SlideShare une entreprise Scribd logo
1  sur  27
Télécharger pour lire hors ligne
De Portretkunst in Friesland in de 17e eeuw
door
DR. A. WASSENBERGH .
In de schilderkunst van Friesiand in de 17e eeuw speelt, evenals
in de tijdperken daarvoor en daarna, de portretkunst de belang-
rijkste rol.
Er zijn in dit gewest bekwame schilders geweest, die zich bezig
hielden met het bijbels tafereel, het stilleven, het landschap en het
zeestuk: toch stond het aantal hunner producten verre bij
het een de portretkunst hier heeft voortgebracht.
e Friese schilderkunst in de 17e eeuw is als geheel nog niet
bestudeerd en ook het onderdeel, de portretkunst, is slechts frag-
mentarisch bekend. Wel zijn in de loop der tijden bijzonderheden
van Friese schilders aan het licht gekomen en hebben Eekhoff
of Straat vele schildersnamen aan het licht gebracht, een kunst-
historisch overzicht van de portretkunst onzer eeuw,
gebaseerd op nog bestaande kunstwerken en archivalische ge-
gevens is ons tot nu toe onthouden.
Soms vullen kunstwerken en archivalia elkaar op gelukkige
wijze aan: vele keren echter is dit niet het geval. Enerzijds hebben
we groepen ongesigneerde portretten, die bij elkaar
horen zonder deze aan een bepaalde meester te kunnen toeschrij-
ven, anderzijds vele namen van schilders, waarvan ons geen
oeuvre bekend is. Slechts een stuk of een gelukkige
archivalische vondst kan in zo’n geval uitkomst geven: maar ook
kunnen die nieuwe ontdekkingen bestaande hypothesen teniet doen.
Om een goed overzicht van de portretkunst der 17e eeuw in
Friesland te krijgen moeten wij teruggaan tot de daaraan vooraf-
gaande periode. In die tijd kunnen wij hier twee groepen onder-
scheiden: het agrarisch eigene portret, gemaakt door inheemse
schilders en het geïmporteerde portret, product van van buiten ge-
komen kunstenaars. Beide groepen hebben elkaar beïnvloed, zodat
zuivere representanten der typen zeldzaam zijn.
Zien wij nu naar de eerste groep. is niet eenvoudig een
W. Eekhoff. De Stedelijke Kunstverzameling van Leeuwarden. Leeuwar-
den 1875.
H. L. Straat. Mededelingen enz. in Friesland in de eeuw in: ,,De Vrije
Fries”, Deel 1925.
Vele van de in dit artikel gebruikte archivalia dank ik aan Dr. J.
voor kort chartermeester aan het Rijksarchief in Friesland en aan de heer
J. Penning, amanuensis van Friesch Museum.
190
definitie te geven van het agrarisch portret. Men
zou het misschien de naam Germaanse volkskunst kunnen
betitelen, wij willen zeggen dat het agrarisch portret
een voortbrengsel is, dat in wezen van de klassieke kunst verschilt.
Of het agrarisch portret uit Denemarken, Duitsland, Engeland,
Zwitserland of Friesland stamt, brengt geen verschil in de typische
elementen mede. Slechts de graad van welstand der modellen
doet de portretten kostbaarder of minder kostbaar zijn, terwijl
de relatieve afstand van de cultuurcentra de zuiverheid van het
agrarisch kunsttype bepaalt.
Wat zijn de van het agrarisch portret? Laat ons
beginnen met enige negatieve eigenschappen op te noemen:
le zwakke interesse voor individuële gelijkenis:
2e geen uitbeelding van de organische schoonheid van het men-
selijk lichaam:
geen uitbeelding van emotie.
Wat er over blijft stelt geringe aan de schilder: met een
uiterst stijf, droog, doch decoratief paneel was men tevreden,
Wij zullen trachten hiervoor een verklaring te vinden. Waarom
was men met zo’n portret tevreden? De voldoening, het agra-
risch portret gaf was van sacrale aard. Zodra de primitieve
gedachte der bevredigd was, was het model voldaan.
Het is anders in gemeenschappen en in streken waar door ver-
levendigend verkeer een intensieve en geordende samenleving tot
stand is gekomen en waar door een overvloed van ruilmiddelen
verfijnde behoeften ontstaan zijn. De mens verandert van agrarisch
wezen in een beschaafd stedeling: het karakter der kunstuitingen
wordt van decoratief realistisch. Bij de slijt het agrarisch
instinct af, in de boer herkennen wij nog de eigenschappen van
de primitieve mens en hiertoe brengen wij de eigenschappen van
het agrarisch portret terug. Hierop berust het verstijfde, dode
en decoratieve der agrarische portretten. Het agrarisch portret
heeft een sacraal element behouden. Op portret komen is een
heilig moment. De van het Adie
zouden wij als de meest kenmerkende vertegenwoordiger der Friese
agrarische portretkunst naar voren willen brengen. In wezen zijn
deze portretten nog gotisch, dat alle Italiaanse kunstgedachte
er nog vreemd aan is en toch vangt deze reeks van portretten
‘eerst in het jaar 1592 aan. Tot op zekere hoogte worden de
trekken der modellen gevolgd, de decoratieve neigingen
van de schilder doen echter alle modellen op elkaar gelijken. Die
decoratieve neiging komt wel het sterkst uit in het volkomen
negeren van alle verband van het lichaam. De armen worden
om de romp in een cirkel besloten (afb. 1). De decorateur is
bang voor oningevulde plekken en gebruikt familiewapens tot
welkome hoekvullingen. Realistische van het stilleven
is hem vreemd, de zandloper op het portret van de oude burge-
meester Adie Lambertsz (afb. 1) geeft het overtuigend bewijs,
191
terwijl de manier waarop in het portret van van Eminga
(afb. 2) het kerkboekje in het vlak is plat geslagen, even typerend
is. De sieraden worden niet als stillevens, doch als zuiver deco-
ratief element beschouwd, de mechanische der zware
ketenen laat dit duidelijk zien. We hebben een tiental portretten,
lopende van 1592 tot 1608 aan de meester van het Adie
portret kunnen toeschrijven
Gedurende de gehele 17e eeuw komen agrarische portretten voor
ofschoon door het intensiever contact met geschoolde krachten,
het type in verliest. Aan de kant valt bij Friese
meesters van naam de provinciale inslag nog duidelijk te bespeuren.
Als een goed voorbeeld van agrarisch werk beschouwen wij het
portret van Sjouck Scheltesdr. van Aebinga, geschilderd ongeveer
1625. Psychologisch onbelangrijk, heeft het als decoratief paneel
zijn waarde: Sjouck van Aebinga is hier vereeuwigd in al haar
pracht en praal, waardoor haar hoge stand tot uiting komt.
Wij kunnen nog noemen een drietal portretten, vader,
moeder en zoon, geschilderd in 1626 in het Weeshuis te Bolsward,
en het portret voorstellende Baarda, vrouw van Harmen
van Bockama, geschilderd in 1628, in het Friesch Museum.
Een tijdgenoot van de meester van het Adie Lambertsz-portret
is een anonyme portretschilder, wiens werkzaamheid wij in de
provincies Groningen en Friesland hebben kunnen nagaan tussen
de jaren 1595 en 1626. Wij noemen hem de Fries-Groningse
meester. Zijn werken vinden we in Groningen. Anders
dan in Friesland, waar de Hollandse invloed overheersend was,
dank zij de gemakkelijke toegang van de in tegenstelling
met de door moerassen afgesloten oostkant, heeft in Groningen
de Duitse invloed vrij spel gehad. Het is voornamelijk de
sterse schilderschool van de familie Ring, die op de Groning-
se schilderkunst haar stempel heeft gedrukt. Ook in het werk van
onze schilder is dat te bespeuren. Stellig maken zijn schilderijen
een minder indruk dan die van de meester van het
Adie Lambertz-portret; de gezichten hebben meer uitdrukking en
zijn ook psychologisch beter verantwoord. Toch doen zijn weder-
kerende hoekige en enigszins stijve houdingen hem kennen als
een schilder, die de agrarische eigenschappen nog niet ontwassen
is. Vooral de houding der handen is kenmerkend voor deze
meester: de rechterhand der mannen is veelal plat op de heup
geplaatst, de linker omklemt losjes het gevest van de degen: door
de vrouwen wordt veelal een paar fraai bewerkte handschoenen
In 1638 waren het Dr. Albertus van Loo Neeltie
en van Eminga, weduwe Haringh van Sytzma, in een gewikkeld
tegen Dr. van Loo. voogd en echtgenoot van Hiscke Ulenburch en
vertegenwoordiger van Rijn, voogd zijner vrouw Saskia
en Ulenburch.
Dr. C. Hofstede de Groot: Die Urkunden Rembrandt, blz. 55.
1906.
Dr. A. Wassenbergh, Portrait en au seizième Siècle.
Leyde 1934.
192
in de linker hand gehouden. Daar deze groep niet eerder is gepu-
bliceerd meen ik goed te doen de portretten hier in chrono-
logische volgorde op te noemen.
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
9.
10.
11.
13.
Man met hand op bontmuts 1595 (‘t Hoge Huis,
Slochteren)
van Douma 1595, pastelcopie (Friesch Museum):
? Lauta van Aysma 1597, vrouw van no. 13 (afb. 3)
(Veiling verz. Raedt van Oldenbarnevelt bij Fred. Muller,
Amsterdam
Anna van Elama 1598 (Museum Groningen)
Onbekende man 1598 Oenkerk)
Gaykinga 1598 (Huize Echten, Echten);
Claes Cater, 1603 (Verz. Clant Bindervoet, Museum
Groningen)
Tjalling van Eysinga 1603 (Verz. v. Humalda v. Eysinga,
‘s-Gravenhage)
Tjaarda van Starkenborch 1605 (Nederl. Ambassade
Parijs)
Maurits Ripperda van 1606 (Museum Groningen)
Onbekende man 1607 (no. Veiling Mak, Dordrecht
26-3-1912);
Onbekende vrouw 1607 (no. Veiling Mak, Dordrecht
26-3-1912);
? van Ripperda 1609, man van no. 3 (afb. 4) (Veiling
als bij no. 3);
14 en 15. Echtpaar Osebrant Clant van Menkema en Josina
Manninga 1610 (Verz. als bij no. 7)
16. Edzart Jacob Clant 1610 (Verz. als bij no. 7);
17. Edzart Rengers van Tuwinga Oldenhuis tot ten Post 1614,
man van no. 23 (Huize Oolde, Laren, Gld.)
18. Zoon van Pybe Meckema en Jetsche van Houwerda 1619
(Friesch Museum) ;
19 en 20. Echtpaar Abel Coenders van Helpen en Teetsche
Entens 1620 (Verz. Siccama van de Harkstede, Hil-
versum)
21 en 22. Echtpaar Rudolf Emmen en Anna Verrucius 1621
(Fraylema Borg, Slochteren)
23. Bouwe Clant van Usquert 1626, vrouw van no. 17 (Verz.
als bij no. 17)
24. Edzart Jacob Clant 1629 (Verz. als bij no. 7)
25. ? Botnia, niet gedateerd (Friesch Museum).
A. heeft tijdens zijn onderzoekingen een bijna identieke
groep samengesteld.
Deze zijn harder van kleur; zouden ze
Groningse meester” kunnen noemen.
Slechter geschilderd, misschien werk van een leerling.
193
De Fries-Groningse meester vormt de overgang van het agra-
rische portret naar de in het begin genoemde 2e groep, het geïm-
porteerde portret. Na de alles overheersende werkzaamheid van
Adriaen van Cronenburg, vanaf ongeveer 1545 tot 1590 in Fries-
land, treffen hier omstreeks 1590 een anonymus aan, die, naar
zijn stijl te oordelen, uit Vlaanderen afkomstig moet zijn In
hem zien wij de maker van de fraaiste in het laatste decennium
der 16e eeuw vervaardigde portretten in Friesland. In tegenstelling
met de agrarische werken tintelen deze portretten van leven, ge-
tuigen de gezichten van intense waarneming en vertonen hoofd
en handen een uitdrukking, ongekend in deze provincie.
Met welk een virtuositeit zijn de portretten geschilderd van Johan
Tjaarda van Starkenborch (afb. 5) en Gaets van Grovestins
(afb. 6). die, met drie kinderportretten van ongeveer 1592, als
meesterwerken van de Vlaamse emigrant zijn te beschouwen.
Zijn later werk, gaande tot 1607, vertoont niet de frisheid van
zijn eerste portretten. Dat deze Vlaming, waarvan wij helaas de
naam niet kennen, van invloed geweest is op de schilderkunst
der 17e eeuw in Friesland, zal geen verwondering wekken.
Zijn invloed valt waar te nemen in een groep
signeerde portretten, die in een artikel in Oud-Holland werd toe-
geschreven aan de in Harlingen geboren schilder Pieter Feddes
De toeschrijving berustte op een vergelijking van enige exemplaren
van deze groep met twee portretprenten door en naar Feddes
van de bekende predikant Johannes Bogerman. De reeks bestaat
uit negentien portretten lopende van 1610 tot 1630.
Wij kunnen’ uit het door Geilenkerken gegraveerde portret
dat Pieter Feddes in 1585 of ‘86 geboren werd. Hij huwde
Lieuck met wie hij samen voor het eerst in 1611 wordt
