen; er is
nauwelijks nog sprake van afstemming en dat geldt voor elk van de drie gemeente-
categorieen.
Voorschoolse voorzieningen. Tijdens het OVB waren er grote verschillen in contacten met
voorschoolse voorzieningen als peuterspeelzalen en kinderdagverblijven. Van de niet-
OVB-scholen hadden er 38% dergelijke contacten, tegen het dubbele (75%) van de
gebiedsscholen. Onder GOA zijn er ook significante verschitlen tussen de drie catego-
rieen. Ruim driekwart van de scholen in de planplichtige gemeenten heeft contact met
peuterspeelzalen tegen 60% van de gemeenten zonder verplichting. Met betrekking tot
kinderdagverblijven zijn er geen verschillen; met die voorziening hebben ook aanzienlijk
minder scholen contact (minder dan een kwart). De verwachtingen ten aanzien van voor-
schoolse voorzieningen zijn in planplichtige gemeenten aanzienlijk hoger dan de in de
andere gemeenten. Ook hebben scholen in planplichtige gemeenten relatief vaak een
eigen voorschoolse voorziening in huis (20% tegen 5% in besluitplichtige gemeenten).
Contacten met voorschoolse voorzieningen vonden tijdens het OVB vooral plaats op
gebiedsscholen, maar meestal betrof het niet meer dan incidentele contacten.Voorschoolse
voorzieningen waren aanzienlijk vaker in gebiedsscholen dan in niet-OVB-scholen ge-
vestigd (30 versus 16%). Onder GOA zijn er eveneens significante verschillen in contac-
ten met voorschoolse voorzieningen. In 29% van de scholen in planplichtige gemeenten
gaat het om systematische contacten, tegen 7% van de scholen in gemeenten zonder
verplichting. Ook zien scholen in planplichtige gemeenten eerder het nut van voorschootse
voorzieningen In.
GOA-middelen en -maatregelen en toetsprestaties
Bij de derde onderzoeksvraag zijn de relaties onderzocht tussen taal- en rekenprestaties
en school- en leerkrachtgegevens met betrekking tot middelen en maatregelen op scho-
len met achterstandsleerlingen. Met betreft de kenmerken waarvan in de eerdere analy-
ses is gebleken dat ze significant samenhangen met het onderscheid naar gemeente-
categorieen. Gebruik is gemaakt van PRIMA-bestand van 1998/99; in totaal zijn 17.000
leerlingen uit de groepen 2 en 8 bij de analyses betrokken. In de analyses is zowel reke-
(tS I Achterstandsbestrijding in het basisonderwijs 11
ning gehouden met de individuele sociaal-etnische achtergrond van de leerlingen, als de
sociaal-etnische samenstelling van de schoolpopulatie. Alleen scholen in gemeenten met
een planverplichting zijn in deze analyses betrokken, waarbij een uitsplitsing is gemaakt
naar de grootte van de gemeente waarin de school is gevestigd, namelijk de G4, de G21,
en de overige gemeenten met ptanverplichting. Opgemerkt moet worden dat het niet
zozeer gaat om effecten van GOA op te sporen - daarvoor is GOA immers nog te kort van
kracht. Met gaat hier om indicaties van dergelijke verbanden op te sporen; het betreft een
eerste aanzet tot effectenonderzoek.
In de hoofdanalyses is nagegaan wat het effect is van de school- en klaskenmerken op
de taal- en rekenprestaties, nadat eerst rekening is gehouden met de sociaal-etnische
achtergrond van de leerlingen en de sociaal-etnische samenstelling van de school waarop
de leerling zit.
Uit de resultaten blijkt dat in groep 2 ongeveer 15-20% van de verschillen in taal- en
rekenprestaties gerelateerd is aan verschillen tussen scholen, en de rest (80-85%) aan
verschillen tussen leerlingen. In groep 8 ligt een iets kleiner deel van de verschillen (on-
geveer 10-15%) op het schoolniveau; de rest (85-90%) ligt op leerlingniveau. Deze verde-
lingen geven aan dat voor de verklaring van verschillen in prestaties de verschillen tussen
leerlingen veel belangrijker zijn dan de verschillen tussen scholen. De sociaal-etnische
achtergrond van het gezin is veruit de belangrijkste voorspeller voor prestaties, met name
voor de taalscores: rond 6-7% van de verschillen in taalscores op leerlingniveau en on-
geveer 40-50% van de verschillen op school niveau wordt verklaard door de achtergrond.
Bij rekenen is dit Jets lager met ongeveer 5% op het leerlingniveauen 20-30% op het
schoolniveau.
Behalve dat er een negatief effect is van de individuele sociaal-etnische achtergrond
van de leerlingen, gaat er ook een negatief effect uit van de sociaal-etnische samenstel-
ling van de leerlingenpopulatie op de school. Dit betekent dat naarmate de achtergrond
van teerlingen ongunstiger is (allochtoon, laag opgeleide ouders), de prestaties lager
zijn, en bovendien dat naarmate er meer achterstandsleerlingen op een school zitten,
hun prestaties lager zullen liggen. Ook is er negatief 'interactie-effect', wat betekent dat
de invloed die de individuele achtergrond heeft op de prestaties afhankelijk is van de
context waarin de leerling verkeert. Op een school met weinig achterstandsleerlingen
heeft de eigen achtergrond een grotere invloed op prestaties, in een context met veel
achterstandskinderen een kleinere.
Nadat rekening is gehouden met zowel de individuele als schoolachtergrond, is nage-
gaan of er nog verbanden waren met de school- en leerkrachtkenmerken. Uit die analy-
ses bleek dat er slechts 2 van de circa 150 verbanden zijn die uitgaan boven het niveau
van 'zwakke samenhang', bovendien bleek dat die 2 verbanden lastig konden warden
geinterpreteerd. Ondanks het feit dat alle school- en ktaskenmerken samen een redelijk
deel van de (voor achtergrond gecorrigeerde) verschillen in prestaties verklaren, is de
toevoeging van al deze kenmerken tegelijk nergens significant. Dat er een deet van de
verschillen in prestaties verklaard kan warden, komt dus voort uit een optelling van de
vele kleine bijdragen van deze kenmerken. De conclusie tuidt dus dat op scholen in
12_ Achterstandsbestrijding in het basisonderwijs JtS
planplichtige gemeenten de afzonderlijke school- en klaskenmerken met betrekking tot
GOA-middelen en -maatregelen geen bijdrage leveren aan de verklaring van verschillen
in taal- en rekenprestaties. Afgezien van de sociaal-etnische achtergrond van de leerlin-
gen en samenstelling van scholen vallen er dus geen specifieke activiteiten van scholen
aan te wijzen die samenhangen met verschilten in taal- en rekenprestaties. Wat scholen
doen met hunleerlingen is dus wet relevant, maar er valt moeilijk aan te geven wat dat nu
precies is.
Conclusies en nabeschouwing
Op basis van het onderhavige onderzoek kunnen twee hoofdconclusies warden getrok-
ken. Op de eerste plaats laten de gegevens zien dat er - voorzover vergelijkbaar - bij de
overgang van OVB naar GOA in het algemeen nog geen of slechts geringe veranderin-
gen zijn qua inzet van middelen, genomen maatregelen en ontwikkelde activiteiten. On-
der het OVB bestond een tendens dat de inzet en maatregelen sterk samenhingen met
de mate van betrokkenheid van de scholen met het OVB. Op gebiedsscholen werd er
meer en intensiever gewerkt aan achterstandsbestrijding dan op formatiescholen en op
schoten zonder extra faciliteiten. Onder het GOA lijkt dat niet veranderd. Ook daar vindt
het meeste plaats in de planplichtige gemeenten. Dat is natuurlijk niet zo verwonderlijk.
Immers, de beschikbaarheid van middelen en de inzet daarvan hangt sterk af van de
sociaal-etnische samenstelling van de schoolpopulatie. Op de tweede plaats blijkt dat
binnen de planplichtige gemeenten de onderzochte school- en klaskenmerken met be-
trekking tot GOA-middelen en -maatregelen op zich weliswaar een bijdrage leveren aan
de verklaring van verschillen in taal- en rekenprestaties, maar dat die relevantie voort-
komt uit de gezamenlijke werking van die kenmerken. hlet is niet zo dat duidelijk kan
warden aangegeven dat specifieke kenmerken relevant zijn. Wat wel duidelijk is, is dat
zowel de individuele sociaal-etnische achtergrond van de leerlingen als ook de sociaal-
etnische samenstellingen van de leerlingenpopulatie van een school relevante kenmer-
ken zijn. Leerlingen uit lagere sociale milieus en van allochtone herkomst presteren lager,
en bovendien presteren leerlingen in klassen met veel van dergelijke leerlingen nog eens
extra lager.
Dat er vooratsnog doorgaans geen verschillen zijn aangetroffen tussen inzet van mid-
delen en genomen maatregelen van OVB en GOA is om twee redenen niet onverwacht.
Allereerst is de periods die verstreken is sinds de start van GOA zeer kort. Vandaar dat
het onderhavige onderzoek ook vooral moet warden gezien ats een nul-meting. Op de
tweede plaats is inmiddels uit eerder onderzoek (zie hierboven) gebleken dat veel ge-
meenten nog op het niveau van minimaal en startend zitten, dat ze zich in een
ontwikkelingsfase bevinden, dat ze nog niet allemaal aan hun wettelijke verplichtingen
hebben voldaan, dat ze gekozen hebben voor een groeimodet, dat ze de bestaande OVB-
projecten zoveel mogelijk hebben voortgezet, en dat er nog weinig vernieuwende impul-
sen zijn geweest. Op de derde plaats geldt in zijn algemeenheid dat de bestrijding van
onderwijsachterstanden een kwestie van lange adem is; er kan niet verwacht warden dat
its Achterstandsbestrijding in het basisonderwijs 13
op korte termijn spectaculaire verbeteringen optreden (vgt. Tesser, Merens, Van Praag &
ledema, 1999)
Daar kan nog aan worden toegevoegd dat het niet direct valt te verwachten dat er
door op centraal en gemeentelijk niveau nieuw beleid in gang te zetten op de werkvloer
(i.c. in de klas) ook meteen veel verandert. Niet alleen heeft dat - alleen al vanwege de
gelaagdheid - zijn tijd nodig, maar bovendien gebeurt dat ook niet als vanzelf. Scholen,
directies en leerkrachten, zullen hun aanpak mogelijk moeten wijzigen. Daarvoor is het
nodig dat zij zich bezinnen op hun organisatie, prioriteiten, werkwijzen, en over te dragen
inhouden. Van belang is ook dat zij nieuwe inzichten en werkwijzen aangereikt krijgen,
bijvoorbeeld via de ontwikkeling van modellen, voorbeelden, materialen en via (bij)scholing.
Wat dit laatste betreft kan verwezen warden naar de recente notitie van staatssecreta-
ris Adelmund 'Aan de slag met onderwijskansen' (OCenW, 2000) waarin zij een maat-
werkbenadering voorstelt. Enerzijds opteert zij voor een schoolspecifieke aanpak voor
circa 100 scholen in de grote steden, anderzijds komen er extra faciliteiten voor alle scho-
len met leerlingen uit achterstandssituaties.Voor het basisonderwijs warden de volgende
maatregelen genoemd: prioriteit voor taal, grootschalige invoering van voor- en vroeg-
schoolse educatie, voorrang voor ICT, en voorlichting van ouders. Daarnaast komt er
extra coaching van leraren op onderwijskansenscholen en komt er voor leraren die op
onderwijskansenscholen (willen) werken een initiele en post-initiele door de PABO's op-
gezette opteiding. Specifieke aandachtspunten daarbij zijn: werken met multimediale voor-
zieningen, coaching leerkrachten op de werkvloer, ervaringen met het Rotterdamse KEA-
project, en deskundigheidsbevordering NT2. Aan kennisen vaardigheden van het mana-
gement warden hoge eisen gesteld. Daartoe warden regionale werkconferenties georga-
niseerd, die hen moeten ondersteunen bij de managementtaken en de uitvoering van de
ontwikkelingsptannen. Bovendien kunnen ze deelnemen aan trainingen die zijn toege-
sneden op managementsvragen.
Wat de opleiding van leerkrachten betreft is het zo dat op een aantal PABO's al activi-
teiten warden ondernomen specifiek gericht op onderwij's aan achterstandsgroepen. Het
bekendste zijn de cursussen op het gebied van NT2. Op andere PABO's heeft onderwijs
aan achterstandsgroepen tot nu toe echter nog weinig aandacht gekregen (vgl.Teunissen,
1997). Wet blijkt dat daar recentelijkverandering in is gekomen en men nu bezig is erop
korte termijn werk van te maken.Vermeldenswaardig hierbij is dat de Programmacommissie
Beleidsgericht Onderzoek Primair Onderwijs (BOPO) begin 2001 een onderzoek laat
uitvoeren naar de deskundigheid van schoolleiding en leerkrachten op achterstands-
scholen. Dit onderzoek zal moeten leiden tot specifieke beroepsprofielen van school-
leiders en leerkrachten op dergelijke scholen.
De gegevens maken duidelijk dat taat een centrale plaats inneemt in het achterstanden-
beleid. Taal blijkt op veel scholen de hoogste prioriteit te krijgen binnen de onderwijs-
achterstandsbestrijding, dit in overeenstemming met een van de speerpunten uit het Lan-
delijk beleidskader (Ministerie OC&W, 1997). Concreet gaat het dan meestal om de on-
derdelenNederlands als tweede taal (NT2) en de moedertaal van allochtone leerlingen
(OALT). Bij dit laatste moet gedacht warden aan het gebruik van de eigen taat als instructie-
taal en onderwijs in de eigen taal als cultuureducatie.Voor zowel NT2 als OALT geldt dat
14_ Achterstandsbestrijding in het basisonderwijs JtS
de situatie tang niet optimaal is. Met name de afstemming van de verschillende onderde-
len en de inbedding in het geheel lijken te wensen over te laten (vgl. Emmelot,Van Schooten
& Timman, 2000). Ook bij de beschikbare tijd, de beschikbaarheid en specifieke compe-
tenties van de groeps- en NT2-leerkrachten kan de vraag gesteld warden of die vol-
doende zijn. Wat betreft het OALT is er (nog steeds) het knelpunt dat veet leerkrachten
het Nederlands in onvoldoende mate beheersen, waardoor communicatie met de rest
van het team moeilijk is (vgl. Visser & Van Antwerpen, 2000).
Wat ten slotte de evaluatie van GOA betreft kan de volgende opmerking warden ge-
maakt. De studie waarover hier is gerapporteerd had tot doel de stand van zaken te
beschrijven bij de start van GOA. Binnen GOA is een indeling gehanteerd naar planplichtige
gemeenten, besluitplichtige gemeenten en gemeenten zonder verplichting in combinatie
met de gemeentegrootte. In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat wanneer er ver-
schillen zijn tussen deze gemeente-categorieen, deze te maken hebben met de twee-
deling planplichtig versus overig, dan wel grote steden (G4/G21) versus overig. Op zich is
dat ook wel voor de hand liggend; immers, achterstandsleerlingen en -scholen zijn voor-
namelijk afkomstig uit de grote, planplichtige steden. Dit betekent ook dat specifiekere
vragen over bijvoorbeeld NT2, neveninstromers en OALT voor de niet-planplichtige ge-
meenten vaak niet van toepassing zijn - simpelweg omdat die leerlingen daar niet of
nauwelijks voorkomen. Dit roept ook de vraag of deze indeling wet de meest geschikte is
voor een eventuele evaluatie van GOA op scrtoo/niveau. Onder het OVB lag dat wat'een-
voudiger'; daar werd namelijk de indeling gebaseerd op de formatie die aan scholen werd
toegekend, waarmee de (causale) relatie middel - doel eenduidiger was. Onder GOA
wordt niet alleen de formatie op een hoger niveau toegekend, op dat van de gemeenten,
maar bovendien liggen er in gemeenten met veel doelgroepleerlingen ook scholen die
weinig of geen extra formatie ontvangen. Deze scholen warden toch onder de plan- of
besluitptichtige gemeenten gerubriceerd. En ook zijn er in gemeenten zonder verplichting
scholen met (veel) achterstandsleerlingen. Een en ander maakt dat de evaluatie van
GOA er niet gemakkelijker op wordt. Wellicht kan er daarom beter een combinatie warden
gemaakt van de gemeente-categorie en de mate van achterstand van een school (via de
extra facititeiten voor achterstandsbestrijding, bv. de gewichtengelden). Het verdient aan-
beveling nader onderzoek te doen naar de meest optimale indeling.(ln het rapport waarop
deze brochure is gebaseerd (Driessen, 2000b) is hiervoor overigens al een voorzet gege-
ven.) Binnen een dergelijke studie zou ook moeten warden aangesloten bij het beleids-
model dat aan GOA ten grondslag ligt. De centrale vraag daarbij luidt: Op welke wijze is
de opzet van GOA (o.m. via de toekenning van middelen) van invloed op de bestrijding
van onderwijsachterstanden? In dit verband kan verwezen warden naar de door Bosker,
Houtveen & Meijnen (2000) geschetste causale keten, maar ook naar Karsten (2000), die
in navolging van Mulder (1996) die de beleidstheorie achter het OVB onderzocht, nu een
vergelijkbaar onderzoek uitvoert naar de beleidstheorie achter OAB, OALT en WSNS.
JtS I Achterstandsbestrijding in het basisonderwijs 15
Noot
De inhoud van deze brochure is gebaseerd op het onderzoek waarover is gerapporteerd
in Driessen (2000b).
Literatuur
Appelhof. P. (1999). Gemeentelijk Onderwijsachterstanden Beleid in ontwikkeling. Een
analyse van het GOA-beleid in tien actieve gemeenten. Utrecht: Stichting School-
adviescentrum.
Bosker, R., Houtveen, A., & Meijnen, G. (2000). Programma voor beleidsgericht onder-
zoekprimair onderwijs 2001-2004. 's-Gravenhage: NWO.
Driessen, G. (2000a).The limits of educational policy and practice? The case of ethnic
minority pupils in the Netherlands. Comparative Education, 36, (1), 55-72.
Driessen, G. (2000b). De overgang van OVB naar GOA op basisscholen. Middelen en
maatregelen van achterstandsbestrijding bijde start van het Gemeentelijk Onderwijs-
achterstandenbeleid. Nijmegen: ITS.
Driessen, G., Langen, A. van, &Vierke, H. (2000). Basisonderwijs: Veldwerkverslag, leerling-
gegevens en oudervragenlijsten. Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Derde
meting 1998/99. Nijmegen: ITS.
Driessen, G., & Tesser, P. (1998). Allochtonen in het onderwijs. In R. Penninx, H.
Munstermann & H. Entzinger (Eds.), Etnische minderheden en de multiculturele sa-
menleving (pp. 330-391). Groningen: Wolters-Noordhoff.
Emmelot, Y, Schooten, E. van, & Timman, Y. (2000). Nat weten we? Een literatuurstudie
naar empirisch onderzoek gericht op het onderwijs Nederlands ate tweede taal in het
basisonderwijs. Amsterdam: SCO.
Fleurke, F, Hulst, R., &Vries, P. de (1997). Centraliseren metbeleid. Een heuristiek. Den
Haag: Sdu Uitgevers.
Inspectie van het Onderwijs (1999). De uitvoering van GOA en OALT door Nederlandse
gemeenten. Utrecht: Inspectie van het Onderwijs.
Langen, A. van, & Portengen, R. (1999). Decentralisatie van onderwijsachterstanden-
beleid. Een internationale zoektocht naar knelpunten en succesfactoren. Niimeaen:
ITS.
Ledoux, G., Overmaat, M., Veen, 1. van der, & Meijden, A. van der (2000). School- en
klaskenmerken basisonderwijs. Basisrapportage Prima-cohortonderzoek. Derde me-
ting 1998-1999. Amsterdam: SCO-Kohnstamm Instituut.
MinisterieOC&W(1997).l^e?Gemeente///7fonc/erw/ysac/)terstendenbe/e/d's-Gravenhage:
Sdu.
Ministerie OC&W (1997). Bijlagen en nota van toelichting bij het besluit gemeentelijk
onderwijsachterstandenbele'd. 's-Gravenhage: Sdu.
Ministerie OC&W (1997). Landelijk beleidskader gemeentelijk onderwijsachterstanden-
beleid 1998-2002. Den Haag: Sdu.
Achterstandsbestrijding in het basisonderwijs JtS
Ministerie OCenW (2000). Aan de slag met onderwijskansen. Gerichte aanpak onderwijs-
achterstanden. Zoetermeer: Ministerie OCenW.
Mulder, L. (1996). Meer voorrang, minder achterstand? Het Onderwijsvoorrangsbeleid
getoetst. Nijmegen: ITS.
Netelenbos, T. (1995). Lokaal onderwijsbeleid. Den Haag: Sdu.
Onderwijsraad (1997). Advies aangaande ontwerp-besluit gemeentelijk onderwijs-
achterstandenbeleid. 's-Gravenhage: Onderwijsraad.
Renders, T. (1997). Decentralisatie van onderwijsachterstandenbeleid. Tijdschrift voor de
Onderwijspraktijk, 42/77, (1), 8-14.
Rossem,T.van, Rutten, S., & Pouwer, M. (1999). Quick-scan Gemeentelijk onderwijsachter-
standenbeleid. Een analyse van gemeentelijke onderwijsachterstandenplannen.
Utrecht: Sardes.
Tesser, P., Dugteren, F. van, & Merens, J. (1996). Rapportage minderheden 1996. Bevol-
king, arbeid, onderwijs, huisvesting. Rijswijk/Den Haag: SCP/VUGA.
Tesser, P., Merens, J., Praag, C. van, & ledema, J. (1999). Happortage minderheden 1999.
Positie in het onderwijs en op de arbaidsmarkt. Den Haag: SCP/Elsevier.
Teunissen, F. (Ed.). (1997). Taalbeleid concreet. Nederlands ate tweede taal en onderwijs
in allochtone talen op multi-etnische scholen. 's Hertogenbosch: KPC Groep.
Turkenburg, M. (1999). Gemeentelijkonderwijsachterstandenbeleid. Een inhoudelijke en
bestuurlijke typering. Den Haag: SCP/Elsevier.
Visser, J., & Antwerpen, M. van (2000). OALTin beeld. Een onderzoek naar de inrichting
van het Onderwijs in Allochtone Levende Talen in de praktijk. Den Bosch: KPC Groep.
Geert Driessen (2001). Achterstandsbestrijding in het basisonderwijs
Geert Driessen (2001). Achterstandsbestrijding in het basisonderwijs

