4.
Oorzaak onbekend/combinatie van onderstaande
oorzaken
Hartinfarct
Hypertensie
Problemen
met hartkleppen
Ritmestoornissen
Cardiomyopathie
5. Klasse 1: geen klachten
Klasse 2: klachten tijdens forse inspanning
Klasse 3: klachten bij matige inspanning
Klasse 4: klachten bij rust of lichte
inspanning
New York Heart Association (NYHA)
7. Vermoeidheid
Kortademigheid
vooral bij inspanning
Oedeem
Koude handen en voeten
Opgeblazen gevoel en een moeilijke stoelgang
Verminderde eetlust en toch zwaarder worden
Prikkelhoest (vooral bij platliggen)
Onrustig slapen en ‘s nachts vaak plassen
Vergeetachtigheid en gebrek aan concentratie
8.
Stijging van aantal hartfalen patiënten
Reden
grotere kans overleven acute fase
slechte hartfunctie blijft + vergrijzing
½ hartfalen patiënten weet niet de ziekte inhoud
leefregels
zijn van cruciaal belang!
Oprichting MRCH (multidisciplinaire richtlijnen chronisch hartfalen)
Vaak heropnames (evenwicht snel verstoord + escaleert snel)
9.
Syndroom
als gevolg van hartziekten
Principe:
onvoldoende uitpompen van het bloed door het hart (door
pomp of hartfalen) water en zout wordt vastgehouden in:
de grote circulatie = rechts decompensatie
de kleine circulatie = links decompensatie
19.
Afhankelijk oorzaak:
Klep = operatie / ischemie = dotteren of bypass
eventueel harttransplantatie
Medicijnen
Na beperkt (< 3gr zout per dag)
Vochtbeperking (1,5-2l/p dag)
Balans in rust/activiteiten
Goede voedingstoestand
Stop met roken
Gewichtsvermindering
Weetjes:
-hartfalen hoeft niet chronisch te zijn
-wel levenslang medicatie
-therapietrouw is erg belangrijk
-basistherapie=diuretica + ACE
remmers
-dagelijks wegen (toename gewicht
>2kg is bijstelling medicatie
-afraden NSAID’s te gebruiken (leidt tot
oedeem en nierfunctie stoornissen
(voltaren/naproxen/brufen)
-lichaamconditie op peil houden
20.
21. Standaardverpleegplan voor zorgvragers met decompensatio
cordis
1.
Verminderde activiteitsvermogen, gerelateerd aan verstoorde gaswisseling
2.
Dreigende therapieontrouw
3.
Verstoord slaappatroon
22.
23.
24.
Vocht zichtbaar maken in een fles (1,5 l of 2l kan)
Medicijnen met het eten innemen geen extra vocht gebruik
nodig
Kleine kopje vaker drinken
Koude/hete dranken doe je langer mee (ijsblokjes)
Droge mond ijsklontje/snoepje/kauwgum
Veel suikergebruik geeft dorstgevoel
Gebruik smeerbeleg minder droog
Goed kauwen=meer speeksel productie=minder droog (kauwgom)
Laat cliënt (indien mogelijk) zelf de vochtlijst bijhouden (zelfregie)
Indien niet mogelijk, informeer de cliënt over vochtintake tot dusver en
hoeveel kopjes hij nog mag drinken en hoe hij dit wil verdelen over de
rest van de dag.