genoemd. Zijn woonplaats was Leeuwarden. Het jaar van zijn
sterven was niet bekend.
Dank zij onderzoekingen van Dr. kunnen wij de dood
van de schilder bij benadering vaststellen. In de Registratieboeken
van de betalingsordonnantiën van de Gedeputeerde Staten van
Friesland vinden wij een aantal betalingsordonnantiën op naam
van Lieuck beginnende 10 Juli 1623. In die van 27 Januari
1625 staat achter haar naam van Harlingensis”, soms
staat er bij stuyr van sobre We weten dus met
stelligheid dat Feddes vóór 27 Januari 1625 overleden was, met
grote waarschijnlijkheid kunnen wij aannemen dat hij vóór de
uitkering op 10 Juli 1623 reeds was gestorven. De homogene
groep, welke loopt tot 1630, kan dus niet meer aan Feddes worden
toegeschreven. De hypothese is door een onbetwistbaar feit
achterhaald en vernietigd. De naam van de schilder is ons voor-
lopig verborgen. Vergelijken we nu deze groep portretten met die
van de Vlaamse emigrant, dan blijkt er zoveel overeenkomst te
Dr. A. Wassenbergh, L’art du Portrait en Frise au Siècle, blz.
119-130.
A. P. A.Vorenkamp en A. Wassenbergh. Pieter Feddes Harlingensis in
1940 jaargang LVII (blz. 1-13).
194
bestaan, dat we menen laatstgenoemde als leermeester van de
pseudo Pieter Feddes te mogen aanwijzen. Vooral de gelijkenis
van de zoëven aangehaalde portretten in het Museum
(afb. 5 en 6) met beeltenissen van Georg thoe
Schwartzenberg en Doedt van Holdinga (afb. 7 en welke
wij aan de anonymus toeschrijven, is zo in het oog springend dat
wij die als een bewijs van onze hypothese kunnen beschouwen.
Ook technisch vertonen de schilderijen overeenkomst; er valt
namelijk een duidelijk paarse onderschildering in hoofd en handen
in het werk van beide waar te nemen. Welke invloeden
verder op deze schilder hebben gewerkt is moeilijk te zeggen,
maar Haagse en Utrechtse meesters hebben stellig zijn opmerk-
zaamheid gehad, terwijl misschien ook schilderijen van het Friese
Hof het hunne tot zijn vorming zullen hebben bijgedragen. Ont-
wikkeling in zijn schilderkunst is nauwelijks op te merken, al
blijken zijn eerste werken, zoals het portret van Ysbrant
mus Franck in het bezit van de heer M. van
te Vught, en van Tietscke Juwesdr. van Botnia
op Harinxma te Beetsterzwaag, iets nuchterder en
harder dan zijn latere, bijv. het portret van Antje Popta
vrouw van Ysbrant Franck, eveneens in Vught, en de beeltenissen
van Frans Harinxma van en Géertruid Engelstede. Laatst-
genoemden zijn beiden tweemaal door deze meester geportretteerd.
nl. in 1621 (Rijksmuseum te Enschede) en in 1630 (Rijnlandsch
Huis te Leiden).
Enigszins in de trant van de meester van de groep 1610-1630.
doch zeer onbeholpen, schildert Pieter Mol, die in 1616 van Sneek
naar Leeuwarden komt, en dat jaar trouwt met Sara Fredericksdr.,
van Amsterdam. In 1619 hij de portretten van
van Idsaerda en Helena Mom, waarvan ik de huidige verblijf-
plaats niet weet en die mij slechts uit foto’s bekend zijn.
Als navolger, misschien als leerling van de pseudo Pieter
zou ik willen noemen Joannes Castlanus van wie twee
portretten uit 1625, voorstellende Dirk Fogelsangh en diens vrouw,
Wringer, uit de collectie van de familie
Siccama van de Harkstede te Hilversum veel stijl-overeenkomst
met de groep 1630 vertonen. Castlanus, afkomstig uit Fra-
neker, is eerst getrouwd geweest met Magdalena in 1621
hertrouwt hij te Leeuwarden met Trijntje Gosses.
Een tijdgenoot van onze onbekende meester is Pieter Jacobsz.
de die volgens Houbraken historiestukken, landschappen
en portretten vervaardigde voor het Stadhouderlijk Hof. Van dit
werk is ons niets bekend. De enige tastbare band tussen de Friese
kunstenaars en het Hof in het eerste kwart van de 17e eeuw is
Deze portretten zijn thang in het bezit van G. C. D. Baron thoe
en Hohcnlansberg te Balk. Zij bevonden zich tijdens de oorlog
in het Gemeente Museum tc Arnhem, waar het met
kogels werd doorzeefd. Hersteld door de restaurateur te Leeuwarden.
Arnold Houbraken: Groote Schouwburg der Nederlandsche Kunst-
schilders en schilderessen, 1753, blz. 120. Portret naast blz. 128.
195
het grafisch werk van Pieter Feddes, die voor Willem Lodewijk
een drietal portretprenten benevens diens lijkstatie vervaardigde,
terwijl ook een prent van Geilenkerken bekend is naar een door
Feddes geschilderd portret. Ook voor de opvolger van Willem
Lodewijk was Feddes werkzaam. Behalve een grootse zinnebeel-
dige voorstelling van diens installatie als Stadhouder, maakte hij
een portretprent.
Ernst Casimir was, voordat hij in 1620 het stadhouderschap
in Friesland aanvaardde, Luitenant-Stadhouder van Gelderland,
Zutphen en Utrecht, Hij was gehuwd met Sophia Hedwich van
Brunswijk, uit welk huwelijk vier geboren werden, waar-
van twee Fries Stadhouder zouden worden. Uit verschillende
portretten blijkt, dat Paulus Moreelse in de vóór-Friesen tijd de
hofschilder van het Gelders-Utrechtse Hof is geweest en zeer
waarschijnlijk ook in de eerste jaren te Leeuwarden. De grote
portretgroep van Sophia Hedwich met hare kinderen, gedateerd
1621, kan nog vóór de verhuizing naar het Noorden zijn,
een portret van het jongste dochtertje Elisabeth door Morerlse,
gedateerd 1623, moet echter wel in Friesland zijn geschilderd.
Juist in de overgang van het Fries keert een
jong Fries schilder, na lange jaren in Frankrijk en Rome verbleven
te hebben, zoals blijkt uit een in de Provinciale Bibliotheek van
Friesland bewaard album amicorum naar zijn geboortestad
Leeuwarden terug. Deze meester, de de Geest,
de Friese Adelaar, zoals de bent hem in Rome noemde, beschikte
over een vlot talent, een talent dat niet alleen bij de Friese adel
en burgerij, maar ook bij de mensen van het Hof ten zeerste in
de smaak zou vallen.
Spoedig reeds na zijn terugkomst krijgt De Geest gelegenheid
zijn talent te tonen. In 1621 schildert hij de portretgroep van de
Leeuwarder familie Verspeeck thans in het museum te Stutt-
gart, en schept een van zijn meesterwerken. Spoedig
beginnen de opdrachten van het Stadhouderlijk Hof en de Friese
te komen.
In 1625 ontstaan de grote kniestukken van Jurjen van Ripperda
(met de fraaie handschoenen) en die van zijn vrouw Catharina
van Dekema (afb. 9 en welke behoren tot de collectie der
familie Van Wageningen op Dekama te Jelsum. In het-
zelfde jaar komt, voor zover wij uit de bestaande portretten kunnen
nagaan, de eerste opdracht van het Stadhouderlijk Hof en schil-
dert De Geest het charmante portret van Prinses Elisabeth op
de leeftijd van 4 en 5 maanden: zij is hetzelfde prinsesje dat
twee jaren tevoren door Moreelse was geportretteerd. Terwijl
kinderen in deze tijd steeds ten voeten uit worden geschilderd,
Zie: J. Ph. van der Kellen: Le Peintre Graveur hollandais et flamand,
1866.
C. Hofstede de Het vriendenalbum van Simonszoon de
Geest, Oud-Holland 7 (1889)
Mr. A. van der Minne: De Familiegroep van de Geest te Stutt-
gart en het van Verspeeck, de Vrije Fries, deel 36, 1941.
196
was dit met volwassenen veel minder het geval en volstond men
met of kniestuk. In 1628 echter schildert De Geest ten
voeten uit het levensgrote portret van Gerrolt van Juckema, thans
op te en opent een reeks van
portretten van genre, zowel levensgroot als in klein formaat,
in een aantal zoals wij dat in geen andere provincie van ons land
aantreffen. Het waren vooral de Friese Stadhouders en de offi-
cieren die zich op deze wijze lieten portretteren.
In klein formaat komen zij in vele verzamelingen voor: in de
collectie van wijlen Dr. van Aalst: de fraaie portretten van Ernst
Casimir, Sophia Hedwich van Brunswijk en Johan Ernst van
Nassau-Siegen, alle gesigneerd en gedateerd 1631; het
Nassau Museum te ‘s-Gravenhage is in het bezit van portretten
van Hendrik Casimir 1 (gesigneerd en gedateerd 1638) en van
Willem Frederik, terwijl een groot aantal afbeeldingen van stad-
houders en officieren uit de vroegere collectie van Sminia te
gum, thans nog grotendeels bij de erfgenamen aanwezig is. Levens-
grote portretten ten voeten uit, geschilderd in de trant van het
portret van Juckema te bevinden zich op Harinxma
te Beetsterzwaag en stellen voor Sophia van Vervou (1632)
en haar man Wytze van Cammingha (1634). Uit tijd
veer zijn ook de grote afbeeldingen van Ernst Casimir en Hendrik
Casimir 1 uit het Rijksmuseum en portretgroepen van leden
van de huizen Nassau-Siegen en Nassau-Dietz aanwezig op het
Hof te Leeuwarden en in het Friesch Museum.
Reeds in de eeuw zijn in Friesland portretten ten voeten uit
geschilderd, zoals die van Kempo van Martena (omstr. 1530).
Worp van Ropta (1543) en van een dochter van Wilcko Holdinga
en Haring van Roorda uit het einde dier eeuw Het blijft bij
deze enkelingen en wij kunnen niet zeggen dat de Geest
in 1628 op een Friese traditie teruggreep. Veeleer heeft hij zich
aangesloten bij de Hollandse schilders als Michiel
veld Jan Anthoniusz. Ravesteyn Evert Crynsz. van der
Maes Thomas de Keyser en anderen, die in het eerste kwart
eeuw begonnen waren portretten ten voeten uit te schil-
deren. Er valt overeenkomst te tussen het portret van
Wytze van Cammingha in 1634 en van Martin Day door
Rembrandt van hetzelfde jaar, zonder dat hier directe gevolg-
trekkingen uit zijn te maken. Het schijnt dat na 1640 de produc-
tiviteit van onze schilder is afgenomen. Uit 1645 kennen wij de
Moreelse-achtige als herders geklede jongens van collectie Van
Welie te ‘s-Gravenhage, terwijl uit 1654 en 1659 respectievelijk
de kinderportretgroep op Harinxma te Beetsterzwaag en
portretten van dit echtpaar komen voor in de verz. Mevr.
Douair. van Harinxma thoe te Leeuwarden.
A. op no. 3 (afb. no. 10 (afb. X) en no. 76.
Portret van Prins Maurits in het
Portret van Van der Burgh (1609) in het
Vaandrig (1619) in het Gemeente Museum te
Vaandrig (1626) in het te
197
het grote ten voeten uit geschilderde damesportret uit het Rijks-
museum te Amsterdam, te noemen zijn.
Bij deze opgave van van De Geest zijn tot nu
toe de portretten buste” buiten beschouwing gelaten: deze
werden echter van den beginne af tot het laatst toe door hem
vervaardigd. De eerste voorbeelden hiervan zijn de portretten
van de schilder zelve en van zijn vrouw, Hendrikien van
burgh beide sedert kort in het Friesch Museum als bruik-
leen van het Rijksmuseum, waar de schetsmatige portretjes van
Hendrik Casimir 1 en Willem Frederik bewaard worden. Verder
komen ze in vele particuliere collecties voor. Het Friesch Museum
bezit een achttal van deze beeltenissen, waarvan die van Professor
Johannes van der Sande ( 1638) en van Theodorus Saeckma van
hetzelfde jaar de bekendste zijn.
In de veiling bij Frederik Muller van 15 April 1947 waren het
portret van Eva de Geest, de dochter van de schilder (1652)
en dat van een man, geschilderd in 1659. Laatstgenoemde is waar-
schijnlijk de echtgenoot van Eva, Adam Joseph van
Schiedam, waarmede ze volgens de gegevens van Dr. A. L.
ma van Voss, 20 September 1658 in Dantumadeel trouwde.
Het laatst gedateerde portret, dat ik van De Geest heb aange-
troffen, draagt het jaartal 1660 en stelt voor een jeugdig officier
met kuras en sjerp. Het is eigendom van het Friesch Genootschap.
Ik heb met deze opsomming van schilderijen slechts een indruk
willen geven van hetgeen door de Geest gemaakt werd,
van volledigheid is hier geen sprake.
We leren De Geest kennen als een vlot schilder, ‘die, waar het
nodig is, een zekere zwierigheid weet te bereiken, doch met even-
veel gemak de robustheid der Friese edelen en hunne vrouwen,
als de charme hunner kinderen weergeeft. Hij is niet vrij van
manier, invloed van Rubens en van Van valt waar te nemen.
Zijn kunst is beheerst; uitbundigheid zoals Frans Hals moeten
wij niet bij hem verwachten en zou stellig zijn niet welkom