Contenu connexe

Tendances

Frederik Smit, Geert Driessen, Jos van Kuijk & Cees de Wit (2009) VVE en oude...
Frederik Smit, Geert Driessen, Jos van Kuijk & Cees de Wit (2009) VVE en oude...Frederik Smit, Geert Driessen, Jos van Kuijk & Cees de Wit (2009) VVE en oude...
Frederik Smit, Geert Driessen, Jos van Kuijk & Cees de Wit (2009) VVE en oude...Driessen Research
 
Sport & Gemeenten nr 2-2014 Over je schaduw heenstappen
Sport & Gemeenten nr 2-2014 Over je schaduw heenstappenSport & Gemeenten nr 2-2014 Over je schaduw heenstappen
Sport & Gemeenten nr 2-2014 Over je schaduw heenstappenTom van Vliet
 
Jaap Roeleveld, Geert Driessen et al. (2011) Doelgroepleerlingen in het basi...
 Jaap Roeleveld, Geert Driessen et al. (2011) Doelgroepleerlingen in het basi... Jaap Roeleveld, Geert Driessen et al. (2011) Doelgroepleerlingen in het basi...
Jaap Roeleveld, Geert Driessen et al. (2011) Doelgroepleerlingen in het basi...Driessen Research
 
20150611 rapportage nieuwe-schooltijden-in-het-basisonderwijs-9-juni-2015
20150611 rapportage nieuwe-schooltijden-in-het-basisonderwijs-9-juni-201520150611 rapportage nieuwe-schooltijden-in-het-basisonderwijs-9-juni-2015
20150611 rapportage nieuwe-schooltijden-in-het-basisonderwijs-9-juni-2015AndereTijden
 
Wethouders aan het woord resultatennulmeting 0911
Wethouders aan het woord   resultatennulmeting 0911Wethouders aan het woord   resultatennulmeting 0911
Wethouders aan het woord resultatennulmeting 0911AndereTijden
 
Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voo...
Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voo...Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voo...
Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voo...Frederik Smit
 

Tendances (6)

Frederik Smit, Geert Driessen, Jos van Kuijk & Cees de Wit (2009) VVE en oude...
Frederik Smit, Geert Driessen, Jos van Kuijk & Cees de Wit (2009) VVE en oude...Frederik Smit, Geert Driessen, Jos van Kuijk & Cees de Wit (2009) VVE en oude...
Frederik Smit, Geert Driessen, Jos van Kuijk & Cees de Wit (2009) VVE en oude...
 
Sport & Gemeenten nr 2-2014 Over je schaduw heenstappen
Sport & Gemeenten nr 2-2014 Over je schaduw heenstappenSport & Gemeenten nr 2-2014 Over je schaduw heenstappen
Sport & Gemeenten nr 2-2014 Over je schaduw heenstappen
 
Jaap Roeleveld, Geert Driessen et al. (2011) Doelgroepleerlingen in het basi...
 Jaap Roeleveld, Geert Driessen et al. (2011) Doelgroepleerlingen in het basi... Jaap Roeleveld, Geert Driessen et al. (2011) Doelgroepleerlingen in het basi...
Jaap Roeleveld, Geert Driessen et al. (2011) Doelgroepleerlingen in het basi...
 
20150611 rapportage nieuwe-schooltijden-in-het-basisonderwijs-9-juni-2015
20150611 rapportage nieuwe-schooltijden-in-het-basisonderwijs-9-juni-201520150611 rapportage nieuwe-schooltijden-in-het-basisonderwijs-9-juni-2015
20150611 rapportage nieuwe-schooltijden-in-het-basisonderwijs-9-juni-2015
 
Wethouders aan het woord resultatennulmeting 0911
Wethouders aan het woord   resultatennulmeting 0911Wethouders aan het woord   resultatennulmeting 0911
Wethouders aan het woord resultatennulmeting 0911
 
Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voo...
Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voo...Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voo...
Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voo...
 

En vedette

Geert Driessen, Jan Doesborgh & Adrie Claassen (1999). Cultureel kapitaal, et...
Geert Driessen, Jan Doesborgh & Adrie Claassen (1999). Cultureel kapitaal, et...Geert Driessen, Jan Doesborgh & Adrie Claassen (1999). Cultureel kapitaal, et...
Geert Driessen, Jan Doesborgh & Adrie Claassen (1999). Cultureel kapitaal, et...Driessen Research
 
Geert Driessen (2004) ORD Gezinsomstandigheden, Opvoedingsfactoren en sociale...
Geert Driessen (2004) ORD Gezinsomstandigheden, Opvoedingsfactoren en sociale...Geert Driessen (2004) ORD Gezinsomstandigheden, Opvoedingsfactoren en sociale...
Geert Driessen (2004) ORD Gezinsomstandigheden, Opvoedingsfactoren en sociale...Driessen Research
 
Geert Driessen (1999) NTOVO Kwalitatieve aspecten van het functioneren van is...
Geert Driessen (1999) NTOVO Kwalitatieve aspecten van het functioneren van is...Geert Driessen (1999) NTOVO Kwalitatieve aspecten van het functioneren van is...
Geert Driessen (1999) NTOVO Kwalitatieve aspecten van het functioneren van is...Driessen Research
 
Geert Driessen & Frans van der Slik (2006) M&M Godsdienstige participatie en ...
Geert Driessen & Frans van der Slik (2006) M&M Godsdienstige participatie en ...Geert Driessen & Frans van der Slik (2006) M&M Godsdienstige participatie en ...
Geert Driessen & Frans van der Slik (2006) M&M Godsdienstige participatie en ...Driessen Research
 
Geert Driessen (2012) Ontwikkelingen in het gebruik van Fries, streektalen en...
Geert Driessen (2012) Ontwikkelingen in het gebruik van Fries, streektalen en...Geert Driessen (2012) Ontwikkelingen in het gebruik van Fries, streektalen en...
Geert Driessen (2012) Ontwikkelingen in het gebruik van Fries, streektalen en...Driessen Research
 
Geert Driessen & Frederik Smit (2008) AERA Does Ethnic Minority Parents’ Inte...
Geert Driessen & Frederik Smit (2008) AERA Does Ethnic Minority Parents’ Inte...Geert Driessen & Frederik Smit (2008) AERA Does Ethnic Minority Parents’ Inte...
Geert Driessen & Frederik Smit (2008) AERA Does Ethnic Minority Parents’ Inte...Driessen Research
 
Geert Driessen (2009). Houdoe? Afscheid van streektalen en dialecten?
Geert Driessen (2009). Houdoe? Afscheid van streektalen en dialecten?Geert Driessen (2009). Houdoe? Afscheid van streektalen en dialecten?
Geert Driessen (2009). Houdoe? Afscheid van streektalen en dialecten?Driessen Research
 
Geert Driessen (2000) CE The limits of educational policy and practice? The c...
Geert Driessen (2000) CE The limits of educational policy and practice? The c...Geert Driessen (2000) CE The limits of educational policy and practice? The c...
Geert Driessen (2000) CE The limits of educational policy and practice? The c...Driessen Research
 
Geert Driessen et al. (2005) The Effectiveness of Bilingual School Programs f...
Geert Driessen et al. (2005) The Effectiveness of Bilingual School Programs f...Geert Driessen et al. (2005) The Effectiveness of Bilingual School Programs f...
Geert Driessen et al. (2005) The Effectiveness of Bilingual School Programs f...Driessen Research
 
Geert Driessen (1997) TTiA Indicatoren van etniciteit in relatie tot predicto...
Geert Driessen (1997) TTiA Indicatoren van etniciteit in relatie tot predicto...Geert Driessen (1997) TTiA Indicatoren van etniciteit in relatie tot predicto...
Geert Driessen (1997) TTiA Indicatoren van etniciteit in relatie tot predicto...Driessen Research
 
Geert Driessen & Adrie Claassen (1996) Voorbereidend lezen rekenen en schrijven
Geert Driessen & Adrie Claassen (1996) Voorbereidend lezen rekenen en schrijvenGeert Driessen & Adrie Claassen (1996) Voorbereidend lezen rekenen en schrijven
Geert Driessen & Adrie Claassen (1996) Voorbereidend lezen rekenen en schrijvenDriessen Research
 
Geert Driessen & Virgie Withagen (1998) T&T Taalvariatie en onderwijsprestati...
Geert Driessen & Virgie Withagen (1998) T&T Taalvariatie en onderwijsprestati...Geert Driessen & Virgie Withagen (1998) T&T Taalvariatie en onderwijsprestati...
Geert Driessen & Virgie Withagen (1998) T&T Taalvariatie en onderwijsprestati...Driessen Research
 
Geert Driessen & Annemarie van Langen (2010) Het uitstralingseffect van het U...
Geert Driessen & Annemarie van Langen (2010) Het uitstralingseffect van het U...Geert Driessen & Annemarie van Langen (2010) Het uitstralingseffect van het U...
Geert Driessen & Annemarie van Langen (2010) Het uitstralingseffect van het U...Driessen Research
 
Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2005) Opvoedings- en opvangactiviteiten...
Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2005) Opvoedings- en opvangactiviteiten...Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2005) Opvoedings- en opvangactiviteiten...
Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2005) Opvoedings- en opvangactiviteiten...Driessen Research
 
Geert Driessen (1995) TOR Het relatieve belang van sociaal milieu en etnische...
Geert Driessen (1995) TOR Het relatieve belang van sociaal milieu en etnische...Geert Driessen (1995) TOR Het relatieve belang van sociaal milieu en etnische...
Geert Driessen (1995) TOR Het relatieve belang van sociaal milieu en etnische...Driessen Research
 
Geert Driessen (2002) IJER The effect of religious groups’ dominance in class...
Geert Driessen (2002) IJER The effect of religious groups’ dominance in class...Geert Driessen (2002) IJER The effect of religious groups’ dominance in class...
Geert Driessen (2002) IJER The effect of religious groups’ dominance in class...Driessen Research
 
Geert Driessen, Annemarie van Langen & Hermann Vierke (2004) Basisonderwijs: ...
Geert Driessen, Annemarie van Langen & Hermann Vierke (2004) Basisonderwijs: ...Geert Driessen, Annemarie van Langen & Hermann Vierke (2004) Basisonderwijs: ...
Geert Driessen, Annemarie van Langen & Hermann Vierke (2004) Basisonderwijs: ...Driessen Research
 
Geert Driessen et al. (2015) Cohortonderzoek COOL5-18. Technisch rapport basi...
Geert Driessen et al. (2015) Cohortonderzoek COOL5-18. Technisch rapport basi...Geert Driessen et al. (2015) Cohortonderzoek COOL5-18. Technisch rapport basi...
Geert Driessen et al. (2015) Cohortonderzoek COOL5-18. Technisch rapport basi...Driessen Research
 
Geert Driessen, Paul den Boer, Ben Hovels & Ed Smeets (1995). De tussenopleid...
Geert Driessen, Paul den Boer, Ben Hovels & Ed Smeets (1995). De tussenopleid...Geert Driessen, Paul den Boer, Ben Hovels & Ed Smeets (1995). De tussenopleid...
Geert Driessen, Paul den Boer, Ben Hovels & Ed Smeets (1995). De tussenopleid...Driessen Research
 

En vedette (19)

Geert Driessen, Jan Doesborgh & Adrie Claassen (1999). Cultureel kapitaal, et...
Geert Driessen, Jan Doesborgh & Adrie Claassen (1999). Cultureel kapitaal, et...Geert Driessen, Jan Doesborgh & Adrie Claassen (1999). Cultureel kapitaal, et...
Geert Driessen, Jan Doesborgh & Adrie Claassen (1999). Cultureel kapitaal, et...
 
Geert Driessen (2004) ORD Gezinsomstandigheden, Opvoedingsfactoren en sociale...
Geert Driessen (2004) ORD Gezinsomstandigheden, Opvoedingsfactoren en sociale...Geert Driessen (2004) ORD Gezinsomstandigheden, Opvoedingsfactoren en sociale...
Geert Driessen (2004) ORD Gezinsomstandigheden, Opvoedingsfactoren en sociale...
 
Geert Driessen (1999) NTOVO Kwalitatieve aspecten van het functioneren van is...
Geert Driessen (1999) NTOVO Kwalitatieve aspecten van het functioneren van is...Geert Driessen (1999) NTOVO Kwalitatieve aspecten van het functioneren van is...
Geert Driessen (1999) NTOVO Kwalitatieve aspecten van het functioneren van is...
 
Geert Driessen & Frans van der Slik (2006) M&M Godsdienstige participatie en ...
Geert Driessen & Frans van der Slik (2006) M&M Godsdienstige participatie en ...Geert Driessen & Frans van der Slik (2006) M&M Godsdienstige participatie en ...
Geert Driessen & Frans van der Slik (2006) M&M Godsdienstige participatie en ...
 
Geert Driessen (2012) Ontwikkelingen in het gebruik van Fries, streektalen en...
Geert Driessen (2012) Ontwikkelingen in het gebruik van Fries, streektalen en...Geert Driessen (2012) Ontwikkelingen in het gebruik van Fries, streektalen en...
Geert Driessen (2012) Ontwikkelingen in het gebruik van Fries, streektalen en...
 
Geert Driessen & Frederik Smit (2008) AERA Does Ethnic Minority Parents’ Inte...
Geert Driessen & Frederik Smit (2008) AERA Does Ethnic Minority Parents’ Inte...Geert Driessen & Frederik Smit (2008) AERA Does Ethnic Minority Parents’ Inte...
Geert Driessen & Frederik Smit (2008) AERA Does Ethnic Minority Parents’ Inte...
 
Geert Driessen (2009). Houdoe? Afscheid van streektalen en dialecten?
Geert Driessen (2009). Houdoe? Afscheid van streektalen en dialecten?Geert Driessen (2009). Houdoe? Afscheid van streektalen en dialecten?
Geert Driessen (2009). Houdoe? Afscheid van streektalen en dialecten?
 
Geert Driessen (2000) CE The limits of educational policy and practice? The c...
Geert Driessen (2000) CE The limits of educational policy and practice? The c...Geert Driessen (2000) CE The limits of educational policy and practice? The c...
Geert Driessen (2000) CE The limits of educational policy and practice? The c...
 
Geert Driessen et al. (2005) The Effectiveness of Bilingual School Programs f...
Geert Driessen et al. (2005) The Effectiveness of Bilingual School Programs f...Geert Driessen et al. (2005) The Effectiveness of Bilingual School Programs f...
Geert Driessen et al. (2005) The Effectiveness of Bilingual School Programs f...
 
Geert Driessen (1997) TTiA Indicatoren van etniciteit in relatie tot predicto...
Geert Driessen (1997) TTiA Indicatoren van etniciteit in relatie tot predicto...Geert Driessen (1997) TTiA Indicatoren van etniciteit in relatie tot predicto...
Geert Driessen (1997) TTiA Indicatoren van etniciteit in relatie tot predicto...
 
Geert Driessen & Adrie Claassen (1996) Voorbereidend lezen rekenen en schrijven
Geert Driessen & Adrie Claassen (1996) Voorbereidend lezen rekenen en schrijvenGeert Driessen & Adrie Claassen (1996) Voorbereidend lezen rekenen en schrijven
Geert Driessen & Adrie Claassen (1996) Voorbereidend lezen rekenen en schrijven
 
Geert Driessen & Virgie Withagen (1998) T&T Taalvariatie en onderwijsprestati...
Geert Driessen & Virgie Withagen (1998) T&T Taalvariatie en onderwijsprestati...Geert Driessen & Virgie Withagen (1998) T&T Taalvariatie en onderwijsprestati...
Geert Driessen & Virgie Withagen (1998) T&T Taalvariatie en onderwijsprestati...
 
Geert Driessen & Annemarie van Langen (2010) Het uitstralingseffect van het U...
Geert Driessen & Annemarie van Langen (2010) Het uitstralingseffect van het U...Geert Driessen & Annemarie van Langen (2010) Het uitstralingseffect van het U...
Geert Driessen & Annemarie van Langen (2010) Het uitstralingseffect van het U...
 
Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2005) Opvoedings- en opvangactiviteiten...
Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2005) Opvoedings- en opvangactiviteiten...Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2005) Opvoedings- en opvangactiviteiten...
Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2005) Opvoedings- en opvangactiviteiten...
 
Geert Driessen (1995) TOR Het relatieve belang van sociaal milieu en etnische...
Geert Driessen (1995) TOR Het relatieve belang van sociaal milieu en etnische...Geert Driessen (1995) TOR Het relatieve belang van sociaal milieu en etnische...
Geert Driessen (1995) TOR Het relatieve belang van sociaal milieu en etnische...
 
Geert Driessen (2002) IJER The effect of religious groups’ dominance in class...
Geert Driessen (2002) IJER The effect of religious groups’ dominance in class...Geert Driessen (2002) IJER The effect of religious groups’ dominance in class...
Geert Driessen (2002) IJER The effect of religious groups’ dominance in class...
 
Geert Driessen, Annemarie van Langen & Hermann Vierke (2004) Basisonderwijs: ...
Geert Driessen, Annemarie van Langen & Hermann Vierke (2004) Basisonderwijs: ...Geert Driessen, Annemarie van Langen & Hermann Vierke (2004) Basisonderwijs: ...
Geert Driessen, Annemarie van Langen & Hermann Vierke (2004) Basisonderwijs: ...
 
Geert Driessen et al. (2015) Cohortonderzoek COOL5-18. Technisch rapport basi...
Geert Driessen et al. (2015) Cohortonderzoek COOL5-18. Technisch rapport basi...Geert Driessen et al. (2015) Cohortonderzoek COOL5-18. Technisch rapport basi...
Geert Driessen et al. (2015) Cohortonderzoek COOL5-18. Technisch rapport basi...
 
Geert Driessen, Paul den Boer, Ben Hovels & Ed Smeets (1995). De tussenopleid...
Geert Driessen, Paul den Boer, Ben Hovels & Ed Smeets (1995). De tussenopleid...Geert Driessen, Paul den Boer, Ben Hovels & Ed Smeets (1995). De tussenopleid...
Geert Driessen, Paul den Boer, Ben Hovels & Ed Smeets (1995). De tussenopleid...
 

Similaire à Geert Driessen (2001). Achterstandsbestrijding in het basisonderwijs

Geert Driessen (2001) De overgang van OVB naar GOA op basisscholen.pdf
Geert Driessen (2001) De overgang van OVB naar GOA op basisscholen.pdfGeert Driessen (2001) De overgang van OVB naar GOA op basisscholen.pdf
Geert Driessen (2001) De overgang van OVB naar GOA op basisscholen.pdfDriessen Research
 
Geert Driessen (2012)TVO Voor- en Vroegschoolse Educatie.pdf
Geert Driessen (2012)TVO Voor- en Vroegschoolse Educatie.pdfGeert Driessen (2012)TVO Voor- en Vroegschoolse Educatie.pdf
Geert Driessen (2012)TVO Voor- en Vroegschoolse Educatie.pdfDriessen Research
 
Geert Driessen, Annemiek Veen & Maartje van Daalen TVO VVE in de voorschoolse...
Geert Driessen, Annemiek Veen & Maartje van Daalen TVO VVE in de voorschoolse...Geert Driessen, Annemiek Veen & Maartje van Daalen TVO VVE in de voorschoolse...
Geert Driessen, Annemiek Veen & Maartje van Daalen TVO VVE in de voorschoolse...Driessen Research
 
Geert Driessen (2012) Variatie in Voor- en Vroegschoolse Educatie
Geert Driessen (2012) Variatie in Voor- en Vroegschoolse Educatie Geert Driessen (2012) Variatie in Voor- en Vroegschoolse Educatie
Geert Driessen (2012) Variatie in Voor- en Vroegschoolse Educatie Driessen Research
 
Geert Driessen (2014) TVO Wat heeft het onderwijsachterstandenbeleid opgeleve...
Geert Driessen (2014) TVO Wat heeft het onderwijsachterstandenbeleid opgeleve...Geert Driessen (2014) TVO Wat heeft het onderwijsachterstandenbeleid opgeleve...
Geert Driessen (2014) TVO Wat heeft het onderwijsachterstandenbeleid opgeleve...Driessen Research
 
Geert Driessen (2022) Een halve eeuw onderzoek naar onderwijsachterstanden.pdf
Geert Driessen (2022) Een halve eeuw onderzoek naar onderwijsachterstanden.pdfGeert Driessen (2022) Een halve eeuw onderzoek naar onderwijsachterstanden.pdf
Geert Driessen (2022) Een halve eeuw onderzoek naar onderwijsachterstanden.pdfDriessen Research
 
Geert Driessen (2021) Doelmatig en effectief
Geert Driessen (2021) Doelmatig en effectiefGeert Driessen (2021) Doelmatig en effectief
Geert Driessen (2021) Doelmatig en effectiefDriessen Research
 
Miljardeninjectie in het onderwijs en sleutelrol medezeggenschap
Miljardeninjectie in het onderwijs en sleutelrol medezeggenschapMiljardeninjectie in het onderwijs en sleutelrol medezeggenschap
Miljardeninjectie in het onderwijs en sleutelrol medezeggenschapFrederik Smit
 
Geert Driessen (2016) OOP Evidence-based VVE.pdf
Geert Driessen (2016) OOP Evidence-based VVE.pdfGeert Driessen (2016) OOP Evidence-based VVE.pdf
Geert Driessen (2016) OOP Evidence-based VVE.pdfDriessen Research
 
Geert Driessen (2021) NPO: Q & A's
Geert Driessen (2021) NPO: Q & A'sGeert Driessen (2021) NPO: Q & A's
Geert Driessen (2021) NPO: Q & A'sDriessen Research
 
Positionpaper kinderopvang onderwijs_welzijn_def1 mei 2013
Positionpaper kinderopvang onderwijs_welzijn_def1 mei 2013Positionpaper kinderopvang onderwijs_welzijn_def1 mei 2013
Positionpaper kinderopvang onderwijs_welzijn_def1 mei 2013AndereTijden
 
Geert Driessen, Annemiek Veen & Ineke van der Veen (2013) TVO Het bereik van ...
Geert Driessen, Annemiek Veen & Ineke van der Veen (2013) TVO Het bereik van ...Geert Driessen, Annemiek Veen & Ineke van der Veen (2013) TVO Het bereik van ...
Geert Driessen, Annemiek Veen & Ineke van der Veen (2013) TVO Het bereik van ...Driessen Research
 