zijn geweest. Zij sluit zich aan bij de realistische Utrechts-Haagse
hofkunst, waarvan Michiel Mierevelt, Moreelse en Ravesteyn de
grote vertegenwoordigers waren. In zijn latere stukken is ook de
Amsterdamse invloed van van der te bespeuren.
Uit het reeds eerder genoemde Album amicorum valt af te
leiden De Geest in 1613 en 1614 leerling is geweest van
Abraham Bloemaert te Utrecht. Waar hij tot die tijd geweest is,
weten wij niet met zekerheid, daar schilderstukken uit die vroege
tijd, waaruit wij iets zouden kunnen afleiden, niet bekend zijn.
Zijn eerste opleiding heeft hij waarschijnlijk genoten bij zijn vader
Simon Juckes de Geest die echter reeds vóór 1604 stierf, en
de Geest werd in 1592 geboren als zoon van Simon
de glasschilder en stadsbode, en Wyts 16 October 1622
trouwde hij een achternicht (geen zuster) van
Saskia van die in 1630 met Rembrandt in het huwelijk trad. De
Geest de Katholieke godsdienst. Zie hierover: A.
indrukken van den Franschen Charles Ogicr uit Fries-
land en Groningen in het jaar 1636, in: de Vrije Fries, deel 37.
198
bij zijn oom Juckes, beiden glasschilders te Leeuwarden.
Ook lijkt onderricht van de Vlaamse Emigrant, gezien de
overeenkomst tussen de al eerder van
borch-Grovestins portretten (afbn. 5 en 6) met die van Jurjen
van Ripperda en Catharina van Dekema (afbn. 9 en niet
onmogelijk. Verder zal de reis door Frankrijk en Italië tot zijne
vorming hebben bijgedragen, terwijl invloed van de zoëven genoem-
de schilders uit de Utrechtse en Haagse school onmiskenbaar is.
Er komen in Friesland een groot aantal ongesigneerde portretten
voor, nauw aan de schilderwijze van de Geest zijn
verwant en waarvan het moeilijk valt uit te maken, bijv. van
een aantal portretten voorstellende leden van het geslacht thoe
Schwartzenberg en Hohenlansberg bij de familie Kan te Velp,
of zij het werk zijn van de schilder zelf, een leerling of een na-
volger. Dit artikel biedt geen ruimte al deze stukken nader te
beschouwen. Wel willen wij enige schilders naar voren brengen,
waarvan door archivalia vast staat, dat ze met De Geest in ver-
binding stonden of waarvan gesigneerde stukken tot ons gekomen
zijn, die door hun stijl bij het werk van De Geest aansluiten.
In het meermalen Album amicorum staat een vier-
regelig gedicht:
,,Doen ic Harynghs
Maeckte ick dese ruiter te peert
Niet uyt die mening als oft waert te achten is
alleen om te sijn in Wibrant gedachtenis.
In Lewarden den 10 October Ao 1611”.
Hier staat niet met zoveel woorden, dat Harings de leerling
van De Geest is geweest, zoals in de verschillende lexica
gezegd. Dit valt ook te betwijfelen, daar laatstgenoemde bij
aanvang van de 3 leerjaren pas 16 jaren telde. Het is mogelijk
dat zij samen bij een Leeuwarder meester in de leer waren. Het
geschilderde portret van Gysbert Japicx ( 1635) uit het Friesch
Museum is, dank zij een portretprent 1687, met vrij grote zekerheid
aan Harings toe te schrijven. De schilderwijze is droger dan die
van De Geest.
Dan valt te noemen Harmen Willems, van wie wij enige kleine
gesigneerde, ten voeten uit, tussen 1630 en 1640 geschilderde
portretten in verschillende collecties aantroffen. Zij zijn geschil-
derd in de trant van De Geest, doch harder van coloriet en
minder vloeiend Een zijner fraaiste stukken is het portretje
van Sicke van Grovestins, dat in 1933 in de collectie
van nu wijlen Mevrouw Douairière Baronesse van
stins-van Hardenbroek te ‘s-Gravenhage was.
Als een goed voorbeeld van Willems’ kunst reproduceren wij
Aan het werk van Willems doen denken 2 ten voeten uit geschilderde
tretjes in het Friesch Museum. voorstellende een vader mot zoon en een moeder
met dochter, gesigneerd J. Campen, gedateerd 1646. Jacob van
was schilder en landmeter te Franeker.
hier het portret van een jongeling, staande aan een tafel, dat zich
bevindt in het Rijksmuseum te Amsterdam (afb. 11). Ook stuk-
ken van groot formaat zijn door deze schilder vervaardigd. In het
Friesch Museum bevinden zich twee levensgrote in 1634 ten voe-
ten uit geschilderde kinderportretten, voorstellende en
Catharina van Paffenrode, welke beide het signatuur van Harmen
Willems dragen, terwijl wij een soortgelijk portret van
van Cammingha in hetzelfde museum, ondanks
overschildering aan dezelfde meester kunnen toeschrijven. Meer
dan in de kleine stukken doet Willems zich hier kennen als een
agrarisch talent. Het is opmerkelijk hoe het formaat de
wijze beïnvloed heeft. Harmen Willems, schilder te Leeuwarden
was getrouwd met Margaretha van Tongeren. Hij trad verschil-
lende malen als getuige op, o.a. in 1639 in het testament van Ida
van waar hij genoemd wordt Harmen Willemszoon Wier
(Sminia-archief no. 1890 a) en op 6 Januari 1638 met
de Geest in het testament van Johanna Bouricius
Fr. Gen. 1 port. 6).
In de betalingsordonnantiën van de Gedeputeerde Staten van
Friesland komen ook enige posten ten zijnen name voor, nl. die
van 15 Sept. 1649 Harmen Willems, schilder
ter saecke verdiensten etc. etc.” en die van 29 Juni 1650,
luidend als volgt: Willems ofte nu d’erfgenamen van
dien ter saecke van schilderen ferven aen Hof,
Collegie etc.” Uit deze twee betalingsordonnantiën
blijkt dat Willems was en als zodanig belast
met het toezicht en onderhoud op het verfwerk van de officiële
gebouwen der provincie en dat hij vóór 29 Juni 1650 is.
Als een navolger, eveneens uit de dertiger jaren, is te beschou-
wen L. Woutersin, van wie een levensgroot, ten voeten uit
geschilderd portret, gedateerd 1630 en Saapke van
Vervou (afb. die twee jaar door De Geest geschilderd
werd, hangt in het Martena Huis te Franeker. Het stuk is gesig-
neerd L. J. Woutersin. In de verzameling van wijlen Jonkvrouwe
E. van Grotenhuis te Arnhem was een in slechte staat verkerend
levensgroot vrouweportret van Woutersin aanwezig. De portretten
hebben iets stijfs, de klederdrachten zijn fraai geschilderd. Het
element is hier nog aanwezig. Bijzonderheden van
de schilder zijn ons niet bekend.
Navolgers van De Geest uit de veertiger jaren kunnen wij niet
aanwijzen.
Na het midden van de 17e eeuw beginnen portretten van
kunstgehalte in Friesland te worden. De productiviteit
van De Geest is niet meer wat zij geweest is; men wacht op nieuwe
krachten.
- -
Een op dit stuk gelijkend schilderij bevond zich in de veiling Frederik
Muller van April in de catalogus onder no. ten onrechte genoemd
Anthonic Bij nauwkeurige beschouwing is handtekening H.
leesbaar. Het draagt, evenals het stuk in het Rijksmuseum, de datum
Het bevindt zich thans in het Friesch Museum.
200
Als waardig opvolger van de oudere meester zien wij dan de
schilder Nicolaas naar voren komen. Ofschoon een
minder krachtig talent, weet hij, wat betreft het van
voornaamheid en houding bij zijn oudere modellen, van kinder-
lijkheid en charme bij zijn jongere, De Geest ter zijde te streven.
H. Martin, oud-directeur van het Friesch Museum, wijdde een
artikel aan in het November-nummer 1917 van
Kunst”. De schrijver tracht daarin het oeuvre van de schilder
samen te stellen en komt dan in het geheel op 13 werken, lopende
van 1649 tot 1675. Slechts van een zevental heeft hij de verblijf-
plaats kunnen achterhalen: vier hiervan bevinden zich in het
Friesch Museum en waaronder meisje in het
blauw”, geschilderd in 1656, wel de voornaamste plaats inneemt.
Aan het oeuvre dat Martin samenstelde is nog iets toe te voegen.
In 1933 zagen wij bij nu wijlen Jonkvrouwe C. J. de Beaufort te
Driebergen een babyportret, terwijl zich in een particuliere ver-
zameling in onze provincie een grote bijbelse voorstelling bevindt,
dat het signatuur draagt van de schilder. Ook komen stukken
voor, die niet gesigneerd zijn, doch die bij de school van
kunnen worden ingedeeld, bijvoorbeeld de portretten van Ruurd
en van Cammingha, uit de Cammingha-collectie, in bruik-
leen gegeven aan te Veenklooster, een kinder-
portret ten voeten uit met hondje in uit de collectie
Belmont, Sale Am. Art. Assoc. N.Y.C. 1932 en volgens Bauch
een jongensportret met paard te Bazel
Opvallend in zijn portretten is de wijze waarop de zijkanten
van de veelal forse neuzen overgegaan in de wenkbrauwen, een
eigenaardigheid, die wij ook waarnemen in het werk van D. J. de
een tijdgenoot-portrettist, waarvan wij verschillende stuk-
ken in Friese collecties aantroffen. Vergelijking van het portret
van een dame uit het geslacht Aebinga (afb. 13) van het Friesch
Museum, in 1650 door met dat van Doetje
Crack (afb. 14) uit hetzelfde jaar van de hand van de
in de collectie Mevrouw Baronesse Taets van Amerongen-de
Bordes, doet duidelijk de stijlovereenkomst dezer schilders uit-
komen. Maar er is meer. In een recent artikel publiceerde de
heer Renckens een drietal stukken van D. J. de die mij
onbekend waren. Ook deze schilderijen vertonen punten van over-
eenkomst met het werk van Wieringa, zo bijvoorbeeld doet het
paard van Barthold van Douma door De (afb. 2. art.
Renckens), zeer veel denken aan dat van Gerlant van Aylva
(afb. 2. art. Martin). De toets van is
echter vlotter (soms doet zijn techniek aan Vermeer denken) en
zijn composities zijn losser van opzet. We weten niet waar deze
twee meesters hun opleiding hebben gehad; de enige schilder
in deze provincie waarmede wij ze stilistisch in verband kunnen
Bauch, Jacob Adriaensz. noot 37. Berlijn 1926.
B. J. A. Renckens. Douw of identiek met D. J. de in: Kunst-
historische Mededeelingen het Rijksbureau voor Kunsthistorische Documen-
tatie, le jaarg. no. 3.
Lijst van 17 reproducties
behorende bij het artikel van Dr. A. Wassenbergh.
1. Adie Lambertsz. 1592. Friesch Museum, Leeuwarden.
2. van Eminga 1603. Oenkerk.
3. ? Lauta van Aysma 1597. Veiling verz. Raedt van
barnevelt bij Fred. Muller, Amsterdam, 3-11-1900.
4. ? van Ripperda 1609. Veiling als bij nr. 3.
5. Johan Tjaarda van Starkenborch 1595. Friesch Museum,
Leeuwarden.
6. Gaets van Grovestins 1595. Friesch Museum, Leeuwarden.
7. Georg thoe Schwartzenberg en Hohenlansberg
1629. Verz. G. W. C. D. Baron thoe Schwartzenberg
en Hohenlansberg te Balk.
Doedt van Holdinga 1629. Verz. als nr. 7.
9. Jurjen van Ripperda 1625. Friesch Museum, Leeuwarden.
(Bruikleen Dekema te Jelsum).
Catharina van Dekema 1625. Verz. als nr. 9.
Onbekende jongeling 1636. Rijksmuseum, Amsterdam.
12. Saapke van Vervou 1630. Martena Huis, Franeker.
13. Aebinga 1650. Friesch Museum, Leeuwarden.
14. Doetje Crack 1650. Verz. Mevr. A. G. W. Barones Taets
van Amerongen-de Bordes te Zeist.
15. Maria thoe Schwartzenberg en Hoheniansberg 1654. Verz.
Mr. W. H. T. C. Baron thoe Schwartzenberg en
te Assen.
16. van Grovestins 1687. Verz. L. D. Baron
van Grovestins te Amersfoort.
17. Catharina van Scheltinga. Verz. als nr. 16.
7 . T H O E 8 . V A N
201
brengen is Jan van wie een ten voeten uit geschilderd
voorstellende Helena Maria thoe Schwartzenberg
en Hohenlansberg (afb. 15) zich bevindt in de verzameling van
Mr. W. H. T. C. Baron thoe Schwartzenberg en Hohenlansberg
te Assen. Dit portret is gedateerd ló54. is in 1625 in
Amsterdam geboren en waarschijnlijk verwant met de Antwerpse
schildersfamilie Volgens archivalischc gegevens, die de
heer Penning mij verschafte, getuigt Jan mr. schilder te
Leeuwarden, in 1674 in het testament van Gerlant van Aylva
In 1683 wordt genoemd Sischien Ilema, weduwe van uit
Antwerpen.
Terwijl de archieven tot nu toe geen stellige
heden van De hebben onthuld zijn wij, weer dank zij
de betalingsordonnantiën, door Dr. Avis aan het licht gebracht,
in staat hier enige nieuwe gegevens betreffende Nicolaas
ringa te publiceren. Zijn geboortejaar kennen we niet: hij trouwt
in Leeuwarden 9 Februari 1671 met Maycke Pyters Beensma