Geert Driessen (2016) Het onderwijsachterstandenbeleid loopt achter
Geert Driessen (2016) Het onderwijsachterstandenbeleid loopt achterGeert Driessen (2016) Het onderwijsachterstandenbeleid loopt achter
Geert Driessen (2016) Het onderwijsachterstandenbeleid loopt achterDriessen Research
 
Reader 121022 definitief
Reader 121022 definitiefReader 121022 definitief
Reader 121022 definitiefAndereTijden
 
Reader 121022 definitief
Reader 121022 definitiefReader 121022 definitief
Reader 121022 definitiefAndereTijden
 
Stand van zaken integrale kindcentra februari 2013 docx
Stand van zaken integrale kindcentra februari 2013 docxStand van zaken integrale kindcentra februari 2013 docx
Stand van zaken integrale kindcentra februari 2013 docxAndereTijden
 
Kansen voor Kinderen
Kansen voor KinderenKansen voor Kinderen
Kansen voor KinderenRia de Jong
 
Weer terug naar hoop
Weer terug naar hoopWeer terug naar hoop
Weer terug naar hoopLex Sanou
 
Concept schoolplan Molenwerf 2008-2012
Concept schoolplan Molenwerf 2008-2012Concept schoolplan Molenwerf 2008-2012
Concept schoolplan Molenwerf 2008-2012Bert van der Neut
 

Similaire à Geert Driessen (2001). Achterstandsbestrijding in het basisonderwijs (20)

Geert Driessen (2001) De overgang van OVB naar GOA op basisscholen.pdf
Geert Driessen (2001) De overgang van OVB naar GOA op basisscholen.pdfGeert Driessen (2001) De overgang van OVB naar GOA op basisscholen.pdf
Geert Driessen (2001) De overgang van OVB naar GOA op basisscholen.pdf
 
Geert Driessen (2012)TVO Voor- en Vroegschoolse Educatie.pdf
Geert Driessen (2012)TVO Voor- en Vroegschoolse Educatie.pdfGeert Driessen (2012)TVO Voor- en Vroegschoolse Educatie.pdf
Geert Driessen (2012)TVO Voor- en Vroegschoolse Educatie.pdf
 
Geert Driessen, Annemiek Veen & Maartje van Daalen TVO VVE in de voorschoolse...
Geert Driessen, Annemiek Veen & Maartje van Daalen TVO VVE in de voorschoolse...Geert Driessen, Annemiek Veen & Maartje van Daalen TVO VVE in de voorschoolse...
Geert Driessen, Annemiek Veen & Maartje van Daalen TVO VVE in de voorschoolse...
 
Geert Driessen (2012) Variatie in Voor- en Vroegschoolse Educatie
Geert Driessen (2012) Variatie in Voor- en Vroegschoolse Educatie Geert Driessen (2012) Variatie in Voor- en Vroegschoolse Educatie
Geert Driessen (2012) Variatie in Voor- en Vroegschoolse Educatie
 
Geert Driessen (2014) TVO Wat heeft het onderwijsachterstandenbeleid opgeleve...
Geert Driessen (2014) TVO Wat heeft het onderwijsachterstandenbeleid opgeleve...Geert Driessen (2014) TVO Wat heeft het onderwijsachterstandenbeleid opgeleve...
Geert Driessen (2014) TVO Wat heeft het onderwijsachterstandenbeleid opgeleve...
 
Geert Driessen (2022) Een halve eeuw onderzoek naar onderwijsachterstanden.pdf
Geert Driessen (2022) Een halve eeuw onderzoek naar onderwijsachterstanden.pdfGeert Driessen (2022) Een halve eeuw onderzoek naar onderwijsachterstanden.pdf
Geert Driessen (2022) Een halve eeuw onderzoek naar onderwijsachterstanden.pdf
 
Geert Driessen (2021) Doelmatig en effectief
Geert Driessen (2021) Doelmatig en effectiefGeert Driessen (2021) Doelmatig en effectief
Geert Driessen (2021) Doelmatig en effectief
 
Miljardeninjectie in het onderwijs en sleutelrol medezeggenschap
Miljardeninjectie in het onderwijs en sleutelrol medezeggenschapMiljardeninjectie in het onderwijs en sleutelrol medezeggenschap
Miljardeninjectie in het onderwijs en sleutelrol medezeggenschap
 
Geert Driessen (2016) OOP Evidence-based VVE.pdf
Geert Driessen (2016) OOP Evidence-based VVE.pdfGeert Driessen (2016) OOP Evidence-based VVE.pdf
Geert Driessen (2016) OOP Evidence-based VVE.pdf
 
A4 Sessie 1 Jeugdbeleid ontrafeld
A4 Sessie 1 Jeugdbeleid ontrafeldA4 Sessie 1 Jeugdbeleid ontrafeld
A4 Sessie 1 Jeugdbeleid ontrafeld
 
Geert Driessen (2021) NPO: Q & A's
Geert Driessen (2021) NPO: Q & A'sGeert Driessen (2021) NPO: Q & A's
Geert Driessen (2021) NPO: Q & A's
 
Positionpaper kinderopvang onderwijs_welzijn_def1 mei 2013
Positionpaper kinderopvang onderwijs_welzijn_def1 mei 2013Positionpaper kinderopvang onderwijs_welzijn_def1 mei 2013
Positionpaper kinderopvang onderwijs_welzijn_def1 mei 2013
 
Geert Driessen, Annemiek Veen & Ineke van der Veen (2013) TVO Het bereik van ...
Geert Driessen, Annemiek Veen & Ineke van der Veen (2013) TVO Het bereik van ...Geert Driessen, Annemiek Veen & Ineke van der Veen (2013) TVO Het bereik van ...
Geert Driessen, Annemiek Veen & Ineke van der Veen (2013) TVO Het bereik van ...
 
Geert Driessen (2016) Het onderwijsachterstandenbeleid loopt achter
Geert Driessen (2016) Het onderwijsachterstandenbeleid loopt achterGeert Driessen (2016) Het onderwijsachterstandenbeleid loopt achter
Geert Driessen (2016) Het onderwijsachterstandenbeleid loopt achter
 
Reader 121022 definitief
Reader 121022 definitiefReader 121022 definitief
Reader 121022 definitief
 
Reader 121022 definitief
Reader 121022 definitiefReader 121022 definitief
Reader 121022 definitief
 
Stand van zaken integrale kindcentra februari 2013 docx
Stand van zaken integrale kindcentra februari 2013 docxStand van zaken integrale kindcentra februari 2013 docx
Stand van zaken integrale kindcentra februari 2013 docx
 
Kansen voor Kinderen
Kansen voor KinderenKansen voor Kinderen
Kansen voor Kinderen
 
Weer terug naar hoop
Weer terug naar hoopWeer terug naar hoop
Weer terug naar hoop
 
Concept schoolplan Molenwerf 2008-2012
Concept schoolplan Molenwerf 2008-2012Concept schoolplan Molenwerf 2008-2012
Concept schoolplan Molenwerf 2008-2012
 

Plus de Driessen Research

Geert Driessen (2024) OOP De generaliseerbaarheid van een VVE-modelprogramma....
Geert Driessen (2024) OOP De generaliseerbaarheid van een VVE-modelprogramma....Geert Driessen (2024) OOP De generaliseerbaarheid van een VVE-modelprogramma....
Geert Driessen (2024) OOP De generaliseerbaarheid van een VVE-modelprogramma....Driessen Research
 
Geert Driessen (2024) Demasqué VVE-modelprogramma's.pdf
Geert Driessen (2024) Demasqué VVE-modelprogramma's.pdfGeert Driessen (2024) Demasqué VVE-modelprogramma's.pdf
Geert Driessen (2024) Demasqué VVE-modelprogramma's.pdfDriessen Research
 
Geert Driessen (2024) Encyclopedia Abecedarian an impossible model preschool ...
Geert Driessen (2024) Encyclopedia Abecedarian an impossible model preschool ...Geert Driessen (2024) Encyclopedia Abecedarian an impossible model preschool ...
Geert Driessen (2024) Encyclopedia Abecedarian an impossible model preschool ...Driessen Research
 
Geert Driessen (2023) Encyclopedia The Perry HighScope Preschool Program A Cr...
Geert Driessen (2023) Encyclopedia The Perry HighScope Preschool Program A Cr...Geert Driessen (2023) Encyclopedia The Perry HighScope Preschool Program A Cr...
Geert Driessen (2023) Encyclopedia The Perry HighScope Preschool Program A Cr...Driessen Research
 
Kees de Bot, Geert Driessen & Paul Jungbluth (1988) MLEML An exploration of t...
Kees de Bot, Geert Driessen & Paul Jungbluth (1988) MLEML An exploration of t...Kees de Bot, Geert Driessen & Paul Jungbluth (1988) MLEML An exploration of t...
Kees de Bot, Geert Driessen & Paul Jungbluth (1988) MLEML An exploration of t...Driessen Research
 
Geert Driessen (1992) MLEML Developments in first and second language acquisi...
Geert Driessen (1992) MLEML Developments in first and second language acquisi...Geert Driessen (1992) MLEML Developments in first and second language acquisi...
Geert Driessen (1992) MLEML Developments in first and second language acquisi...Driessen Research
 
Geert Driessen, Lia Mulder & Paul Jungbluth (1994) ILAPSI Ethnicity and socia...
Geert Driessen, Lia Mulder & Paul Jungbluth (1994) ILAPSI Ethnicity and socia...Geert Driessen, Lia Mulder & Paul Jungbluth (1994) ILAPSI Ethnicity and socia...
Geert Driessen, Lia Mulder & Paul Jungbluth (1994) ILAPSI Ethnicity and socia...Driessen Research
 
Geert Driessen & Pim Valkenberg (2000) AERA Islamic schools in the western wo...
Geert Driessen & Pim Valkenberg (2000) AERA Islamic schools in the western wo...Geert Driessen & Pim Valkenberg (2000) AERA Islamic schools in the western wo...
Geert Driessen & Pim Valkenberg (2000) AERA Islamic schools in the western wo...Driessen Research
 
Geert Driessen (2000) AEGEE Islamic schools in the western world Paper.pdf
Geert Driessen (2000) AEGEE Islamic schools in the western world Paper.pdfGeert Driessen (2000) AEGEE Islamic schools in the western world Paper.pdf
Geert Driessen (2000) AEGEE Islamic schools in the western world Paper.pdfDriessen Research
 
Geert Driessen (2001) AERA Public-private effects in elementary schools in th...
Geert Driessen (2001) AERA Public-private effects in elementary schools in th...Geert Driessen (2001) AERA Public-private effects in elementary schools in th...
Geert Driessen (2001) AERA Public-private effects in elementary schools in th...Driessen Research
 
Geert Driessen & Frederik Smit (2005) ERNAPE Integration participation and ed...
Geert Driessen & Frederik Smit (2005) ERNAPE Integration participation and ed...Geert Driessen & Frederik Smit (2005) ERNAPE Integration participation and ed...
Geert Driessen & Frederik Smit (2005) ERNAPE Integration participation and ed...Driessen Research
 
Frederik Smit & Geert Driessen (2005) CARE Parent and community involvement i...
Frederik Smit & Geert Driessen (2005) CARE Parent and community involvement i...Frederik Smit & Geert Driessen (2005) CARE Parent and community involvement i...
Frederik Smit & Geert Driessen (2005) CARE Parent and community involvement i...Driessen Research
 
Geert Driessen (2006) ERCOMER Integration participation and education Pres.ppt
Geert Driessen (2006) ERCOMER Integration participation and education Pres.pptGeert Driessen (2006) ERCOMER Integration participation and education Pres.ppt
Geert Driessen (2006) ERCOMER Integration participation and education Pres.pptDriessen Research
 
Michael Merry & Geert Driessen (2010) WCCES Integration by other means Hindu ...
Michael Merry & Geert Driessen (2010) WCCES Integration by other means Hindu ...Michael Merry & Geert Driessen (2010) WCCES Integration by other means Hindu ...
Michael Merry & Geert Driessen (2010) WCCES Integration by other means Hindu ...Driessen Research
 
Geert Driessen & Michael Merry (2013) AERA Tackling socioeconomic and ethnic ...
Geert Driessen & Michael Merry (2013) AERA Tackling socioeconomic and ethnic ...Geert Driessen & Michael Merry (2013) AERA Tackling socioeconomic and ethnic ...
Geert Driessen & Michael Merry (2013) AERA Tackling socioeconomic and ethnic ...Driessen Research
 
Frederik Smit & Geert Driessen (2013) ERNAPE Dealing with street culture in s...
Frederik Smit & Geert Driessen (2013) ERNAPE Dealing with street culture in s...Frederik Smit & Geert Driessen (2013) ERNAPE Dealing with street culture in s...
Frederik Smit & Geert Driessen (2013) ERNAPE Dealing with street culture in s...Driessen Research
 
Frederik Smit & Geert Driessen (2013) ERNAPE Critical lessons from practices ...
Frederik Smit & Geert Driessen (2013) ERNAPE Critical lessons from practices ...Frederik Smit & Geert Driessen (2013) ERNAPE Critical lessons from practices ...
Frederik Smit & Geert Driessen (2013) ERNAPE Critical lessons from practices ...Driessen Research
 
Geert Driessen & Michael Merry (2015) RA The gross and net effects Pres.pdf
Geert Driessen & Michael Merry (2015) RA The gross and net effects Pres.pdfGeert Driessen & Michael Merry (2015) RA The gross and net effects Pres.pdf
Geert Driessen & Michael Merry (2015) RA The gross and net effects Pres.pdfDriessen Research
 
Orhan Agirdag, Geert Driessen & Michael Merry (2015) ESA Is there a Catholic ...
Orhan Agirdag, Geert Driessen & Michael Merry (2015) ESA Is there a Catholic ...Orhan Agirdag, Geert Driessen & Michael Merry (2015) ESA Is there a Catholic ...
Orhan Agirdag, Geert Driessen & Michael Merry (2015) ESA Is there a Catholic ...Driessen Research
 
Geert Driessen (2013) GemOss Onderwijsachterstandenbestrijding Pres.pptx
Geert Driessen (2013) GemOss Onderwijsachterstandenbestrijding Pres.pptxGeert Driessen (2013) GemOss Onderwijsachterstandenbestrijding Pres.pptx
Geert Driessen (2013) GemOss Onderwijsachterstandenbestrijding Pres.pptxDriessen Research
 

Plus de Driessen Research (20)

Geert Driessen (2024) OOP De generaliseerbaarheid van een VVE-modelprogramma....
Geert Driessen (2024) OOP De generaliseerbaarheid van een VVE-modelprogramma....Geert Driessen (2024) OOP De generaliseerbaarheid van een VVE-modelprogramma....
Geert Driessen (2024) OOP De generaliseerbaarheid van een VVE-modelprogramma....
 