en sterft daar tussen 21 Mei 1681 (datum van laatste
ordonnantie) en 30 December 1681 (door de erfgenamen van
Nic. wordt dan een huis in de ‘Speelmanstraat te
Leeuwarden verkocht). Uit de betalingsordonnantiën blijkt dat
sinds 1650 is, k op-
volger van en als zodanig is belast met het
toezicht en onderhoud van het verfwerk ,,aent
gie, Cancelarie Excellentiehuys”. Opdrachten, die meer
met zijn kunstzinnige aanleg stroken, worden hem ook gegeven,
zoals het maken van monument of schilderij ter gedachtenis
aan Vrede van Munster (ord. 12 Sept. 1650) en het schilderen
van een monstrueuze jonge haas (ord. 15 Febr. 1667). Deze
haas schijnt destijds zodanige sensatie gewekt te hebben, dat
onze meester, waarschijnlijk in opdracht van het Stadhouderlijk
Hof, een jachtgroep schilderde, gedateerd 1668, waarvan de
jeugdige Hendrik Casimir 11 de hoofdpersoon, de monstrueuze
haas het middelpunt is. Martin beeldt dit schilderij, in het bezit
van Jonkvrouwe Alice de Stuers, in zijn artikel in Oude Kunst af.
is in die tijd niet de enige schilder die voor het Hof
werkt. Albertine Agnes, de gemalin van Willem Fre-
derik en dochter van Frederik Hendrik en Amalia van
heeft het kunstzinnige en prachtlievende harer ouders overgenomen
Het portret van Gerlands van Aylva, staande naast haar paard, werd in
zij vier jaar oud was, door Nicolaas
tie Cammingha in het Friesch Museum). Ook dit wijst op een
band tussen beide schilders.
is D. J. de de vader van Jouw een
schilder, die drie maal te Leeuwarden trouwt. In do vonden wij
Jouw, zoon van Juwcs gedoopt werd op 9 Omtrent
wij, hardnekkigc onderzoekingen,
heden kunnen vinden.
H. L. Straat. Vrije Fries 28, blz. 89.
Te Oldoberkoop wordt een schilderijtje bewaard, voorstellende een
dubbele haas (gedateerd 1665).
202
en tracht in het klein het Hollandse Hof na te zoals
blijkt uit de verfraaiing van het Hof en de Prinsentuin en de
stichting van het Oranjewoud. uit Holland komen naar
Friesland, hopende op bestellingen van het Hof en de adel,
In 1665 treffen wij hier aan de in Hamburg geboren schilder
Jurriaen Jacobs, die na een werkzaamheid in zijn geboortestad, naar
Amsterdam gaat waar hij in 1652 de pompeuze portretgroep
schildert van Michiel de Ruyter en zijn familie. In 1665 is hij in
Leeuwarden en ontvangt daar in 1667 een bestelling van het
Hof, zoals ‘blijkt uit de volgende post: Item aan den schilder
Jacobs, die het saelge Princesje heeft geschilderd volgens order
en specificatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . f
Deze Jacobs moet wel zijn Jurriaen Jacobs van wie wij weten
dat hij in 1665 reeds in Leeuwarden was terwijl hij in 1669
te Leeuwarden woont in de Bagijnestraat (Groot Consentboek
Leeuwarden).
De uit Franeker afkomstige schilder Pieter Schick, maakt in
1667 eveneens een portret van het prinsesje. Hem wordt slechts
72 gulden uitbetaald
Noch het portret van Jacobs, noch dat van Schick zijn ons
bekend. Met saelge Princesje” wordt waarschijnlijk bedoeld
Sophia Hedwich, die in Februari 1667 op zeer jeugdige leeftijd
is overleden. Zij komt als naaktfiguurtje voor op de grote, zich
thans in het Friesch Museum bevindende portretgroep voor-
stellende Albertine Agnes met hare kinderen, in 1668
door Abraham van den Tempel, de zoon van de Leeuwarder
doopsgezinde schilder en vermaner, geschilderd. Zien wij nu de
portretgroep van Van den Tempel en beoordelen wij het werk
van Jurriaen Jacobs naar de portretgroep van De Ruyter en
familie, dan blijkt dat Albertine Agnes zich aangetrokken moet
gevoeld hebben tot de Amsterdamse kunstrichting, waarvan
tholomeus van der Helst de grote voorganger was.
Over het algemeen was men in Hofkringen niet zo gesteld
de kunstrichting in Amsterdam heerste en die men meer be-
schouwde als goed voor rijk geworden kooplieden; men had zich
dan ook in hoofdzaak gericht naar de hoofse portretkunst van
den Haag, waar geschilderd werd in de trant van Van
Albertine Agnes blijkt een meer universele kijk op de schilderkunst
te hebben gehad.
zien naar Leeuwarden komen Richard Brakenburg,
die, afkomstig uit Haarlem,, in 1670 in Leeuwarden woont en daar
in 1671 met Aelke Fennema. Behalve genreschilder in
de trant van Steen, was hij portretschilder en moet volgens Moes
in het Lexikon van Thieme und ‘een ruiterportret geschil-
derd hebben van Ook was hij dichter en
komt als zodanig voor in een betalingsordonnantie van 15 Oct.
Rekening van Ernst van Claerbergen, Raad en
van de van den Stadhouder Frederik,
Leeuwarden.
H. L. Straat, De Vrije Fries, Deel 28.
203
1685, aan Joh. Mattsen ,,wegens ‘t leveren van Brakenburgs vers
op de geboorte van den jongen Prins”.
De vierde schilder, die Holland vaarwel zegt om in Friesland
zijn geluk te beproeven, is Carré, die de lijkstatie tekende
van de in 1664 overleden Stadhouder Willem Frederik, waarvan
zich het schetsboek met de portretten van sommige deelnemers
bevindt in het prentenkabinet van het Friesch Museum Deze
lijkstatie in prent gebracht door Noë en Appius.
Verschillende namen zouden hier nog aan toe te voegen zijn.
Leeuwarden, de kleine doch bloeiende Hofstad, wordt dank zij
de belangstelling van het Stadhouderlijk gezin en de welvaart der
inwoners een kunstcentrum van meer dan provinciale betekenis.
Niet alleen de schilderkunst, ook kunstnijverheid, met name
zilversmidskunst beleeft, getuige de Popta-schat in het Friesch
Museum, een harer hoogtepunten. Meesters als Jans, Pieter
Faber en Nicolaas kunnen zich met de beste zilversmeden
van elders in die tijd meten. En terwijl de zilversmidskunst, waarin
de Friezen van oudsher reeds een meer dan gewone bekwaamheid
hadden aan de dag gelegd, pas in de loop der 18e eeuw tekenen
van verval begint te vertonen, is het met de bloei der schilderkunst
veel eerder gedaan. Reeds bij het ingaan van het vierde kwart
der 17e eeuw treedt een aanmerkelijke verslapping in. Goede por-
tretten worden zeldzaamheden; de enige schilders van naam, die
wij dan nog aantreffen zijn Julius de Geest, de zoon van Wijbrand,
en Petrus Aenea.
Eerstgenoemde schilderde in de trant van Caspar Netscher en
Roelof Koets. Wij troffen ‘onlangs in de collectie I.L.D. Baron
van Grovestins te Amersfoort twee in die trant geschil-
derde portretjes aan, voorstellende van Grovestins
(afb. 16) en diens vrouw Catharina van Scheltinga (afb.
Het mansportret is gesigneerd J. W. de Geest en gedateerd 1687.
Van de schilder en graveur Aenea bevindt zich in het Museum
te Franeker het portret van Fullenius. terwijl bij de recente restau-
ratie van twee portretten van geharnaste jongelingen, uit de
van de fam. Van Cammingha, die zich bevinden op
te Veenklooster, de handtekening van Aenea te voorschijn
kwam. Zijn schilderwijze is stijf, zijn kleur weinig fraai.
Dan komen nog enige anonyme zeer middelmatige portretten
voor van dames in elegante houdingen, een oester, een bloempje
of iets dergelijks in de hand houdende, wij zien achtergronden
met bosschages, vazen en fonteintjes, maar al die uit Frankrijk
geïmporteerde fraaiigheden vermogen de schilderkunst niet
hoger plan te brengen.
Dr. Avis de volgende post: vant teykenen van de
begraeffenis van syne Furst-Doorl. Hooch loff memorie vooral syn
en de extra-ordinaris dienst eens vooral...... f A. in Friesland,
Ged. Staten, Gf 5 Registratieboek van Betal. ord.
Uitgaven Ordonnantie van 1666 Febr. 16.
Zie ook: Dr. C. Hofstede de Groot, De Schilder Frans Carré en zijne
voor Lijkstatie van Willem Frederik van Nassau. De Vrije
Fries, deel 26 (1918).
En zo zou dan tegen 1700 de schilder Louis Volders uit
hofschilder van de Stadhouderlijke familie optreden Volgens
het artikel van Mr. kunnen er ook portretten van parti-
culieren aan Volders worden toegeschreven. In het van het
Friesch Museum bevinden zich een aantal stukken, die zich bij
de in dit artikel gereproduceerde afbeeldingen aansluiten. Zij zijn
van verschillende handen, waarschijnlijk heeft de Brusselse
schilder hier omstreeks 1700 enige school gemaakt. Het zal echter
duren tot het tweede kwart der eeuw eer er weer enige in-
heemse, met name bekende Friese schilders naar voren komen.
Een opeenvolgende reeks van schilders beginnende met Bernardus
Accama en door zijn broeder Matthijs, Keyert, Jelgerhuis,
Ploegsma en Van der Kooi en zijn leerlingen weten dan aan de
talrijke bestellingen, in den beginne ook van het Hof, te voldoen.
En ofschoon het pijl der eeuw niet benaderd wordt en er in
de techniek en de opvatting veel veranderd is, zien wij in die
latere portretten toch eigenschappen, die ze doen bij
de Friese producten der vroegere perioden.
Wat is nu het gemeenschappelijk element dat deze portretten
samenbindt?
De Friese portretkunst vindt haar meest typische en zuivere
openbaring in het agrarisch portret. Schilder en model zijn
volkomen gelijk ingesteld, de schilder voelt zich slechts geroepen
de te portretteren naar zijn stand en waardigheid, de
verlangt hetzelfde en daarbij enige gelijkenis, zo dat men kan zien
dat hij het is, die is voorgesteld. Hij wenst vooral niet van enige
blijk te geven.
De schilders van het geïmporteerde portret en hun Friese volge-
lingen hebben meer van de wereld gezien, zij hebben met de kunst
buiten Friesland kennis gemaakt en willen gaarne aan de nieuwe
richtingen meedoen. Zij hebben echter rekening te houden met
hun modellen. En het is vooral die wil der opdrachtgevers, die
haar stempel gedrukt heeft op de noordelijke schilderkunst. Veelal
ernstig, zelfs stuurs kijkend, zijn de mensen afgebeeld. In de
houding is weinig variatie, men wil uitgebeeld worden als zijn
buurman, zijn neef en nicht. Veel vrijheid wordt de schilder niet
gegeven; Heythuyzen wippend op een stoel mogen wij hier
niet verwachten. Minder bedilzucht wordt uitgeoefend bij het
schilderen van baby’s en kinderen, al zal Mama hier een wakend
oog hebben gehouden.
spreekt vanzelf dat een schilder als de Geest
zich meer vrijheid kon veroorloven en dat ook sommige modellen
met grotere losheid poseerden, toch is een zekere reserve altijd
aanwezig.
De in Friesland werkende portrettisten hebben die
houding hunner opdrachtgevers goed begrepen en het is ken-
merkend dat in de collecties die mij onder de ogen kwamen,.
34) Mr. bekende portrettisten. V. Louis Volders: in Oud’
LXVI, blz. e.v.
205
eigenlijk geen portretten voorkomen, die uit de toon vallen.
Men mene nu echter niet dat de Fries op dit terrein weer pur
sang isolationist is. Het portrettype beantwoordt aan de psycho-
logische wet, dat onder gelijke omstandigheden, gelijksoortige
georganiseerde wezens gelijk zullen handelen.
Men zal dus naar dit portretgenre ook in andere provincies
en andere landen kunnen speuren.
N a s c h r i f t :
Het beschikbaarstellen van dit artikel voor het Jaarboek van het
Centraal Bureau voor Genealogie en niet voor een kunsthistorisch
tijdschrift, waarin het misschien meer thuis zou horen, wilde ik
gaarne beschouwd zien als een tegenprestatie mijnerzijds voor de
grote vriendelijkheid en medewerking. welke ik omstreeks 1933 van
nu wijlen de heer Van Beresteyn, bij het schrijven van mijn proef-
schrift over het 16e eeuwse Friese portret, mocht ondervinden.
RECTIFICATIE.
Het artikel
Nederlandsche predikanten in Rusland
in Jaarboek dl. 1 blz. 93, vangt aan met de woorden:
E. Amburger, zijn trouw aan Joodsche
met den dood in het Concentratiekamp heeft moeten betalen,
enz.”
De schrijver van genoemd artikel, die hier een algemeen heersend
vermoeden onder woorden bracht, heeft gelukkig ongelijk gehad:
even vóór het ter perse gaan van dit Jaarboek bereikte ons het
bericht, dat Dr. E. Amburger, teruggekeerd uit langdurige Rus-
sische gevangenschap, zich wederom te Berlijn gevestigd heeft.
DE REDACTIE.

Contenu connexe

Tendances

Pregnancy Induced Hypertension
Pregnancy Induced HypertensionPregnancy Induced Hypertension
Pregnancy Induced HypertensionAyshwarya Revadkar
 
Physiology of menstruation by av sharma
Physiology of menstruation by av sharmaPhysiology of menstruation by av sharma
Physiology of menstruation by av sharmaajay sharma
 
The Nest - Guide to Breastfeeding
The Nest - Guide to BreastfeedingThe Nest - Guide to Breastfeeding
The Nest - Guide to BreastfeedingFortisTheNest
 
Birth Injuries of Newborn
Birth Injuries of NewbornBirth Injuries of Newborn
Birth Injuries of NewbornLipi Mondal
 
Physiological changes during pregnancy
Physiological changes during pregnancyPhysiological changes during pregnancy
Physiological changes during pregnancySai Sandeep
 
My Letter Of Exhortation
My Letter Of  ExhortationMy Letter Of  Exhortation
My Letter Of Exhortationbrsims
 
Physiological changes during the pregancy
Physiological changes during the pregancyPhysiological changes during the pregancy
Physiological changes during the pregancyDRMEENUPRIYAA
 
The placenta and fetal membranes
The placenta and fetal membranesThe placenta and fetal membranes
The placenta and fetal membranesSnigdha Gupta
 
Anemia in Pregnancy
Anemia in PregnancyAnemia in Pregnancy
Anemia in Pregnancyobgymgmcri
 
Partogram and management of 1st and 2nd stages of labor
Partogram and management of 1st and 2nd stages of laborPartogram and management of 1st and 2nd stages of labor
Partogram and management of 1st and 2nd stages of laborAli S. Mayali
 
COVID-19's Impact on the Interdisciplinary Primary Care Workforce
COVID-19's Impact on the Interdisciplinary Primary Care WorkforceCOVID-19's Impact on the Interdisciplinary Primary Care Workforce
COVID-19's Impact on the Interdisciplinary Primary Care WorkforceCHC Connecticut
 
01_Female pelvis. Fetus as object of delivery_d89cf4255712946e47ecd877adb6db5...
01_Female pelvis. Fetus as object of delivery_d89cf4255712946e47ecd877adb6db5...01_Female pelvis. Fetus as object of delivery_d89cf4255712946e47ecd877adb6db5...
01_Female pelvis. Fetus as object of delivery_d89cf4255712946e47ecd877adb6db5...ssuserca828a
 

Tendances (20)

Pregnancy Induced Hypertension
Pregnancy Induced HypertensionPregnancy Induced Hypertension
Pregnancy Induced Hypertension
 
Physiology of lactation
Physiology of lactationPhysiology of lactation
Physiology of lactation
 
Physiology of menstruation by av sharma
Physiology of menstruation by av sharmaPhysiology of menstruation by av sharma
Physiology of menstruation by av sharma
 
The Nest - Guide to Breastfeeding
The Nest - Guide to BreastfeedingThe Nest - Guide to Breastfeeding
The Nest - Guide to Breastfeeding
 
Meconum aspiration syndrome
Meconum aspiration syndromeMeconum aspiration syndrome
Meconum aspiration syndrome
 
Birth Injuries of Newborn
Birth Injuries of NewbornBirth Injuries of Newborn
Birth Injuries of Newborn
 
Shock in obstetrics
Shock in obstetricsShock in obstetrics
Shock in obstetrics
 
Physiological changes during pregnancy
Physiological changes during pregnancyPhysiological changes during pregnancy
Physiological changes during pregnancy
 
My Letter Of Exhortation
My Letter Of  ExhortationMy Letter Of  Exhortation
My Letter Of Exhortation
 
Dysfunctional labor
Dysfunctional laborDysfunctional labor
Dysfunctional labor
 
Physiological changes during the pregancy
Physiological changes during the pregancyPhysiological changes during the pregancy
Physiological changes during the pregancy
 
The placenta and fetal membranes
The placenta and fetal membranesThe placenta and fetal membranes
The placenta and fetal membranes
 
Anemia in Pregnancy
Anemia in PregnancyAnemia in Pregnancy
Anemia in Pregnancy
 
Partogram and management of 1st and 2nd stages of labor
Partogram and management of 1st and 2nd stages of laborPartogram and management of 1st and 2nd stages of labor
Partogram and management of 1st and 2nd stages of labor
 
HIV IN PREGNANCY
HIV IN PREGNANCYHIV IN PREGNANCY
HIV IN PREGNANCY
 
COVID-19's Impact on the Interdisciplinary Primary Care Workforce
COVID-19's Impact on the Interdisciplinary Primary Care WorkforceCOVID-19's Impact on the Interdisciplinary Primary Care Workforce
COVID-19's Impact on the Interdisciplinary Primary Care Workforce
 
Respectful Maternity Care
Respectful Maternity Care Respectful Maternity Care
Respectful Maternity Care
 
01_Female pelvis. Fetus as object of delivery_d89cf4255712946e47ecd877adb6db5...
01_Female pelvis. Fetus as object of delivery_d89cf4255712946e47ecd877adb6db5...01_Female pelvis. Fetus as object of delivery_d89cf4255712946e47ecd877adb6db5...
01_Female pelvis. Fetus as object of delivery_d89cf4255712946e47ecd877adb6db5...
 
Asthma in Pregnancy
Asthma in PregnancyAsthma in Pregnancy
Asthma in Pregnancy
 
Newborn Care
Newborn CareNewborn Care
Newborn Care
 

Similaire à De portretkunst in Friesland in de 17e eeuw in Jaarboek CBG 1948

Cultuur Van De Burgerij Schilderkunst V5
Cultuur Van De Burgerij  Schilderkunst V5Cultuur Van De Burgerij  Schilderkunst V5
Cultuur Van De Burgerij Schilderkunst V5Peertie
 
Mechelaars op reis : Rombaut Faydherbe, zoon van Lucas
Mechelaars op reis : Rombaut Faydherbe, zoon van LucasMechelaars op reis : Rombaut Faydherbe, zoon van Lucas
Mechelaars op reis : Rombaut Faydherbe, zoon van LucasMarc Alcide
 
Russen en Nederlanders in de 17e eeuw (Bert Wiskie)
Russen en Nederlanders in de 17e eeuw (Bert Wiskie)Russen en Nederlanders in de 17e eeuw (Bert Wiskie)
Russen en Nederlanders in de 17e eeuw (Bert Wiskie)Bert Wiskie
 
Persconferentie Strip Aalst
Persconferentie Strip AalstPersconferentie Strip Aalst
Persconferentie Strip AalstTini Clackson
 
Cultuur Van De Burgerij Schilderkunst2 V5
Cultuur Van De Burgerij  Schilderkunst2 V5Cultuur Van De Burgerij  Schilderkunst2 V5
Cultuur Van De Burgerij Schilderkunst2 V5Peertie
 
Gouden eeuw college 4 gary schwartz - grenzen van goud
Gouden eeuw college 4   gary schwartz - grenzen van goudGouden eeuw college 4   gary schwartz - grenzen van goud
Gouden eeuw college 4 gary schwartz - grenzen van goudVeenMedia
 
Nicolaes Coeckelbergh pachter te Geerdegem (1725-1782)
Nicolaes Coeckelbergh pachter te Geerdegem (1725-1782)Nicolaes Coeckelbergh pachter te Geerdegem (1725-1782)
Nicolaes Coeckelbergh pachter te Geerdegem (1725-1782)Marc Alcide
 

Similaire à De portretkunst in Friesland in de 17e eeuw in Jaarboek CBG 1948 (20)

Cultuur Van De Burgerij Schilderkunst V5
Cultuur Van De Burgerij  Schilderkunst V5Cultuur Van De Burgerij  Schilderkunst V5
Cultuur Van De Burgerij Schilderkunst V5
 
Lambert Jacobsz
Lambert JacobszLambert Jacobsz
Lambert Jacobsz
 
Hendrick ten Oever, een vergeten Overijssels meester uit de zeventiende eeuw
Hendrick ten Oever, een vergeten Overijssels meester uit de zeventiende eeuwHendrick ten Oever, een vergeten Overijssels meester uit de zeventiende eeuw
Hendrick ten Oever, een vergeten Overijssels meester uit de zeventiende eeuw
 
Literatuur in de 17de eeuw
Literatuur in de 17de eeuwLiteratuur in de 17de eeuw
Literatuur in de 17de eeuw
 
Mechelaars op reis : Rombaut Faydherbe, zoon van Lucas
Mechelaars op reis : Rombaut Faydherbe, zoon van LucasMechelaars op reis : Rombaut Faydherbe, zoon van Lucas
Mechelaars op reis : Rombaut Faydherbe, zoon van Lucas
 
Russen en Nederlanders in de 17e eeuw (Bert Wiskie)
Russen en Nederlanders in de 17e eeuw (Bert Wiskie)Russen en Nederlanders in de 17e eeuw (Bert Wiskie)
Russen en Nederlanders in de 17e eeuw (Bert Wiskie)
 
De Sneuper nummer 118, webnieuws
De Sneuper nummer 118, webnieuwsDe Sneuper nummer 118, webnieuws
De Sneuper nummer 118, webnieuws
 
Kunst H7 En H8
Kunst H7 En H8 Kunst H7 En H8
Kunst H7 En H8
 
Persconferentie Strip Aalst
Persconferentie Strip AalstPersconferentie Strip Aalst
Persconferentie Strip Aalst
 
Barok
BarokBarok
Barok
 
Cultuur Van De Burgerij Schilderkunst2 V5
Cultuur Van De Burgerij  Schilderkunst2 V5Cultuur Van De Burgerij  Schilderkunst2 V5
Cultuur Van De Burgerij Schilderkunst2 V5
 
Coenders van Helpen genealogie
Coenders van Helpen genealogieCoenders van Helpen genealogie
Coenders van Helpen genealogie
 
Unieke schetsen stadspoorten, LC augustus 2015
Unieke schetsen stadspoorten, LC augustus 2015Unieke schetsen stadspoorten, LC augustus 2015
Unieke schetsen stadspoorten, LC augustus 2015
 
Gouden eeuw college 4 gary schwartz - grenzen van goud
Gouden eeuw college 4   gary schwartz - grenzen van goudGouden eeuw college 4   gary schwartz - grenzen van goud
Gouden eeuw college 4 gary schwartz - grenzen van goud
 