Geert Driessen (2024) Demasqué VVE-modelprogramma's.pdf
Geert Driessen (2024) Demasqué VVE-modelprogramma's.pdfGeert Driessen (2024) Demasqué VVE-modelprogramma's.pdf
Geert Driessen (2024) Demasqué VVE-modelprogramma's.pdf
 
Geert Driessen (2024) Encyclopedia Abecedarian an impossible model preschool ...
Geert Driessen (2024) Encyclopedia Abecedarian an impossible model preschool ...Geert Driessen (2024) Encyclopedia Abecedarian an impossible model preschool ...
Geert Driessen (2024) Encyclopedia Abecedarian an impossible model preschool ...
 
Geert Driessen (2023) Encyclopedia The Perry HighScope Preschool Program A Cr...
Geert Driessen (2023) Encyclopedia The Perry HighScope Preschool Program A Cr...Geert Driessen (2023) Encyclopedia The Perry HighScope Preschool Program A Cr...
Geert Driessen (2023) Encyclopedia The Perry HighScope Preschool Program A Cr...
 
Kees de Bot, Geert Driessen & Paul Jungbluth (1988) MLEML An exploration of t...
Kees de Bot, Geert Driessen & Paul Jungbluth (1988) MLEML An exploration of t...Kees de Bot, Geert Driessen & Paul Jungbluth (1988) MLEML An exploration of t...
Kees de Bot, Geert Driessen & Paul Jungbluth (1988) MLEML An exploration of t...
 
Geert Driessen (1992) MLEML Developments in first and second language acquisi...
Geert Driessen (1992) MLEML Developments in first and second language acquisi...Geert Driessen (1992) MLEML Developments in first and second language acquisi...
Geert Driessen (1992) MLEML Developments in first and second language acquisi...
 
Geert Driessen, Lia Mulder & Paul Jungbluth (1994) ILAPSI Ethnicity and socia...
Geert Driessen, Lia Mulder & Paul Jungbluth (1994) ILAPSI Ethnicity and socia...Geert Driessen, Lia Mulder & Paul Jungbluth (1994) ILAPSI Ethnicity and socia...
Geert Driessen, Lia Mulder & Paul Jungbluth (1994) ILAPSI Ethnicity and socia...
 
Geert Driessen & Pim Valkenberg (2000) AERA Islamic schools in the western wo...
Geert Driessen & Pim Valkenberg (2000) AERA Islamic schools in the western wo...Geert Driessen & Pim Valkenberg (2000) AERA Islamic schools in the western wo...
Geert Driessen & Pim Valkenberg (2000) AERA Islamic schools in the western wo...
 
Geert Driessen (2000) AEGEE Islamic schools in the western world Paper.pdf
Geert Driessen (2000) AEGEE Islamic schools in the western world Paper.pdfGeert Driessen (2000) AEGEE Islamic schools in the western world Paper.pdf
Geert Driessen (2000) AEGEE Islamic schools in the western world Paper.pdf
 
Geert Driessen (2001) AERA Public-private effects in elementary schools in th...
Geert Driessen (2001) AERA Public-private effects in elementary schools in th...Geert Driessen (2001) AERA Public-private effects in elementary schools in th...
Geert Driessen (2001) AERA Public-private effects in elementary schools in th...
 
Geert Driessen & Frederik Smit (2005) ERNAPE Integration participation and ed...
Geert Driessen & Frederik Smit (2005) ERNAPE Integration participation and ed...Geert Driessen & Frederik Smit (2005) ERNAPE Integration participation and ed...
Geert Driessen & Frederik Smit (2005) ERNAPE Integration participation and ed...
 
Frederik Smit & Geert Driessen (2005) CARE Parent and community involvement i...
Frederik Smit & Geert Driessen (2005) CARE Parent and community involvement i...Frederik Smit & Geert Driessen (2005) CARE Parent and community involvement i...
Frederik Smit & Geert Driessen (2005) CARE Parent and community involvement i...
 
Geert Driessen (2006) ERCOMER Integration participation and education Pres.ppt
Geert Driessen (2006) ERCOMER Integration participation and education Pres.pptGeert Driessen (2006) ERCOMER Integration participation and education Pres.ppt
Geert Driessen (2006) ERCOMER Integration participation and education Pres.ppt
 
Michael Merry & Geert Driessen (2010) WCCES Integration by other means Hindu ...
Michael Merry & Geert Driessen (2010) WCCES Integration by other means Hindu ...Michael Merry & Geert Driessen (2010) WCCES Integration by other means Hindu ...
Michael Merry & Geert Driessen (2010) WCCES Integration by other means Hindu ...
 
Geert Driessen & Michael Merry (2013) AERA Tackling socioeconomic and ethnic ...
Geert Driessen & Michael Merry (2013) AERA Tackling socioeconomic and ethnic ...Geert Driessen & Michael Merry (2013) AERA Tackling socioeconomic and ethnic ...
Geert Driessen & Michael Merry (2013) AERA Tackling socioeconomic and ethnic ...
 
Frederik Smit & Geert Driessen (2013) ERNAPE Dealing with street culture in s...
Frederik Smit & Geert Driessen (2013) ERNAPE Dealing with street culture in s...Frederik Smit & Geert Driessen (2013) ERNAPE Dealing with street culture in s...
Frederik Smit & Geert Driessen (2013) ERNAPE Dealing with street culture in s...
 
Frederik Smit & Geert Driessen (2013) ERNAPE Critical lessons from practices ...
Frederik Smit & Geert Driessen (2013) ERNAPE Critical lessons from practices ...Frederik Smit & Geert Driessen (2013) ERNAPE Critical lessons from practices ...
Frederik Smit & Geert Driessen (2013) ERNAPE Critical lessons from practices ...
 
Geert Driessen & Michael Merry (2015) RA The gross and net effects Pres.pdf
Geert Driessen & Michael Merry (2015) RA The gross and net effects Pres.pdfGeert Driessen & Michael Merry (2015) RA The gross and net effects Pres.pdf
Geert Driessen & Michael Merry (2015) RA The gross and net effects Pres.pdf
 
Orhan Agirdag, Geert Driessen & Michael Merry (2015) ESA Is there a Catholic ...
Orhan Agirdag, Geert Driessen & Michael Merry (2015) ESA Is there a Catholic ...Orhan Agirdag, Geert Driessen & Michael Merry (2015) ESA Is there a Catholic ...
Orhan Agirdag, Geert Driessen & Michael Merry (2015) ESA Is there a Catholic ...
 
Geert Driessen (2013) GemOss Onderwijsachterstandenbestrijding Pres.pptx
Geert Driessen (2013) GemOss Onderwijsachterstandenbestrijding Pres.pptxGeert Driessen (2013) GemOss Onderwijsachterstandenbestrijding Pres.pptx
Geert Driessen (2013) GemOss Onderwijsachterstandenbestrijding Pres.pptx
 