Schilderij Maaltijd te Dokkum, met oa Philander de Baron, deel 2
Schilderij Maaltijd te Dokkum, met oa Philander de Baron, deel 2Schilderij Maaltijd te Dokkum, met oa Philander de Baron, deel 2
Schilderij Maaltijd te Dokkum, met oa Philander de Baron, deel 2
 
Nicolaes Coeckelbergh pachter te Geerdegem (1725-1782)
Nicolaes Coeckelbergh pachter te Geerdegem (1725-1782)Nicolaes Coeckelbergh pachter te Geerdegem (1725-1782)
Nicolaes Coeckelbergh pachter te Geerdegem (1725-1782)
 
Friese egodocumenten
Friese egodocumentenFriese egodocumenten
Friese egodocumenten
 
Jan Jans de Stomme Haus Besselich
Jan Jans de Stomme Haus Besselich Jan Jans de Stomme Haus Besselich
Jan Jans de Stomme Haus Besselich
 
Zeeland & Zigeuners (Couleur Locale)
Zeeland & Zigeuners (Couleur Locale) Zeeland & Zigeuners (Couleur Locale)
Zeeland & Zigeuners (Couleur Locale)
 
Hessel Meckema en Hans Willem baron van Aylva
Hessel Meckema en Hans Willem baron van AylvaHessel Meckema en Hans Willem baron van Aylva
Hessel Meckema en Hans Willem baron van Aylva
 

Plus de Historische Vereniging Noordoost Friesland

Plus de Historische Vereniging Noordoost Friesland (20)

Hoofdelijke Omslag Tietjerksteradeel 1915.pdf
Hoofdelijke Omslag Tietjerksteradeel 1915.pdfHoofdelijke Omslag Tietjerksteradeel 1915.pdf
Hoofdelijke Omslag Tietjerksteradeel 1915.pdf
 
Hoofdelijke Omslag Kollumerland 1920.pdf
Hoofdelijke Omslag Kollumerland 1920.pdfHoofdelijke Omslag Kollumerland 1920.pdf
Hoofdelijke Omslag Kollumerland 1920.pdf
 
Role of British Prisoners of War 1918 Leeuwarden.pdf
Role of British Prisoners of War 1918 Leeuwarden.pdfRole of British Prisoners of War 1918 Leeuwarden.pdf
Role of British Prisoners of War 1918 Leeuwarden.pdf
 
Boerderijenlijst boek Houtstromen borghaerts
Boerderijenlijst boek Houtstromen borghaertsBoerderijenlijst boek Houtstromen borghaerts
Boerderijenlijst boek Houtstromen borghaerts
 
Namenlijst Album Amicorum Cornelis de Glarges
Namenlijst Album Amicorum Cornelis de GlargesNamenlijst Album Amicorum Cornelis de Glarges
Namenlijst Album Amicorum Cornelis de Glarges
 
Briefe von Stephanus Bányai an Prof. Valckenaer in Franeker
Briefe von Stephanus Bányai an Prof. Valckenaer in FranekerBriefe von Stephanus Bányai an Prof. Valckenaer in Franeker
Briefe von Stephanus Bányai an Prof. Valckenaer in Franeker
 
Die Eintragungen aus den Niederlanden im Stammbuch Bányai
Die Eintragungen aus den Niederlanden im Stammbuch BányaiDie Eintragungen aus den Niederlanden im Stammbuch Bányai
Die Eintragungen aus den Niederlanden im Stammbuch Bányai
 
Als ballingen aan de boorden van de Amstel
Als ballingen aan de boorden van de AmstelAls ballingen aan de boorden van de Amstel
Als ballingen aan de boorden van de Amstel
 
Vijf inscripties in Album Amicorum Michael Corvinus 1624
Vijf inscripties in Album Amicorum Michael Corvinus 1624Vijf inscripties in Album Amicorum Michael Corvinus 1624
Vijf inscripties in Album Amicorum Michael Corvinus 1624
 
Album amicorum Fredericus Kemener
Album amicorum Fredericus KemenerAlbum amicorum Fredericus Kemener
Album amicorum Fredericus Kemener
 
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1565-1568 YY7
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1565-1568 YY7Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1565-1568 YY7
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1565-1568 YY7
 
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1559-1564 YY6
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1559-1564 YY6Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1559-1564 YY6
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1559-1564 YY6
 
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1554-1559 YY5 (c)
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1554-1559 YY5 (c)Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1554-1559 YY5 (c)
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1554-1559 YY5 (c)
 
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1554-1559 YY5 (b)
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1554-1559 YY5 (b)Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1554-1559 YY5 (b)
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1554-1559 YY5 (b)
 
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1554-1559 YY5 (a)
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1554-1559 YY5 (a)Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1554-1559 YY5 (a)
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1554-1559 YY5 (a)
 
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1549-1554 YY4
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1549-1554 YY4Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1549-1554 YY4
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1549-1554 YY4
 
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1538-1548 YY3
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1538-1548 YY3Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1538-1548 YY3
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1538-1548 YY3
 
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1534-1537 YY2
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1534-1537 YY2Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1534-1537 YY2
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1534-1537 YY2
 
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1527-1533 YY1
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1527-1533 YY1Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1527-1533 YY1
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1527-1533 YY1
 
Ver van het Front? Friesland en de Friezen in de Eerste Wereldoorlog
Ver van het Front? Friesland en de Friezen in de Eerste WereldoorlogVer van het Front? Friesland en de Friezen in de Eerste Wereldoorlog
Ver van het Front? Friesland en de Friezen in de Eerste Wereldoorlog
 

De portretkunst in Friesland in de 17e eeuw in Jaarboek CBG 1948

  • 1. De Portretkunst in Friesland in de 17e eeuw door DR. A. WASSENBERGH . In de schilderkunst van Friesiand in de 17e eeuw speelt, evenals in de tijdperken daarvoor en daarna, de portretkunst de belang- rijkste rol. Er zijn in dit gewest bekwame schilders geweest, die zich bezig hielden met het bijbels tafereel, het stilleven, het landschap en het zeestuk: toch stond het aantal hunner producten verre bij het een de portretkunst hier heeft voortgebracht. e Friese schilderkunst in de 17e eeuw is als geheel nog niet bestudeerd en ook het onderdeel, de portretkunst, is slechts frag- mentarisch bekend. Wel zijn in de loop der tijden bijzonderheden van Friese schilders aan het licht gekomen en hebben Eekhoff of Straat vele schildersnamen aan het licht gebracht, een kunst- historisch overzicht van de portretkunst onzer eeuw, gebaseerd op nog bestaande kunstwerken en archivalische ge- gevens is ons tot nu toe onthouden. Soms vullen kunstwerken en archivalia elkaar op gelukkige wijze aan: vele keren echter is dit niet het geval. Enerzijds hebben we groepen ongesigneerde portretten, die bij elkaar horen zonder deze aan een bepaalde meester te kunnen toeschrij- ven, anderzijds vele namen van schilders, waarvan ons geen oeuvre bekend is. Slechts een stuk of een gelukkige archivalische vondst kan in zo’n geval uitkomst geven: maar ook kunnen die nieuwe ontdekkingen bestaande hypothesen teniet doen. Om een goed overzicht van de portretkunst der 17e eeuw in Friesland te krijgen moeten wij teruggaan tot de daaraan vooraf- gaande periode. In die tijd kunnen wij hier twee groepen onder- scheiden: het agrarisch eigene portret, gemaakt door inheemse schilders en het geïmporteerde portret, product van van buiten ge- komen kunstenaars. Beide groepen hebben elkaar beïnvloed, zodat zuivere representanten der typen zeldzaam zijn. Zien wij nu naar de eerste groep. is niet eenvoudig een W. Eekhoff. De Stedelijke Kunstverzameling van Leeuwarden. Leeuwar- den 1875. H. L. Straat. Mededelingen enz. in Friesland in de eeuw in: ,,De Vrije Fries”, Deel 1925. Vele van de in dit artikel gebruikte archivalia dank ik aan Dr. J. voor kort chartermeester aan het Rijksarchief in Friesland en aan de heer J. Penning, amanuensis van Friesch Museum.
  • 2. 190 definitie te geven van het agrarisch portret. Men zou het misschien de naam Germaanse volkskunst kunnen betitelen, wij willen zeggen dat het agrarisch portret een voortbrengsel is, dat in wezen van de klassieke kunst verschilt. Of het agrarisch portret uit Denemarken, Duitsland, Engeland, Zwitserland of Friesland stamt, brengt geen verschil in de typische elementen mede. Slechts de graad van welstand der modellen doet de portretten kostbaarder of minder kostbaar zijn, terwijl de relatieve afstand van de cultuurcentra de zuiverheid van het agrarisch kunsttype bepaalt. Wat zijn de van het agrarisch portret? Laat ons beginnen met enige negatieve eigenschappen op te noemen: le zwakke interesse voor individuële gelijkenis: 2e geen uitbeelding van de organische schoonheid van het men- selijk lichaam: geen uitbeelding van emotie. Wat er over blijft stelt geringe aan de schilder: met een uiterst stijf, droog, doch decoratief paneel was men tevreden, Wij zullen trachten hiervoor een verklaring te vinden. Waarom was men met zo’n portret tevreden? De voldoening, het agra- risch portret gaf was van sacrale aard. Zodra de primitieve gedachte der bevredigd was, was het model voldaan. Het is anders in gemeenschappen en in streken waar door ver- levendigend verkeer een intensieve en geordende samenleving tot stand is gekomen en waar door een overvloed van ruilmiddelen verfijnde behoeften ontstaan zijn. De mens verandert van agrarisch wezen in een beschaafd stedeling: het karakter der kunstuitingen wordt van decoratief realistisch. Bij de slijt het agrarisch instinct af, in de boer herkennen wij nog de eigenschappen van de primitieve mens en hiertoe brengen wij de eigenschappen van het agrarisch portret terug. Hierop berust het verstijfde, dode en decoratieve der agrarische portretten. Het agrarisch portret heeft een sacraal element behouden. Op portret komen is een heilig moment. De van het Adie zouden wij als de meest kenmerkende vertegenwoordiger der Friese agrarische portretkunst naar voren willen brengen. In wezen zijn deze portretten nog gotisch, dat alle Italiaanse kunstgedachte er nog vreemd aan is en toch vangt deze reeks van portretten ‘eerst in het jaar 1592 aan. Tot op zekere hoogte worden de trekken der modellen gevolgd, de decoratieve neigingen van de schilder doen echter alle modellen op elkaar gelijken. Die decoratieve neiging komt wel het sterkst uit in het volkomen negeren van alle verband van het lichaam. De armen worden om de romp in een cirkel besloten (afb. 1). De decorateur is bang voor oningevulde plekken en gebruikt familiewapens tot welkome hoekvullingen. Realistische van het stilleven is hem vreemd, de zandloper op het portret van de oude burge- meester Adie Lambertsz (afb. 1) geeft het overtuigend bewijs,
  • 3. 191 terwijl de manier waarop in het portret van van Eminga (afb. 2) het kerkboekje in het vlak is plat geslagen, even typerend is. De sieraden worden niet als stillevens, doch als zuiver deco- ratief element beschouwd, de mechanische der zware ketenen laat dit duidelijk zien. We hebben een tiental portretten, lopende van 1592 tot 1608 aan de meester van het Adie portret kunnen toeschrijven Gedurende de gehele 17e eeuw komen agrarische portretten voor ofschoon door het intensiever contact met geschoolde krachten, het type in verliest. Aan de kant valt bij Friese meesters van naam de provinciale inslag nog duidelijk te bespeuren. Als een goed voorbeeld van agrarisch werk beschouwen wij het portret van Sjouck Scheltesdr. van Aebinga, geschilderd ongeveer 1625. Psychologisch onbelangrijk, heeft het als decoratief paneel zijn waarde: Sjouck van Aebinga is hier vereeuwigd in al haar pracht en praal, waardoor haar hoge stand tot uiting komt. Wij kunnen nog noemen een drietal portretten, vader, moeder en zoon, geschilderd in 1626 in het Weeshuis te Bolsward, en het portret voorstellende Baarda, vrouw van Harmen van Bockama, geschilderd in 1628, in het Friesch Museum. Een tijdgenoot van de meester van het Adie Lambertsz-portret is een anonyme portretschilder, wiens werkzaamheid wij in de provincies Groningen en Friesland hebben kunnen nagaan tussen de jaren 1595 en 1626. Wij noemen hem de Fries-Groningse meester. Zijn werken vinden we in Groningen. Anders dan in Friesland, waar de Hollandse invloed overheersend was, dank zij de gemakkelijke toegang van de in tegenstelling met de door moerassen afgesloten oostkant, heeft in Groningen de Duitse invloed vrij spel gehad. Het is voornamelijk de sterse schilderschool van de familie Ring, die op de Groning- se schilderkunst haar stempel heeft gedrukt. Ook in het werk van onze schilder is dat te bespeuren. Stellig maken zijn schilderijen een minder indruk dan die van de meester van het Adie Lambertz-portret; de gezichten hebben meer uitdrukking en zijn ook psychologisch beter verantwoord. Toch doen zijn weder- kerende hoekige en enigszins stijve houdingen hem kennen als een schilder, die de agrarische eigenschappen nog niet ontwassen is. Vooral de houding der handen is kenmerkend voor deze meester: de rechterhand der mannen is veelal plat op de heup geplaatst, de linker omklemt losjes het gevest van de degen: door de vrouwen wordt veelal een paar fraai bewerkte handschoenen In 1638 waren het Dr. Albertus van Loo Neeltie en van Eminga, weduwe Haringh van Sytzma, in een gewikkeld tegen Dr. van Loo. voogd en echtgenoot van Hiscke Ulenburch en vertegenwoordiger van Rijn, voogd zijner vrouw Saskia en Ulenburch. Dr. C. Hofstede de Groot: Die Urkunden Rembrandt, blz. 55. 1906. Dr. A. Wassenbergh, Portrait en au seizième Siècle. Leyde 1934.
  • 4. 192 in de linker hand gehouden. Daar deze groep niet eerder is gepu- bliceerd meen ik goed te doen de portretten hier in chrono- logische volgorde op te noemen. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 9. 10. 11. 13. Man met hand op bontmuts 1595 (‘t Hoge Huis, Slochteren) van Douma 1595, pastelcopie (Friesch Museum): ? Lauta van Aysma 1597, vrouw van no. 13 (afb. 3) (Veiling verz. Raedt van Oldenbarnevelt bij Fred. Muller, Amsterdam Anna van Elama 1598 (Museum Groningen) Onbekende man 1598 Oenkerk) Gaykinga 1598 (Huize Echten, Echten); Claes Cater, 1603 (Verz. Clant Bindervoet, Museum Groningen) Tjalling van Eysinga 1603 (Verz. v. Humalda v. Eysinga, ‘s-Gravenhage) Tjaarda van Starkenborch 1605 (Nederl. Ambassade Parijs) Maurits Ripperda van 1606 (Museum Groningen) Onbekende man 1607 (no. Veiling Mak, Dordrecht 26-3-1912); Onbekende vrouw 1607 (no. Veiling Mak, Dordrecht 26-3-1912); ? van Ripperda 1609, man van no. 3 (afb. 4) (Veiling als bij no. 3); 14 en 15. Echtpaar Osebrant Clant van Menkema en Josina Manninga 1610 (Verz. als bij no. 7) 16. Edzart Jacob Clant 1610 (Verz. als bij no. 7); 17. Edzart Rengers van Tuwinga Oldenhuis tot ten Post 1614, man van no. 23 (Huize Oolde, Laren, Gld.) 18. Zoon van Pybe Meckema en Jetsche van Houwerda 1619 (Friesch Museum) ; 19 en 20. Echtpaar Abel Coenders van Helpen en Teetsche Entens 1620 (Verz. Siccama van de Harkstede, Hil- versum) 21 en 22. Echtpaar Rudolf Emmen en Anna Verrucius 1621 (Fraylema Borg, Slochteren) 23. Bouwe Clant van Usquert 1626, vrouw van no. 17 (Verz. als bij no. 17) 24. Edzart Jacob Clant 1629 (Verz. als bij no. 7) 25. ? Botnia, niet gedateerd (Friesch Museum). A. heeft tijdens zijn onderzoekingen een bijna identieke groep samengesteld. Deze zijn harder van kleur; zouden ze Groningse meester” kunnen noemen. Slechter geschilderd, misschien werk van een leerling.
  • 5. 193 De Fries-Groningse meester vormt de overgang van het agra- rische portret naar de in het begin genoemde 2e groep, het geïm- porteerde portret. Na de alles overheersende werkzaamheid van Adriaen van Cronenburg, vanaf ongeveer 1545 tot 1590 in Fries- land, treffen hier omstreeks 1590 een anonymus aan, die, naar zijn stijl te oordelen, uit Vlaanderen afkomstig moet zijn In hem zien wij de maker van de fraaiste in het laatste decennium der 16e eeuw vervaardigde portretten in Friesland. In tegenstelling met de agrarische werken tintelen deze portretten van leven, ge- tuigen de gezichten van intense waarneming en vertonen hoofd en handen een uitdrukking, ongekend in deze provincie. Met welk een virtuositeit zijn de portretten geschilderd van Johan Tjaarda van Starkenborch (afb. 5) en Gaets van Grovestins (afb. 6). die, met drie kinderportretten van ongeveer 1592, als meesterwerken van de Vlaamse emigrant zijn te beschouwen. Zijn later werk, gaande tot 1607, vertoont niet de frisheid van zijn eerste portretten. Dat deze Vlaming, waarvan wij helaas de naam niet kennen, van invloed geweest is op de schilderkunst der 17e eeuw in Friesland, zal geen verwondering wekken. Zijn invloed valt waar te nemen in een groep signeerde portretten, die in een artikel in Oud-Holland werd toe- geschreven aan de in Harlingen geboren schilder Pieter Feddes De toeschrijving berustte op een vergelijking van enige exemplaren van deze groep met twee portretprenten door en naar Feddes van de bekende predikant Johannes Bogerman. De reeks bestaat uit negentien portretten lopende van 1610 tot 1630. Wij kunnen’ uit het door Geilenkerken gegraveerde portret dat Pieter Feddes in 1585 of ‘86 geboren werd. Hij huwde Lieuck met wie hij samen voor het eerst in 1611 wordt genoemd. Zijn woonplaats was Leeuwarden. Het jaar van zijn sterven was niet bekend. Dank zij onderzoekingen van Dr. kunnen wij de dood van de schilder bij benadering vaststellen. In de Registratieboeken van de betalingsordonnantiën van de Gedeputeerde Staten van Friesland vinden wij een aantal betalingsordonnantiën op naam van Lieuck beginnende 10 Juli 1623. In die van 27 Januari 1625 staat achter haar naam van Harlingensis”, soms staat er bij stuyr van sobre We weten dus met stelligheid dat Feddes vóór 27 Januari 1625 overleden was, met grote waarschijnlijkheid kunnen wij aannemen dat hij vóór de uitkering op 10 Juli 1623 reeds was gestorven. De homogene groep, welke loopt tot 1630, kan dus niet meer aan Feddes worden toegeschreven. De hypothese is door een onbetwistbaar feit achterhaald en vernietigd. De naam van de schilder is ons voor- lopig verborgen. Vergelijken we nu deze groep portretten met die van de Vlaamse emigrant, dan blijkt er zoveel overeenkomst te Dr. A. Wassenbergh, L’art du Portrait en Frise au Siècle, blz. 119-130. A. P. A.Vorenkamp en A. Wassenbergh. Pieter Feddes Harlingensis in 1940 jaargang LVII (blz. 1-13).
  • 6. 194 bestaan, dat we menen laatstgenoemde als leermeester van de pseudo Pieter Feddes te mogen aanwijzen. Vooral de gelijkenis van de zoëven aangehaalde portretten in het Museum (afb. 5 en 6) met beeltenissen van Georg thoe Schwartzenberg en Doedt van Holdinga (afb. 7 en welke wij aan de anonymus toeschrijven, is zo in het oog springend dat wij die als een bewijs van onze hypothese kunnen beschouwen. Ook technisch vertonen de schilderijen overeenkomst; er valt namelijk een duidelijk paarse onderschildering in hoofd en handen in het werk van beide waar te nemen. Welke invloeden verder op deze schilder hebben gewerkt is moeilijk te zeggen, maar Haagse en Utrechtse meesters hebben stellig zijn opmerk- zaamheid gehad, terwijl misschien ook schilderijen van het Friese Hof het hunne tot zijn vorming zullen hebben bijgedragen. Ont- wikkeling in zijn schilderkunst is nauwelijks op te merken, al blijken zijn eerste werken, zoals het portret van Ysbrant mus Franck in het bezit van de heer M. van te Vught, en van Tietscke Juwesdr. van Botnia op Harinxma te Beetsterzwaag, iets nuchterder en harder dan zijn latere, bijv. het portret van Antje Popta vrouw van Ysbrant Franck, eveneens in Vught, en de beeltenissen van Frans Harinxma van en Géertruid Engelstede. Laatst- genoemden zijn beiden tweemaal door deze meester geportretteerd. nl. in 1621 (Rijksmuseum te Enschede) en in 1630 (Rijnlandsch Huis te Leiden). Enigszins in de trant van de meester van de groep 1610-1630. doch zeer onbeholpen, schildert Pieter Mol, die in 1616 van Sneek naar Leeuwarden komt, en dat jaar trouwt met Sara Fredericksdr., van Amsterdam. In 1619 hij de portretten van van Idsaerda en Helena Mom, waarvan ik de huidige verblijf- plaats niet weet en die mij slechts uit foto’s bekend zijn. Als navolger, misschien als leerling van de pseudo Pieter zou ik willen noemen Joannes Castlanus van wie twee portretten uit 1625, voorstellende Dirk Fogelsangh en diens vrouw, Wringer, uit de collectie van de familie Siccama van de Harkstede te Hilversum veel stijl-overeenkomst met de groep 1630 vertonen. Castlanus, afkomstig uit Fra- neker, is eerst getrouwd geweest met Magdalena in 1621 hertrouwt hij te Leeuwarden met Trijntje Gosses. Een tijdgenoot van onze onbekende meester is Pieter Jacobsz. de die volgens Houbraken historiestukken, landschappen en portretten vervaardigde voor het Stadhouderlijk Hof. Van dit werk is ons niets bekend. De enige tastbare band tussen de Friese kunstenaars en het Hof in het eerste kwart van de 17e eeuw is Deze portretten zijn thang in het bezit van G. C. D. Baron thoe en Hohcnlansberg te Balk. Zij bevonden zich tijdens de oorlog in het Gemeente Museum tc Arnhem, waar het met kogels werd doorzeefd. Hersteld door de restaurateur te Leeuwarden. Arnold Houbraken: Groote Schouwburg der Nederlandsche Kunst- schilders en schilderessen, 1753, blz. 120. Portret naast blz. 128.