Geert Driessen (2001). Achterstandsbestrijding in het basisonderwijs

  • 1. De overgang van Onderwijsvoorrangsbeleid naar Gemeentelijk Onderwijsachterstandenbeleid
  • 2.
  • 3. Achterstandsbestrijding in het basisonderwijs De overgang van Onderwijsvoorrangsbeleid naar GemeentelijkOnderwijsachterstandenbeleid Ten geleide In 1998 is het Gemeentelijk Onderwijsachterstandenbeleid (GOA) van start gegaan. GOA is de opvolger van het Onderwijsvoorrangsbeleid (OVB) dat sinds 1986 van kracht was. Een belangrijk verschil tussen OVB en GOA is dat de overheid met GOA een groot deel van de verantwoordelijkheden en taken heeft gedecentraliseerd naar de gemeenten. In deze brochure wordt een samenvatting gegeven van een onderzoek naar de overgang van het OVB naar het GOA. Met name wordt nagegaan op welke wijze scholen middelen inzetten en maatregeten treffen ter bestrijding van onderwijsachterstanden. Het meren- deel van de gegevens voor dit onderzoek is in de schooljaren 1997/98 en 1998/99 verza- meld binnen het cohortonderzoek Primair Onderwijs ('PRIMA'). Daarnaast is gebruik ge- maakt van gegevens die door de Inspectie van het Onderwijs in het kader van het Inte- graal Scholentoezicht (1ST) in 1999 zijn verzameld. Deze studie is verricht in opdracht van de Programmacommissie Beleidsgericht Onder- zoek Primair Onderwijs (BOPO), die ressorteert onder de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO). De uitvoering lag in handen van dr. G. Driessen, daarbij ondersteund door drs. A. van Langen en drs. J. Doesborgh. dr. G. Driessen Nijmegen, januari 2001
  • 4. Achterstandsbestrijding in het basisonderwijs JtS Onderwijsachterstanden en beleid Nederland kent inmiddels een lange traditie als het gaat om de bestrijding van onderwijs- achterstanden die het gevolg zijn van sociale, economische en culturele factoren. Vanuit initiatieven en projecten op tokaal niveau, bijvoorbeeld in de steden Amsterdam, Rotter- dam en Utrecht, ontstond na 1970 ook beleid op landelijk niveau. Dat gebeurde aanvan- kelijk via twee gescheiden beleidssporen, namelijk het Onderwijsstimuleringsbeleid (OSB) en het Culturele Minderhedenbeleid (Cumi). De doelgroep van het OSB betrof Neder- landse arbeiderskinderen, en die van het Cumibeleid buitenlandse kinderen. Vanaf 1985 kreeg het Onderwijsvoorrangsbeleid (OVB) gestalte. Daarin werden beide beleidsstromen geTntegreerd, dit vanuit de gedachte dat er veel overeenkomst bestond tussen de problematiek van allochtone en autochtone doelgroepleerling'en. Met OVB kende twee componenten. Binnen de formatiecomponent (i.c. de gewichtenregeling) ontvingen scholen met veel doelgroepleerlingen extra personeelsformatie. Als onderdeel van de gebiedencomponent kregen Onderwijsvoorrangsgebieden (OVG), dat wil zeggen samen- werkingsverbanden van scholen en welzijnsinstellingen binnen gemeenten of regio's, middelen om aan de bestrijding van onderwijsachterstanden te werken. Het OVB was daarmee vooral een faciliteitenbeleid. De evaluatie van het OVB liet zien dat er weliswaar veel werk was verzet, maar dat dat niet had geleid tot de vermindering van de achterstands- problematiek. Met name de positie van deTurkse en Marokkaanse leerlingen was slechts weinig verbeterd ten opzichte van die van de niet-achterstandsleerlingen. Als een van de mogelijke oorzaken gold het feit dat de extra middelen niet geoormerkt waren, dat de scholen vaak niet doordrongen waren van het feit dat het hier ging om middelen die speciaal waren bedoeld voor achterstandsgroepen en dat ze daarom 'gewoon' werden ingezet voor klassenverkleining. De evaluatie oordeelde positiever over de Onderwijs- voorrangsgebieden, omdat daar de ontwikkeling van strategieen ter bestrijding van onderwijsachterstanden veel beter van de grand was gekomen dan binnen de afzonder- lijke scholen. Dit had overigens niet tot gevolg dat dit in de gebieden tot betere prestaties had geleid (vgl. Driessen, 2000a; Mulder, 1996). Gaandeweg groeide in de politiek het besef dat een centraal geregisseerde aanpak nadelen had. Er zou meer moeten warden aangesloten bij de plaatselijke situatie en problematiek, en tevens zou er meer samenwerking moeten komen tussen de verschil- lende lokale instellingen op het terrein van onderwijs, welzijn, hulpverlening, gezond- heidszorg en justitie. Vanuit die gedachte is in 1998 als opvolger van het OVB het Ge- meentelijk Onderwijsachterstandenbeleid (GOA) van start gegaan. Daarmee hebben de gemeenten de bestuurlijke verantwoordelijkheid van de centrale overheid overgenomen en geven ze ook een concrete inhoudelijke invulling aan het beleid. In de nieuwe situatie hebben de gemeenten de beschikking gekregen over de oude gebiedsgelden; bovendien ontvangen ze nog andere extra financiele middelen en kunnen ze ook eigen middelen inzetten. De scholen houden de oude OVB-formatiemiddelen, maar dienen deze indien het totale gemeentelijk budget de kwart miljoen overstijgt wel in te zetten in overeenstem- ming met het gemeentelijk onderwijsachterstandenplan (dit zijn de'planplichtige gemeen- ten'). Voor gemeenten waar het totale van het rijk te ontvangen bedrag minder bedraagt
  • 5. tSJ Achterstandsbestrijding in het basisonderwijs dan een kwart miljoen is het opstellen van een dergelijk plan niet verplicht. Als deze gemeenten wel gemeentelijke middelen inzetten, zijn ze wet verplicht tot het vaststellen van een raadsbesluit (dit zijn de 'besluitplichtige gemeenten'). De totstandkoming en implementatie van het GOA is niet zonder discussie geweest. Er waren vooral twijfels met betrekking tot de efficientie en effectiviteit van het beleid en of decentralisatie wel het juiste middel is om tot verbetering te komen (vgl. Renders, 1997; Tesser, Van Dugteren & Merens, 1996). Dit neemt niet weg dat er zowel vanuit de politiek als ook uit het onderwijsveld brede steun was voor GOA. Eerder onder^oek rond GOA Inmiddels zijn er enkele studies uitgevoerd rond het thema GOA. Op een na zijn al deze studies in 1999 uitgevoerd, dat wil zeggen net na de start van GOA. De resultaten daar- van kunnen als votgt warden samengevat. Van Langen & Portengen (1999) zijn nagegaan wat de consequenties van decentrali- satie zijn geweest in deVerenigde Staten en Engeland. De conclusie was dat de onderwijs- positie van achterstandsleerlingen als gevolg van de beleidsontwikkelingen daar eerder verslechterde dan verbeterde. Hierbij dient echterte warden aangetekend dat de situatie in beide landen niet zonder meer vergelijkbaar is met die in Nederland, onder meer om- dat decentralisatie in genoemde landen/betrekking heeft op het schoolniveau, terwijl dat in Nederland het gemeenteniveau is, en tevens omdat de financiering van het onderwijs daar anders geregeld'is. Appelhof (1999) deed onderzoek naar het beleid in tien gemeenten die al in een vroeg stadium (in het schooljaar 1997/98) lijnen hebben uitgezet voor GOA ('voortrekkers'). In organjsatorisch opzicht blijkt het beleid in die gemeenten goed van de grand te zijn geko- men; inhoudelijk gezien is er echter vooral sprake van continuering van het activiteiten- programma van het OVB.Voor bijsturing van het beleid via monitoring is nog weinig sprake; men neemt in dit opzicht vooral een afwachtende houding aan. Van Rossum, Rutten & Pouwer (1999) hebben een analyse gemaakt van de gemeen- telijk onderwijsachterstandenptannen. Hieruit bleek dat veel gemeenten gekozen hebben voor een groeimodel, waarin de bestaande (OVB-) projecten zoveel mogelijk zijn voortge- zet en er nog weinig vernieuwende impulsen zijn geweest. Regionale en inter-gemeente- lijke samenwerkingsverbanden komen niet voor. Het op overeenstemming geriehte over- leg blijft doorgaans beperkt tot gemeente en schoolbesturen; het welzijnswerk wordt er niet bij betrokken. De Inspectie van het Onderwijs (1999) heeft een onderzoek verricht naar de feitelijke uitvoering van de wetten GOA en OALT, en dan specifiek de plannen, besluiten en midde- len. Hieruit kwam naar voren dat de gemeenten beschikken over een bedrag van 850 miljoen gulden. Voor de besteding van die middelen voeren de gemeenten overleg en schrijven ptannen. Het onderzoek maakt echter duidelijk dat veel gemeenten in dat" op- zicht nog niet aan hun wettelijke verplichtingen hebben voldaan; veelal bevindt een en ander zich nog in een ontwikkelingsfase.
  • 6. Achterstandsbestrijding in hei basisonderwijs JtS Een laatste studie is die van Turkenburg (1999) naar de wijze waarop het beleid op lokaal niveau wordt vormgegeven. Zij onderscheidt vier typen gemeenten, namelijk mini- maal of startend (50%), extern voorbereid (10%), doelen centraal (25%), en specifiek en integraal (10%). Deze indeling volgend lijkt het er op dat de vooruitzichten voor een goede implementatie van GOA voor 60% van de gemeenten niet echt gunstig zijn. Dit betreft vooral gemeenten met relatief veel autochtone doelgroepleerlingen; voor gemeenten met veet allochtone doelgroepleerlingen zijn de vooruitzichten gunstiger. Probleemstelling en onder^oeksop^et Uit de inmiddels uitgevoerde studies komt naar voren dat er nog duidelijk overgangs- problemen zijn. Zo is in een aantal gevallen nog niet voldaan is aan alle wettelijke ver- plichtingen, men bevindt zich doorgaans nog in een ontwikkelingsfase, en er is weliswaar organisatorisch veel werk verzet, maar men houdt het inhoudelijk gezien veelal nog bij het oude, hetgeen een voortzetting van het vroegere OVB impliceert. Bij deze conclusies dient overigens nadrukkelijk aangetekend te warden dat het hier steeds om onderzoek gaat dat in een vroeg stadium van GOA is uitgevoerd. De noodzaak om nieuw beleid vanaf het prille begin te vergezellen van onderzoek is evident. Dit maakt het immers mogelijk te bepalen of het beleid ook wordt uitgevoerd zoals bedoeld en of het uiteindelijk ook tot de gewenste resultaten leidt. Wat dit laatste betreft, de bepaling van de effectiviteit, is het van belang een ijkpunt te hebben waarte- gen de ontwikkelingen kunnen warden afgezet. Zo is het OVB vanaf de start gepaard gegaan met evaluatie-onderzoek. De kern daarvan bestond uit het tweejaarlijks volgen van de taal- en rekenprestaties van leerlingen in het basisonderwijs. In het onderzoeks- design werd daarbij een onderverdeling gemaakt van scholen zonder OVB-faciliteiten, scholen met dergelijke faciliteiten, en scholen met OVB-faciliteiten die bovendien partici- peerden in een Onderwijsvoorrangsgebied. Voor GOA is inmiddels ook een onderzoekstraject in gang gezet. Zoals uit het hierbo- ven gepresenteerde overzicht is gebleken, heeft het uitgevoerdeonderzoek echter voor- alsnog steeds betrekking gehad op het niveau van de gemeenten. Op het niveau van de scholen, dat wil zeggen de concrete uitvoerders van het beleid, zijn nog geen specifieke op GOA gerichte studies verricht. Wat daar gebeurt sinds de invoering van GOA en of er daarbij verschillen zijn met de situatie onder het OVB is onbekend. Evenmin is er een relatie gelegd tussen GOA en de onderwijsprestaties van leerlingen. Gelet op het korte bestaan van GOA ligt dat overigens ook minder voor de hand. Middels het onderhavige onderzoek wordt daar echter een aanvang mee gemaakt. Centraal staat hier de stand van zaken bij de start van GOA en de consequenties van de overgang van OVB naar GOA voor de scholen. Het huidige onderzoek moet warden gezien als een nul-meting (c.q. het ijkpunt) waartegen de toekomstige ontwikkelingen kunnen warden afgezet.
  • 7. its Achterstandsbestrijding in het basisonderwijs Concreet gaat het in het onderhavige onderzoek om de volgende vragen: 1. Hoe warden sinds de invoering van de GOA-wet de extra middelen ingezet en welke onderwijskundige en organisatorische maatregelen voor achterstandenbestrijding wor- den er getroffen door de basisschoten in gemeenten met een planverplichting, een besluitverplichting, of geen van deze verplichtingen? 2. Zijn er veranderingen in deze inzet en maatregelen opgetreden ten opzichte van de periode voor GOA, dat wil zeggen ten tijde van het OVB? 3. Zijn er al effecten zichtbaar van de huidige aanpak van de scholen op de prestaties van de doelgroepleerlingen? Ter beantwoording van de onderzoeksvragen is gebruik gemaakt van gegevens die in de schooljaren 1996/97 en 1998/99 zijn verzameld als onderdeel van het cohort Primair Onderwijs ('PRIMA'); het betreft per schooljaar circa 500 scholen. Op enkele punten zijn deze gegevens aangevuld met informatie die door de Inspectie van het Onderwijs in het kader van het Integraal Scholentoezicht (1ST) in 1999 is verzameld. Uit beide bestanden zijn de scholen gelicht met doelgroepleerlingen in hun leerlingenpopulatie. Zij zijn inge- deeld in de votgende gemeentencategorieen: gevestigd in gemeente met planverplichting, besluitverplichting, of geen van beide, en vervolgens is binnen de planplichtige gemeen- ten nog een onderverdeling gemaakt naar de vier grote steden (G4), de 21 andere grote steden (G21), en overige gemeenten. Middelen en maatregelen onder GOA Bij de beantwoording van eerste onderzoeksvraag gaat het om de middelen die op scho- len warden ingezet en de maatregelen die warden genomen voor achterstandbestrijding. De gegevens zijn verstrekt door bijna 500 directies en 3000 leerkrachten van de groepen 2, 4, 6 en 8 en hebben betrekking op het schooljaar 1998/99. Hier staat dus centraal de vraag: wat is de stand van zaken bij de start van GOA? Bij de analyses is steeds een vergelijking gemaakt tussen de onderscheiden gemeentencategorieen. De resultaten warden thematisch gepresenteerd. Extra middelen. Scholen ontvangen extra middelen afgestemd op hun leerlingenpopulatie. Welke zijn dat, en hoe warden ze ingezet? Ruim de helft van de PRIMA-scholen met achterstandsleerlingen ontvangt gewichten- formatie; in de grate gemeenten ontvangt meer dan 80% van de scholen dergelijke for- matie. Op 15% van de scholen wordt deze formatie alleen ingezet voor klassenverkleining, op 62% van de scholen voor zowel klassenverkleining als voor specifieke activiteiten en op 23% van de scholen alleen voor specifieke aetiviteiten. Bijna alle scholen ontvangen middeten voor klassenverkleining; deze warden voornamelijk ingezet voor verkleining van groep 1/2 en ook van groep 3/4. Daarnaast krijgen de scholen nog via andere regelingen extra formatie. De meest genoemde regeling is WSNS (Weer Samen Naar School); hier- uit ontvangt meer dan 80% van de scholen middelen. Al deze formatie wordt op uiteento- pende manieren ingezet; het meest genoemd warden taalstimulering, NT2 en taalbeleid.
  • 8. Achterstandsbestrijding in het basisonderwijs JtS Voorschoolse voorzieningen. Steeds meer wordt het belang ingezien van de voor- en vroegschoolse periode. Al in een vroeg stadium moet gewerkt warden aan het voorko- men en bestrijden van onderwijsachterstanden. Contacten en samenwerking met andere instellingen zijn daarbij van groot belang. In welke mate is daar sprake van? Bijna driekwart van de scholen heeft contacten met peuterspeelzalen; voor de grote gemeenten ligt dat aandeel wat hoger dan voor de overige gemeenten. Met kinderdag- verblijven heeft minder dan een kwart van de scholen contact. Als er contacten zijn, dan is dat meestal incidenteel. Bijna een zesde van de scholen heeft eigen voorschoolse voorzieningen in haar gebouw gehuisvest; in de G4 gaat het om 43% tegen bijvoorbeeld 5% in de besluitplichtige gemeenten. Over het nut van voorschoolse voorzieningen wordt verschillend geoordeeld. Het meest positief zijn de grote gemeenten. NT2. Taal vormt de sleutel tot het onderwijs. Voor allochtone kinderen is Nederlands als tweede taal (NT2) van belang. Maar hoe staat het met NT2 op achterstandsscholen? Bijna tweederde van de scholen met allochtone leerlingen heeft aparte voorzieningen voor het leren van het Nederlands; in de grote steden betreft het meer dan driekwart van de scholen. NT2-onderwijs wordt vooral in de kleutergroepen gegeven. In 45% van de groepen 2 wordt de remedial teacher ingezet ter ondersteuning van de NT2-leerlingen, in 44% de OALT-leerkracht, en in 36% een NT2-leerkracht. Er zijn daarbij verschillen tussen enerzijds de grote gemeenten en de overige gemeenten. Het aantal uren extra onder- steuning is beperkt: in meer dan 60% van de klassen maximaal 1 uur per week. De meest gebruikte NT2-methodes zijn 'Knoop het in je oren' en 'Laat wat van je horen'; beide worden door 58% van de leerkrachten genoemd. Wat betreft de toetsing van de woorden- schat geldt dat dat in de grote gemeenten doorgaans een maal per jaar plaatsvindt. In groep 2 is de meest daarbij gebruikte toets deTaaltoets Allochtone Kinderen (TAK) (72%). In de hogere groepen betreft het toetsen uit het Cito-leerlingvolgsysteem. Veet vertrou- wen in de eigen capaciteitenwat betreft het lesgeven aan NT2-leerlingen hebben de leerkrachten overigens niet. De aansluiting bij het tempo en niveau van de NT2-leerlin- gen is ook niet overtuigend. Het NT2 is in zijn algemeenheid niet erg sterk ingebed in het onderwijs, in de G4 het sterkst. De moedertaal. Allochtone leerlingen spreken thuis vaak geen Nederlands, maar bijvoor- beeld Turks of Arabisch. Op school kan daar rekening mee worden gehouden door ge- bruik te maken van deze talen bij het leren van het Nederlands. Daarbij gaat het dan om Onderwijs in Allochtone LevendeTalen (OALT) als taalondersteuning (c.q instructietaal). Maar ook kunnen deze talen als vak warden onderwezen tijdens de lessen OALT als cultuureducatie. De moedertaat van allochtone leerlingen wordt alleen in de planplichtige gemeenten als instructietaal ingezet. Dat gebeurt vooral in de onderbouw, en dan met name in de kleutergroepen. OALT als cultuureducatie wordt voornamelijk in de grate gemeenten ge- votgd. Op de helft van de scholen volgenTurkse kinderen OALT en op 41% van de scho- len Marokkaanse kinderen. Doorgaans wordt het op de eigen school gevolgd. Bovendien wordt het op het merendeel van de scholen volledig binnen schooltijd gevolgd. Volgens
  • 9. JtS | Achterstandsbestrijding in het basisonderwijs de directies van de scholen is er vooral in de grote gemeenten sprake van een op z'n minst'redelijke'inbedding van het OALT in het overige onderwijs. De groepsleerkrachten oordelen daar echter beduidend negatiever over; volgens hen bestaat er tussen OALT en de reguliere lessen nauwelijks afstemming. Neveninstroom. Neveninstroom is het gevolg van recente instroom van vluchtelingen en gezinshereniging. In het onderwijs warden speciale maatregelen getroffen voor deze kin- deren. Neveninstromers van 45% van de scholen warden volledig centraal opgevangen, 40% wordt votledig op de gewone school opgevangen. Er is daarbij een sterk verband met de gemeente-categorie. Het aantal scholen met eigen opvangvoorzieningen is zeer beperkt (8%); in de G4 betreft het 15%. De neveninstroom is vooral een zaak van de grote ge- meenten; binnen de G4 domineert de rechtstreekse instroom, binnen de G21 de instroom vanuit centrale opvang. Op 44% van de scholen krijgen neveninstromers hooguit twee uur per week NT2-les. Van OVB naar GOA Voor de beantwoording van de tweede onderzoeksvraag, of er al veranderingen waar- neembaar zijn in de concrete aanpak gericht op achterstandsbestrijding binnen scholen en klassen, zijn de PRIMA-bestanden van 1996/97 en 1998/99 gebruikt. Het eerste be- stand heeft betrekking op de OVB-periode, het tweede op GOA. De gegevens uit 1996/97 zijn ingedeeld volgens de driedeling: zonder OVB-formatie, met OVB-formatie, en met OVB-formatie plus OVG-deelnemer. Vervolgens zijn deze gegevens vergeleken met die uit 1998/99 waarbij de GOA gemeente-indeling is gehanteerd. Bij deze indelingen gaat het am de formele betrokkenheid van scholen. hloe de scholen concreet vorm geven aan achterstandsbestrijding is de vraag. Relevant is het om op te merken is dat het bij de OVB-indeling om een ander niveau gaat dan bij de GOA-indeling. De OVB-indeling gaat primair uit van de hoeveelheid extra formatie die aan scholen is toegekend: geen forma- tie, alleen basisformatie, en basisformatie plus gebiedsdeelname. De scholen konden in principe zelf beslissen waarvoor zij deze extra formatie inzetten. De GOA-indeling is ge- baseerd op de omvang van middelen die zijn toegekend aan gemeenten. hloeveel van deze extra formatie uiteindelijk bij de scholen zelf terechtkomt en welke vrijheid zij heb- ben om deze in te zetten is afhankelijk van een aantal factoren waarover de scholen in beperktere mate zeggingskracht hebben. Een en ander betekent dat de vergelijking tus- sen OVB en GOA die zijn uitgevoerd er vooral een is van het zo mogelijk weergeven van trends; het gaat in wezen am de grote lijnen. Extra middelen. Zowel onder het OVB als het GOA ontvingen, respectievelijk ontvangen scholen middelen voor de bestrijding van onderwijsachterstanden.Ten tijde van het OVB werd er vaak op gewezen dat de scholen geen besef hadden van het feit dat het hier om specifieke middelen ging en dat zij deze daarom doorgaans'gewoon' inzetten voor klassen-
  • 10. Achterstandsbestrijding in het basisonderwijs JtS verkleining. De gegevens laten zien dat er wat de inzet van deze middelen betreft een parallel bestaat tussen de OVB- en GOA-categorieen. Met name binnen OVG's en planplichtige gemeenten is er een zeer sterke overeenkomst: op ruim een tiende van de scholen warden de gewichtengelden ingezet voor klassenverkleining, op bijna tweederde voor klassenverkleining plus specifieke activiteiten, en op bijna een kwart voor specifieke activiteiten. Een en ander duidt er op dat kennelijk niet veel veranderd is. Wat overigens de middeten voor klassenverkleining onder GOA betreft, die warden in de meeste geval- len ingezet in groep 1 en 2, en daarbij is er een significant verschillen tussen de GOA- gemeentecategorieen. Scholen kregen, respectievelijk krijgen nog andere extra formatie dan die voor achterstandsbestrijding (en klassenverkleining). Onder het OVB ontvingen de meeste scholen middelen in het kader van WSNS; onder GOA is dat ook het geval, al is het aantal scholen waarvoor dat geldt gestegen (van 65 naar 82%). Er zijn echter geen significante verschillen tussen de categorieen. Onder het OVB waren er verschillen wat betreft eerste opvang neveninstromers en Sociale Vernieuwingsgelden; die kwamen vooral terecht bij OVB- en OVB/OVG-scholen. Het aantal scholen dat onder GOA nog middelen krijgt voor eerste opvang is afgenomen (van 9 naar 6%), en ook zijn de verschillen tussen de gemeentecategorieen (net) niet meer significant. Over de inzet van de extra middelen waren er onder het OVB op bijna alle aspecten significante verschillen tussen de drie categorieen, en dan met name tussen enerzijds de niet-OVB-scholen en anderzijds de formatie- en gebiedsscholen. De activiteiten die het meest werden genoemd waren NT2 en andere talige activiteiten (taalstimulering, taal- beleid). Onder GOA is er geen wijziging opgetreden in prioritering: ook nu gaat het vooral om taalstimulering en NT2. Wel is het zo dat het aantal scholen dat op de verschillende aspecten inzet wat gedaald is. Neveninstroom. Onder het OVB waren er significante verschillen in de wijze waarop neveninstromers werden opgevangen. Deze verschitlen bestonden tussen alle drie de categorieen. Er bestond daarbij een tendens dat de opvang specifieker werd naarmate de relatie met het OVB sterker werd. Onder GOA bestaan er eveneens significante ver- schillen tussen de drie categorieen: in niet-planplichtige gemeenten vindt ongeveer op 90% van de scholen de opvang volledig op de gewone school plaats en zo'n 1 0% volledig centraal. In de planplichtige gemeenten warden de leerlingen van de helft van de scholen volledig centraal opgevangen. Hier kan nog aan warden toegevoegd dat bijna 10% van de scholen in de ptanplichtige gemeenten een eigen voorziening heeft voor de opvang van neveninstromers. NT2. Tijdens het OVB was het NT2 veelal de verantwoordelijkheid van de groepsleer- krachten; vooral op niet-OVB-scholen was dat het gevat. Het ligt voor de hand te veron- derstellen dat dit samenhangt met het aantal NT2-leerlingen op deze scholen. Gemid- deld genomen was op een kwart van de scholen sprake van een specifieke leerlijn NT2. Op 40% van de niet-OVB-scholen kregen neveninstromers specifiek NT2; op de overige scholen was dat bijna 65%. Het aantal uren dat deze neveninstromers NT2 kregen ver-
  • 11. JtS | Achterstandsbestrijding in het basisonderwijs schilt ook per categorie. Op ruim driekwart van de niet-OVB-scholen was dat minder dan 5 uur per week, terwijl het op driekwart van de gebiedsscholen 5 uur of meer was. Onder het GOA blijkt dat NT2 praktisch geheel beperkt blijft tot de planplichtige gemeenten, en dat het eerder plaatsvindt binnen de eigen klas en met de eigen groepsleerkracht, dan dat er sprake is van apart NT2-onderwijs met specials NT2-leerkrachten. Verder kan wor- den opgemerkt dat het NT2 op deze scholen niet echt goed ingebed is. In de planplichtige gemeenten wordt op bijna tweederde van de scholen minder dan 5 uur NT2 aan neveninstromers gegeven. Voor groep 2 waren er ten tijde van het OVB zeer grote verschillen in de beschikbaar- heid van een leerkracht NT2. Op gebiedsscholen was dat 60%, terwijl dat op niet-OVB- scholen minder dan 20% betrof. Er zijn significante verschillen in de matewaarin er sprake was van een systematisch programma voor NT2: met name op formatie- en gebieds- scholen werden dergelijke programma's gebruikt, hoewel daarbinnen vaak geen regel- matige toetsing plaatsvond. Onder GOA is er in bijna 40% van de planplichtige gemeen- ten sprake van een NT2-leerkracht, hoewel daar aan moet warden toegevoegd dat er ook via ander personeel extra ondersteuning is voor NT2-leerlingen. Die ondersteuning be- perkt zich op 90% van de scholen tot minder dan 4 uur per week. 'Knoop het in je oren' en .Laat wat van je horen' zijn daarbij de meest gebruikte methodes (beide 58% van de schoten). Toetsing van de woordenschat vindt vooral via de TAK plaats. In de groepen 4, 6 en 8 had onder het OVB eenderde van de gebiedsscholen een NT2-leerkracht tegen 8% van de niet-OVB-scholen. De meest voorkomende werkwijze was die waarbij met groepjes leerlingen buiten de klaswerd gewerkt - vooral op formatie- en gebiedsscholen. De vormgeving was er een waarbij de NT2-leerlingen vooral'gewoon' taalonderwijs ontvingen. In dat opzicht waren er geen verschillen tussen de drie OVB- categorieen. Het NT2-onderwijs week doorgaans ook niet zoveel af van het gewone taal- onderwijs, en er waren daarbij geen significante verschillen tussen de OVB-categorieen. Onder GOA is er op een kwart van de schoten een NT2-leerkracht, op planplichtige scho- len dubbel zo vaak ats op scholen zonder verplichting. In totaal krijgen op 44% van de scholen de betreffende leerlingen'gewoon'taalonderwijs. Opvallend is dat het op scholen in gemeenten zonder verplichting om hetzelfde percentage gaat als op scholen in planplichtige gemeenten. Qua uren ondersteuning voor NT2-leerlingen zijn er geen ver- schillen tussen de gemeenten-categorieen. De woordenschat wordt ongeveer een keer per jaar getoetst, waarbij er een verschil is tussen gemeenten met en zonder verplichting. De meest gebruikte toetsen komen uit het Cito-leerlingvolgsysteem. Demoedertaa/.Onderwijsin EigenTaal (OET;devoorlopervan hetOALT) vondonderhet OVB voornametijk binnen schooltijd plaats. In totaal werd op ruim 40% van de scholen Turks GET gegeven en op ruim 30% Marokkaans GET. Dit GET concentreerde zich op de gebiedsscholen. Onder het GOA volgen de Turkse kinderen van de helft van de scholen OALT als cultuureducatie (op de eigen of een andere school); voor de Marokkaanse kin- deren gaat het om 41%. Dit OALT concentreert zich op de scholen in de planplichtige gemeenten. Het Turks en Marokkaans OALT wordt op circa driekwart van de scholen volledig binnen schooltijd gevolgd.
  • 12. 10_ Achterstandsbestrijding in het basisonderwijs JtS Het gebruik van de allochtone moedertaal als instructietaal vond onder het OVB vooral plaats in de kleutergroepen. Er waren daarbij significante verschillen tussen de drie OVB- categorieen voor Turks en Marokkaans: op niet-OVB-scholen kwam het nagenoeg niet voor. Onder het GOA vindt het alleen plaats in de planplichtige gemeenten. Ook daar is het geconcentreerd in de laagste groepen. Wel kan warden opgemerkt dat het onder het GOA in totaal veel vaker voorkomt dan onder het OVB. OALT kan ook warden ingezet ter ondersteuning van het NT2. Ook dat gebeurt (nagenoeg) alleen in planplichtige gemeen- ten en is geconcentreerd in de groepen 1-4. De mate van afstemming tussen GET- en groepsleerkracht werd ten tijde van het OVB gemiddeld gewaardeerd met 'globaal', waarbij er een significant verschil is tussen de gebiedsscholen en niet-OVB-scholen. Onder GOA lijkt de afstemming afgenomen; er is nauwelijks nog sprake van afstemming en dat geldt voor elk van de drie gemeente- categorieen. Voorschoolse voorzieningen. Tijdens het OVB waren er grote verschillen in contacten met voorschoolse voorzieningen als peuterspeelzalen en kinderdagverblijven. Van de niet- OVB-scholen hadden er 38% dergelijke contacten, tegen het dubbele (75%) van de gebiedsscholen. Onder GOA zijn er ook significante verschitlen tussen de drie catego- rieen. Ruim driekwart van de scholen in de planplichtige gemeenten heeft contact met peuterspeelzalen tegen 60% van de gemeenten zonder verplichting. Met betrekking tot kinderdagverblijven zijn er geen verschillen; met die voorziening hebben ook aanzienlijk minder scholen contact (minder dan een kwart). De verwachtingen ten aanzien van voor- schoolse voorzieningen zijn in planplichtige gemeenten aanzienlijk hoger dan de in de andere gemeenten. Ook hebben scholen in planplichtige gemeenten relatief vaak een eigen voorschoolse voorziening in huis (20% tegen 5% in besluitplichtige gemeenten). Contacten met voorschoolse voorzieningen vonden tijdens het OVB vooral plaats op gebiedsscholen, maar meestal betrof het niet meer dan incidentele contacten.Voorschoolse voorzieningen waren aanzienlijk vaker in gebiedsscholen dan in niet-OVB-scholen ge- vestigd (30 versus 16%). Onder GOA zijn er eveneens significante verschillen in contac- ten met voorschoolse voorzieningen. In 29% van de scholen in planplichtige gemeenten gaat het om systematische contacten, tegen 7% van de scholen in gemeenten zonder verplichting. Ook zien scholen in planplichtige gemeenten eerder het nut van voorschootse voorzieningen In. GOA-middelen en -maatregelen en toetsprestaties Bij de derde onderzoeksvraag zijn de relaties onderzocht tussen taal- en rekenprestaties en school- en leerkrachtgegevens met betrekking tot middelen en maatregelen op scho- len met achterstandsleerlingen. Met betreft de kenmerken waarvan in de eerdere analy- ses is gebleken dat ze significant samenhangen met het onderscheid naar gemeente- categorieen. Gebruik is gemaakt van PRIMA-bestand van 1998/99; in totaal zijn 17.000 leerlingen uit de groepen 2 en 8 bij de analyses betrokken. In de analyses is zowel reke-
  • 13. (tS I Achterstandsbestrijding in het basisonderwijs 11 ning gehouden met de individuele sociaal-etnische achtergrond van de leerlingen, als de sociaal-etnische samenstelling van de schoolpopulatie. Alleen scholen in gemeenten met een planverplichting zijn in deze analyses betrokken, waarbij een uitsplitsing is gemaakt naar de grootte van de gemeente waarin de school is gevestigd, namelijk de G4, de G21, en de overige gemeenten met ptanverplichting. Opgemerkt moet worden dat het niet zozeer gaat om effecten van GOA op te sporen - daarvoor is GOA immers nog te kort van kracht. Met gaat hier om indicaties van dergelijke verbanden op te sporen; het betreft een eerste aanzet tot effectenonderzoek. In de hoofdanalyses is nagegaan wat het effect is van de school- en klaskenmerken op de taal- en rekenprestaties, nadat eerst rekening is gehouden met de sociaal-etnische achtergrond van de leerlingen en de sociaal-etnische samenstelling van de school waarop de leerling zit. Uit de resultaten blijkt dat in groep 2 ongeveer 15-20% van de verschillen in taal- en rekenprestaties gerelateerd is aan verschillen tussen scholen, en de rest (80-85%) aan verschillen tussen leerlingen. In groep 8 ligt een iets kleiner deel van de verschillen (on- geveer 10-15%) op het schoolniveau; de rest (85-90%) ligt op leerlingniveau. Deze verde- lingen geven aan dat voor de verklaring van verschillen in prestaties de verschillen tussen leerlingen veel belangrijker zijn dan de verschillen tussen scholen. De sociaal-etnische achtergrond van het gezin is veruit de belangrijkste voorspeller voor prestaties, met name voor de taalscores: rond 6-7% van de verschillen in taalscores op leerlingniveau en on- geveer 40-50% van de verschillen op school niveau wordt verklaard door de achtergrond. Bij rekenen is dit Jets lager met ongeveer 5% op het leerlingniveauen 20-30% op het schoolniveau. Behalve dat er een negatief effect is van de individuele sociaal-etnische achtergrond van de leerlingen, gaat er ook een negatief effect uit van de sociaal-etnische samenstel- ling van de leerlingenpopulatie op de school. Dit betekent dat naarmate de achtergrond van teerlingen ongunstiger is (allochtoon, laag opgeleide ouders), de prestaties lager zijn, en bovendien dat naarmate er meer achterstandsleerlingen op een school zitten, hun prestaties lager zullen liggen. Ook is er negatief 'interactie-effect', wat betekent dat de invloed die de individuele achtergrond heeft op de prestaties afhankelijk is van de context waarin de leerling verkeert. Op een school met weinig achterstandsleerlingen heeft de eigen achtergrond een grotere invloed op prestaties, in een context met veel achterstandskinderen een kleinere. Nadat rekening is gehouden met zowel de individuele als schoolachtergrond, is nage- gaan of er nog verbanden waren met de school- en leerkrachtkenmerken. Uit die analy- ses bleek dat er slechts 2 van de circa 150 verbanden zijn die uitgaan boven het niveau van 'zwakke samenhang', bovendien bleek dat die 2 verbanden lastig konden warden geinterpreteerd. Ondanks het feit dat alle school- en ktaskenmerken samen een redelijk deel van de (voor achtergrond gecorrigeerde) verschillen in prestaties verklaren, is de toevoeging van al deze kenmerken tegelijk nergens significant. Dat er een deet van de verschillen in prestaties verklaard kan warden, komt dus voort uit een optelling van de vele kleine bijdragen van deze kenmerken. De conclusie tuidt dus dat op scholen in
  • 14. 12_ Achterstandsbestrijding in het basisonderwijs JtS planplichtige gemeenten de afzonderlijke school- en klaskenmerken met betrekking tot GOA-middelen en -maatregelen geen bijdrage leveren aan de verklaring van verschillen in taal- en rekenprestaties. Afgezien van de sociaal-etnische achtergrond van de leerlin- gen en samenstelling van scholen vallen er dus geen specifieke activiteiten van scholen aan te wijzen die samenhangen met verschilten in taal- en rekenprestaties. Wat scholen doen met hunleerlingen is dus wet relevant, maar er valt moeilijk aan te geven wat dat nu precies is. Conclusies en nabeschouwing Op basis van het onderhavige onderzoek kunnen twee hoofdconclusies warden getrok- ken. Op de eerste plaats laten de gegevens zien dat er - voorzover vergelijkbaar - bij de overgang van OVB naar GOA in het algemeen nog geen of slechts geringe veranderin- gen zijn qua inzet van middelen, genomen maatregelen en ontwikkelde activiteiten. On- der het OVB bestond een tendens dat de inzet en maatregelen sterk samenhingen met de mate van betrokkenheid van de scholen met het OVB. Op gebiedsscholen werd er meer en intensiever gewerkt aan achterstandsbestrijding dan op formatiescholen en op schoten zonder extra faciliteiten. Onder het GOA lijkt dat niet veranderd. Ook daar vindt het meeste plaats in de planplichtige gemeenten. Dat is natuurlijk niet zo verwonderlijk. Immers, de beschikbaarheid van middelen en de inzet daarvan hangt sterk af van de sociaal-etnische samenstelling van de schoolpopulatie. Op de tweede plaats blijkt dat binnen de planplichtige gemeenten de onderzochte school- en klaskenmerken met be- trekking tot GOA-middelen en -maatregelen op zich weliswaar een bijdrage leveren aan de verklaring van verschillen in taal- en rekenprestaties, maar dat die relevantie voort- komt uit de gezamenlijke werking van die kenmerken. hlet is niet zo dat duidelijk kan warden aangegeven dat specifieke kenmerken relevant zijn. Wat wel duidelijk is, is dat zowel de individuele sociaal-etnische achtergrond van de leerlingen als ook de sociaal- etnische samenstellingen van de leerlingenpopulatie van een school relevante kenmer- ken zijn. Leerlingen uit lagere sociale milieus en van allochtone herkomst presteren lager, en bovendien presteren leerlingen in klassen met veel van dergelijke leerlingen nog eens extra lager. Dat er vooratsnog doorgaans geen verschillen zijn aangetroffen tussen inzet van mid- delen en genomen maatregelen van OVB en GOA is om twee redenen niet onverwacht. Allereerst is de periods die verstreken is sinds de start van GOA zeer kort. Vandaar dat het onderhavige onderzoek ook vooral moet warden gezien ats een nul-meting. Op de tweede plaats is inmiddels uit eerder onderzoek (zie hierboven) gebleken dat veel ge- meenten nog op het niveau van minimaal en startend zitten, dat ze zich in een ontwikkelingsfase bevinden, dat ze nog niet allemaal aan hun wettelijke verplichtingen hebben voldaan, dat ze gekozen hebben voor een groeimodet, dat ze de bestaande OVB- projecten zoveel mogelijk hebben voortgezet, en dat er nog weinig vernieuwende impul- sen zijn geweest. Op de derde plaats geldt in zijn algemeenheid dat de bestrijding van onderwijsachterstanden een kwestie van lange adem is; er kan niet verwacht warden dat
  • 15. its Achterstandsbestrijding in het basisonderwijs 13 op korte termijn spectaculaire verbeteringen optreden (vgt. Tesser, Merens, Van Praag & ledema, 1999) Daar kan nog aan worden toegevoegd dat het niet direct valt te verwachten dat er door op centraal en gemeentelijk niveau nieuw beleid in gang te zetten op de werkvloer (i.c. in de klas) ook meteen veel verandert. Niet alleen heeft dat - alleen al vanwege de gelaagdheid - zijn tijd nodig, maar bovendien gebeurt dat ook niet als vanzelf. Scholen, directies en leerkrachten, zullen hun aanpak mogelijk moeten wijzigen. Daarvoor is het nodig dat zij zich bezinnen op hun organisatie, prioriteiten, werkwijzen, en over te dragen inhouden. Van belang is ook dat zij nieuwe inzichten en werkwijzen aangereikt krijgen, bijvoorbeeld via de ontwikkeling van modellen, voorbeelden, materialen en via (bij)scholing. Wat dit laatste betreft kan verwezen warden naar de recente notitie van staatssecreta- ris Adelmund 'Aan de slag met onderwijskansen' (OCenW, 2000) waarin zij een maat- werkbenadering voorstelt. Enerzijds opteert zij voor een schoolspecifieke aanpak voor circa 100 scholen in de grote steden, anderzijds komen er extra faciliteiten voor alle scho- len met leerlingen uit achterstandssituaties.Voor het basisonderwijs warden de volgende maatregelen genoemd: prioriteit voor taal, grootschalige invoering van voor- en vroeg- schoolse educatie, voorrang voor ICT, en voorlichting van ouders. Daarnaast komt er extra coaching van leraren op onderwijskansenscholen en komt er voor leraren die op onderwijskansenscholen (willen) werken een initiele en post-initiele door de PABO's op- gezette opteiding. Specifieke aandachtspunten daarbij zijn: werken met multimediale voor- zieningen, coaching leerkrachten op de werkvloer, ervaringen met het Rotterdamse KEA- project, en deskundigheidsbevordering NT2. Aan kennisen vaardigheden van het mana- gement warden hoge eisen gesteld. Daartoe warden regionale werkconferenties georga- niseerd, die hen moeten ondersteunen bij de managementtaken en de uitvoering van de ontwikkelingsptannen. Bovendien kunnen ze deelnemen aan trainingen die zijn toege- sneden op managementsvragen. Wat de opleiding van leerkrachten betreft is het zo dat op een aantal PABO's al activi- teiten warden ondernomen specifiek gericht op onderwij's aan achterstandsgroepen. Het bekendste zijn de cursussen op het gebied van NT2. Op andere PABO's heeft onderwijs aan achterstandsgroepen tot nu toe echter nog weinig aandacht gekregen (vgl.Teunissen, 1997). Wet blijkt dat daar recentelijkverandering in is gekomen en men nu bezig is erop korte termijn werk van te maken.Vermeldenswaardig hierbij is dat de Programmacommissie Beleidsgericht Onderzoek Primair Onderwijs (BOPO) begin 2001 een onderzoek laat uitvoeren naar de deskundigheid van schoolleiding en leerkrachten op achterstands- scholen. Dit onderzoek zal moeten leiden tot specifieke beroepsprofielen van school- leiders en leerkrachten op dergelijke scholen. De gegevens maken duidelijk dat taat een centrale plaats inneemt in het achterstanden- beleid. Taal blijkt op veel scholen de hoogste prioriteit te krijgen binnen de onderwijs- achterstandsbestrijding, dit in overeenstemming met een van de speerpunten uit het Lan- delijk beleidskader (Ministerie OC&W, 1997). Concreet gaat het dan meestal om de on- derdelenNederlands als tweede taal (NT2) en de moedertaal van allochtone leerlingen (OALT). Bij dit laatste moet gedacht warden aan het gebruik van de eigen taat als instructie- taal en onderwijs in de eigen taal als cultuureducatie.Voor zowel NT2 als OALT geldt dat
  • 16. 14_ Achterstandsbestrijding in het basisonderwijs JtS de situatie tang niet optimaal is. Met name de afstemming van de verschillende onderde- len en de inbedding in het geheel lijken te wensen over te laten (vgl. Emmelot,Van Schooten & Timman, 2000). Ook bij de beschikbare tijd, de beschikbaarheid en specifieke compe- tenties van de groeps- en NT2-leerkrachten kan de vraag gesteld warden of die vol- doende zijn. Wat betreft het OALT is er (nog steeds) het knelpunt dat veet leerkrachten het Nederlands in onvoldoende mate beheersen, waardoor communicatie met de rest van het team moeilijk is (vgl. Visser & Van Antwerpen, 2000). Wat ten slotte de evaluatie van GOA betreft kan de volgende opmerking warden ge- maakt. De studie waarover hier is gerapporteerd had tot doel de stand van zaken te beschrijven bij de start van GOA. Binnen GOA is een indeling gehanteerd naar planplichtige gemeenten, besluitplichtige gemeenten en gemeenten zonder verplichting in combinatie met de gemeentegrootte. In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat wanneer er ver- schillen zijn tussen deze gemeente-categorieen, deze te maken hebben met de twee- deling planplichtig versus overig, dan wel grote steden (G4/G21) versus overig. Op zich is dat ook wel voor de hand liggend; immers, achterstandsleerlingen en -scholen zijn voor- namelijk afkomstig uit de grote, planplichtige steden. Dit betekent ook dat specifiekere vragen over bijvoorbeeld NT2, neveninstromers en OALT voor de niet-planplichtige ge- meenten vaak niet van toepassing zijn - simpelweg omdat die leerlingen daar niet of nauwelijks voorkomen. Dit roept ook de vraag of deze indeling wet de meest geschikte is voor een eventuele evaluatie van GOA op scrtoo/niveau. Onder het OVB lag dat wat'een- voudiger'; daar werd namelijk de indeling gebaseerd op de formatie die aan scholen werd toegekend, waarmee de (causale) relatie middel - doel eenduidiger was. Onder GOA wordt niet alleen de formatie op een hoger niveau toegekend, op dat van de gemeenten, maar bovendien liggen er in gemeenten met veel doelgroepleerlingen ook scholen die weinig of geen extra formatie ontvangen. Deze scholen warden toch onder de plan- of besluitptichtige gemeenten gerubriceerd. En ook zijn er in gemeenten zonder verplichting scholen met (veel) achterstandsleerlingen. Een en ander maakt dat de evaluatie van GOA er niet gemakkelijker op wordt. Wellicht kan er daarom beter een combinatie warden gemaakt van de gemeente-categorie en de mate van achterstand van een school (via de extra facititeiten voor achterstandsbestrijding, bv. de gewichtengelden). Het verdient aan- beveling nader onderzoek te doen naar de meest optimale indeling.(ln het rapport waarop deze brochure is gebaseerd (Driessen, 2000b) is hiervoor overigens al een voorzet gege- ven.) Binnen een dergelijke studie zou ook moeten warden aangesloten bij het beleids- model dat aan GOA ten grondslag ligt. De centrale vraag daarbij luidt: Op welke wijze is de opzet van GOA (o.m. via de toekenning van middelen) van invloed op de bestrijding van onderwijsachterstanden? In dit verband kan verwezen warden naar de door Bosker, Houtveen & Meijnen (2000) geschetste causale keten, maar ook naar Karsten (2000), die in navolging van Mulder (1996) die de beleidstheorie achter het OVB onderzocht, nu een vergelijkbaar onderzoek uitvoert naar de beleidstheorie achter OAB, OALT en WSNS.
  • 17. JtS I Achterstandsbestrijding in het basisonderwijs 15 Noot De inhoud van deze brochure is gebaseerd op het onderzoek waarover is gerapporteerd in Driessen (2000b). Literatuur Appelhof. P. (1999). Gemeentelijk Onderwijsachterstanden Beleid in ontwikkeling. Een analyse van het GOA-beleid in tien actieve gemeenten. Utrecht: Stichting School- adviescentrum. Bosker, R., Houtveen, A., & Meijnen, G. (2000). Programma voor beleidsgericht onder- zoekprimair onderwijs 2001-2004. 's-Gravenhage: NWO. Driessen, G. (2000a).The limits of educational policy and practice? The case of ethnic minority pupils in the Netherlands. Comparative Education, 36, (1), 55-72. Driessen, G. (2000b). De overgang van OVB naar GOA op basisscholen. Middelen en maatregelen van achterstandsbestrijding bijde start van het Gemeentelijk Onderwijs- achterstandenbeleid. Nijmegen: ITS. Driessen, G., Langen, A. van, &Vierke, H. (2000). Basisonderwijs: Veldwerkverslag, leerling- gegevens en oudervragenlijsten. Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Derde meting 1998/99. Nijmegen: ITS. Driessen, G., & Tesser, P. (1998). Allochtonen in het onderwijs. In R. Penninx, H. Munstermann & H. Entzinger (Eds.), Etnische minderheden en de multiculturele sa- menleving (pp. 330-391). Groningen: Wolters-Noordhoff. Emmelot, Y, Schooten, E. van, & Timman, Y. (2000). Nat weten we? Een literatuurstudie naar empirisch onderzoek gericht op het onderwijs Nederlands ate tweede taal in het basisonderwijs. Amsterdam: SCO. Fleurke, F, Hulst, R., &Vries, P. de (1997). Centraliseren metbeleid. Een heuristiek. Den Haag: Sdu Uitgevers. Inspectie van het Onderwijs (1999). De uitvoering van GOA en OALT door Nederlandse gemeenten. Utrecht: Inspectie van het Onderwijs. Langen, A. van, & Portengen, R. (1999). Decentralisatie van onderwijsachterstanden- beleid. Een internationale zoektocht naar knelpunten en succesfactoren. Niimeaen: ITS. Ledoux, G., Overmaat, M., Veen, 1. van der, & Meijden, A. van der (2000). School- en klaskenmerken basisonderwijs. Basisrapportage Prima-cohortonderzoek. Derde me- ting 1998-1999. Amsterdam: SCO-Kohnstamm Instituut. MinisterieOC&W(1997).l^e?Gemeente///7fonc/erw/ysac/)terstendenbe/e/d's-Gravenhage: Sdu. Ministerie OC&W (1997). Bijlagen en nota van toelichting bij het besluit gemeentelijk onderwijsachterstandenbele'd. 's-Gravenhage: Sdu. Ministerie OC&W (1997). Landelijk beleidskader gemeentelijk onderwijsachterstanden- beleid 1998-2002. Den Haag: Sdu.
  • 18. Achterstandsbestrijding in het basisonderwijs JtS Ministerie OCenW (2000). Aan de slag met onderwijskansen. Gerichte aanpak onderwijs- achterstanden. Zoetermeer: Ministerie OCenW. Mulder, L. (1996). Meer voorrang, minder achterstand? Het Onderwijsvoorrangsbeleid getoetst. Nijmegen: ITS. Netelenbos, T. (1995). Lokaal onderwijsbeleid. Den Haag: Sdu. Onderwijsraad (1997). Advies aangaande ontwerp-besluit gemeentelijk onderwijs- achterstandenbeleid. 's-Gravenhage: Onderwijsraad. Renders, T. (1997). Decentralisatie van onderwijsachterstandenbeleid. Tijdschrift voor de Onderwijspraktijk, 42/77, (1), 8-14. Rossem,T.van, Rutten, S., & Pouwer, M. (1999). Quick-scan Gemeentelijk onderwijsachter- standenbeleid. Een analyse van gemeentelijke onderwijsachterstandenplannen. Utrecht: Sardes. Tesser, P., Dugteren, F. van, & Merens, J. (1996). Rapportage minderheden 1996. Bevol- king, arbeid, onderwijs, huisvesting. Rijswijk/Den Haag: SCP/VUGA. Tesser, P., Merens, J., Praag, C. van, & ledema, J. (1999). Happortage minderheden 1999. Positie in het onderwijs en op de arbaidsmarkt. Den Haag: SCP/Elsevier. Teunissen, F. (Ed.). (1997). Taalbeleid concreet. Nederlands ate tweede taal en onderwijs in allochtone talen op multi-etnische scholen. 's Hertogenbosch: KPC Groep. Turkenburg, M. (1999). Gemeentelijkonderwijsachterstandenbeleid. Een inhoudelijke en bestuurlijke typering. Den Haag: SCP/Elsevier. Visser, J., & Antwerpen, M. van (2000). OALTin beeld. Een onderzoek naar de inrichting van het Onderwijs in Allochtone Levende Talen in de praktijk. Den Bosch: KPC Groep.