  • 7. 195 het grafisch werk van Pieter Feddes, die voor Willem Lodewijk een drietal portretprenten benevens diens lijkstatie vervaardigde, terwijl ook een prent van Geilenkerken bekend is naar een door Feddes geschilderd portret. Ook voor de opvolger van Willem Lodewijk was Feddes werkzaam. Behalve een grootse zinnebeel- dige voorstelling van diens installatie als Stadhouder, maakte hij een portretprent. Ernst Casimir was, voordat hij in 1620 het stadhouderschap in Friesland aanvaardde, Luitenant-Stadhouder van Gelderland, Zutphen en Utrecht, Hij was gehuwd met Sophia Hedwich van Brunswijk, uit welk huwelijk vier geboren werden, waar- van twee Fries Stadhouder zouden worden. Uit verschillende portretten blijkt, dat Paulus Moreelse in de vóór-Friesen tijd de hofschilder van het Gelders-Utrechtse Hof is geweest en zeer waarschijnlijk ook in de eerste jaren te Leeuwarden. De grote portretgroep van Sophia Hedwich met hare kinderen, gedateerd 1621, kan nog vóór de verhuizing naar het Noorden zijn, een portret van het jongste dochtertje Elisabeth door Morerlse, gedateerd 1623, moet echter wel in Friesland zijn geschilderd. Juist in de overgang van het Fries keert een jong Fries schilder, na lange jaren in Frankrijk en Rome verbleven te hebben, zoals blijkt uit een in de Provinciale Bibliotheek van Friesland bewaard album amicorum naar zijn geboortestad Leeuwarden terug. Deze meester, de de Geest, de Friese Adelaar, zoals de bent hem in Rome noemde, beschikte over een vlot talent, een talent dat niet alleen bij de Friese adel en burgerij, maar ook bij de mensen van het Hof ten zeerste in de smaak zou vallen. Spoedig reeds na zijn terugkomst krijgt De Geest gelegenheid zijn talent te tonen. In 1621 schildert hij de portretgroep van de Leeuwarder familie Verspeeck thans in het museum te Stutt- gart, en schept een van zijn meesterwerken. Spoedig beginnen de opdrachten van het Stadhouderlijk Hof en de Friese te komen. In 1625 ontstaan de grote kniestukken van Jurjen van Ripperda (met de fraaie handschoenen) en die van zijn vrouw Catharina van Dekema (afb. 9 en welke behoren tot de collectie der familie Van Wageningen op Dekama te Jelsum. In het- zelfde jaar komt, voor zover wij uit de bestaande portretten kunnen nagaan, de eerste opdracht van het Stadhouderlijk Hof en schil- dert De Geest het charmante portret van Prinses Elisabeth op de leeftijd van 4 en 5 maanden: zij is hetzelfde prinsesje dat twee jaren tevoren door Moreelse was geportretteerd. Terwijl kinderen in deze tijd steeds ten voeten uit worden geschilderd, Zie: J. Ph. van der Kellen: Le Peintre Graveur hollandais et flamand, 1866. C. Hofstede de Het vriendenalbum van Simonszoon de Geest, Oud-Holland 7 (1889) Mr. A. van der Minne: De Familiegroep van de Geest te Stutt- gart en het van Verspeeck, de Vrije Fries, deel 36, 1941.
  • 8. 196 was dit met volwassenen veel minder het geval en volstond men met of kniestuk. In 1628 echter schildert De Geest ten voeten uit het levensgrote portret van Gerrolt van Juckema, thans op te en opent een reeks van portretten van genre, zowel levensgroot als in klein formaat, in een aantal zoals wij dat in geen andere provincie van ons land aantreffen. Het waren vooral de Friese Stadhouders en de offi- cieren die zich op deze wijze lieten portretteren. In klein formaat komen zij in vele verzamelingen voor: in de collectie van wijlen Dr. van Aalst: de fraaie portretten van Ernst Casimir, Sophia Hedwich van Brunswijk en Johan Ernst van Nassau-Siegen, alle gesigneerd en gedateerd 1631; het Nassau Museum te ‘s-Gravenhage is in het bezit van portretten van Hendrik Casimir 1 (gesigneerd en gedateerd 1638) en van Willem Frederik, terwijl een groot aantal afbeeldingen van stad- houders en officieren uit de vroegere collectie van Sminia te gum, thans nog grotendeels bij de erfgenamen aanwezig is. Levens- grote portretten ten voeten uit, geschilderd in de trant van het portret van Juckema te bevinden zich op Harinxma te Beetsterzwaag en stellen voor Sophia van Vervou (1632) en haar man Wytze van Cammingha (1634). Uit tijd veer zijn ook de grote afbeeldingen van Ernst Casimir en Hendrik Casimir 1 uit het Rijksmuseum en portretgroepen van leden van de huizen Nassau-Siegen en Nassau-Dietz aanwezig op het Hof te Leeuwarden en in het Friesch Museum. Reeds in de eeuw zijn in Friesland portretten ten voeten uit geschilderd, zoals die van Kempo van Martena (omstr. 1530). Worp van Ropta (1543) en van een dochter van Wilcko Holdinga en Haring van Roorda uit het einde dier eeuw Het blijft bij deze enkelingen en wij kunnen niet zeggen dat de Geest in 1628 op een Friese traditie teruggreep. Veeleer heeft hij zich aangesloten bij de Hollandse schilders als Michiel veld Jan Anthoniusz. Ravesteyn Evert Crynsz. van der Maes Thomas de Keyser en anderen, die in het eerste kwart eeuw begonnen waren portretten ten voeten uit te schil- deren. Er valt overeenkomst te tussen het portret van Wytze van Cammingha in 1634 en van Martin Day door Rembrandt van hetzelfde jaar, zonder dat hier directe gevolg- trekkingen uit zijn te maken. Het schijnt dat na 1640 de produc- tiviteit van onze schilder is afgenomen. Uit 1645 kennen wij de Moreelse-achtige als herders geklede jongens van collectie Van Welie te ‘s-Gravenhage, terwijl uit 1654 en 1659 respectievelijk de kinderportretgroep op Harinxma te Beetsterzwaag en portretten van dit echtpaar komen voor in de verz. Mevr. Douair. van Harinxma thoe te Leeuwarden. A. op no. 3 (afb. no. 10 (afb. X) en no. 76. Portret van Prins Maurits in het Portret van Van der Burgh (1609) in het Vaandrig (1619) in het Gemeente Museum te Vaandrig (1626) in het te
  • 9. 197 het grote ten voeten uit geschilderde damesportret uit het Rijks- museum te Amsterdam, te noemen zijn. Bij deze opgave van van De Geest zijn tot nu toe de portretten buste” buiten beschouwing gelaten: deze werden echter van den beginne af tot het laatst toe door hem vervaardigd. De eerste voorbeelden hiervan zijn de portretten van de schilder zelve en van zijn vrouw, Hendrikien van burgh beide sedert kort in het Friesch Museum als bruik- leen van het Rijksmuseum, waar de schetsmatige portretjes van Hendrik Casimir 1 en Willem Frederik bewaard worden. Verder komen ze in vele particuliere collecties voor. Het Friesch Museum bezit een achttal van deze beeltenissen, waarvan die van Professor Johannes van der Sande ( 1638) en van Theodorus Saeckma van hetzelfde jaar de bekendste zijn. In de veiling bij Frederik Muller van 15 April 1947 waren het portret van Eva de Geest, de dochter van de schilder (1652) en dat van een man, geschilderd in 1659. Laatstgenoemde is waar- schijnlijk de echtgenoot van Eva, Adam Joseph van Schiedam, waarmede ze volgens de gegevens van Dr. A. L. ma van Voss, 20 September 1658 in Dantumadeel trouwde. Het laatst gedateerde portret, dat ik van De Geest heb aange- troffen, draagt het jaartal 1660 en stelt voor een jeugdig officier met kuras en sjerp. Het is eigendom van het Friesch Genootschap. Ik heb met deze opsomming van schilderijen slechts een indruk willen geven van hetgeen door de Geest gemaakt werd, van volledigheid is hier geen sprake. We leren De Geest kennen als een vlot schilder, ‘die, waar het nodig is, een zekere zwierigheid weet te bereiken, doch met even- veel gemak de robustheid der Friese edelen en hunne vrouwen, als de charme hunner kinderen weergeeft. Hij is niet vrij van manier, invloed van Rubens en van Van valt waar te nemen. Zijn kunst is beheerst; uitbundigheid zoals Frans Hals moeten wij niet bij hem verwachten en zou stellig zijn niet welkom zijn geweest. Zij sluit zich aan bij de realistische Utrechts-Haagse hofkunst, waarvan Michiel Mierevelt, Moreelse en Ravesteyn de grote vertegenwoordigers waren. In zijn latere stukken is ook de Amsterdamse invloed van van der te bespeuren. Uit het reeds eerder genoemde Album amicorum valt af te leiden De Geest in 1613 en 1614 leerling is geweest van Abraham Bloemaert te Utrecht. Waar hij tot die tijd geweest is, weten wij niet met zekerheid, daar schilderstukken uit die vroege tijd, waaruit wij iets zouden kunnen afleiden, niet bekend zijn. Zijn eerste opleiding heeft hij waarschijnlijk genoten bij zijn vader Simon Juckes de Geest die echter reeds vóór 1604 stierf, en de Geest werd in 1592 geboren als zoon van Simon de glasschilder en stadsbode, en Wyts 16 October 1622 trouwde hij een achternicht (geen zuster) van Saskia van die in 1630 met Rembrandt in het huwelijk trad. De Geest de Katholieke godsdienst. Zie hierover: A. indrukken van den Franschen Charles Ogicr uit Fries- land en Groningen in het jaar 1636, in: de Vrije Fries, deel 37.
  • 10. 198 bij zijn oom Juckes, beiden glasschilders te Leeuwarden. Ook lijkt onderricht van de Vlaamse Emigrant, gezien de overeenkomst tussen de al eerder van borch-Grovestins portretten (afbn. 5 en 6) met die van Jurjen van Ripperda en Catharina van Dekema (afbn. 9 en niet onmogelijk. Verder zal de reis door Frankrijk en Italië tot zijne vorming hebben bijgedragen, terwijl invloed van de zoëven genoem- de schilders uit de Utrechtse en Haagse school onmiskenbaar is. Er komen in Friesland een groot aantal ongesigneerde portretten voor, nauw aan de schilderwijze van de Geest zijn verwant en waarvan het moeilijk valt uit te maken, bijv. van een aantal portretten voorstellende leden van het geslacht thoe Schwartzenberg en Hohenlansberg bij de familie Kan te Velp, of zij het werk zijn van de schilder zelf, een leerling of een na- volger. Dit artikel biedt geen ruimte al deze stukken nader te beschouwen. Wel willen wij enige schilders naar voren brengen, waarvan door archivalia vast staat, dat ze met De Geest in ver- binding stonden of waarvan gesigneerde stukken tot ons gekomen zijn, die door hun stijl bij het werk van De Geest aansluiten. In het meermalen Album amicorum staat een vier- regelig gedicht: ,,Doen ic Harynghs Maeckte ick dese ruiter te peert Niet uyt die mening als oft waert te achten is alleen om te sijn in Wibrant gedachtenis. In Lewarden den 10 October Ao 1611”. Hier staat niet met zoveel woorden, dat Harings de leerling van De Geest is geweest, zoals in de verschillende lexica gezegd. Dit valt ook te betwijfelen, daar laatstgenoemde bij aanvang van de 3 leerjaren pas 16 jaren telde. Het is mogelijk dat zij samen bij een Leeuwarder meester in de leer waren. Het geschilderde portret van Gysbert Japicx ( 1635) uit het Friesch Museum is, dank zij een portretprent 1687, met vrij grote zekerheid aan Harings toe te schrijven. De schilderwijze is droger dan die van De Geest. Dan valt te noemen Harmen Willems, van wie wij enige kleine gesigneerde, ten voeten uit, tussen 1630 en 1640 geschilderde portretten in verschillende collecties aantroffen. Zij zijn geschil- derd in de trant van De Geest, doch harder van coloriet en minder vloeiend Een zijner fraaiste stukken is het portretje van Sicke van Grovestins, dat in 1933 in de collectie van nu wijlen Mevrouw Douairière Baronesse van stins-van Hardenbroek te ‘s-Gravenhage was. Als een goed voorbeeld van Willems’ kunst reproduceren wij Aan het werk van Willems doen denken 2 ten voeten uit geschilderde tretjes in het Friesch Museum. voorstellende een vader mot zoon en een moeder met dochter, gesigneerd J. Campen, gedateerd 1646. Jacob van was schilder en landmeter te Franeker.
  • 11. hier het portret van een jongeling, staande aan een tafel, dat zich bevindt in het Rijksmuseum te Amsterdam (afb. 11). Ook stuk- ken van groot formaat zijn door deze schilder vervaardigd. In het Friesch Museum bevinden zich twee levensgrote in 1634 ten voe- ten uit geschilderde kinderportretten, voorstellende en Catharina van Paffenrode, welke beide het signatuur van Harmen Willems dragen, terwijl wij een soortgelijk portret van van Cammingha in hetzelfde museum, ondanks overschildering aan dezelfde meester kunnen toeschrijven. Meer dan in de kleine stukken doet Willems zich hier kennen als een agrarisch talent. Het is opmerkelijk hoe het formaat de wijze beïnvloed heeft. Harmen Willems, schilder te Leeuwarden was getrouwd met Margaretha van Tongeren. Hij trad verschil- lende malen als getuige op, o.a. in 1639 in het testament van Ida van waar hij genoemd wordt Harmen Willemszoon Wier (Sminia-archief no. 1890 a) en op 6 Januari 1638 met de Geest in het testament van Johanna Bouricius Fr. Gen. 1 port. 6). In de betalingsordonnantiën van de Gedeputeerde Staten van Friesland komen ook enige posten ten zijnen name voor, nl. die van 15 Sept. 1649 Harmen Willems, schilder ter saecke verdiensten etc. etc.” en die van 29 Juni 1650, luidend als volgt: Willems ofte nu d’erfgenamen van dien ter saecke van schilderen ferven aen Hof, Collegie etc.” Uit deze twee betalingsordonnantiën blijkt dat Willems was en als zodanig belast met het toezicht en onderhoud op het verfwerk van de officiële gebouwen der provincie en dat hij vóór 29 Juni 1650 is. Als een navolger, eveneens uit de dertiger jaren, is te beschou- wen L. Woutersin, van wie een levensgroot, ten voeten uit geschilderd portret, gedateerd 1630 en Saapke van Vervou (afb. die twee jaar door De Geest geschilderd werd, hangt in het Martena Huis te Franeker. Het stuk is gesig- neerd L. J. Woutersin. In de verzameling van wijlen Jonkvrouwe E. van Grotenhuis te Arnhem was een in slechte staat verkerend levensgroot vrouweportret van Woutersin aanwezig. De portretten hebben iets stijfs, de klederdrachten zijn fraai geschilderd. Het element is hier nog aanwezig. Bijzonderheden van de schilder zijn ons niet bekend. Navolgers van De Geest uit de veertiger jaren kunnen wij niet aanwijzen. Na het midden van de 17e eeuw beginnen portretten van kunstgehalte in Friesland te worden. De productiviteit van De Geest is niet meer wat zij geweest is; men wacht op nieuwe krachten. - - Een op dit stuk gelijkend schilderij bevond zich in de veiling Frederik Muller van April in de catalogus onder no. ten onrechte genoemd Anthonic Bij nauwkeurige beschouwing is handtekening H. leesbaar. Het draagt, evenals het stuk in het Rijksmuseum, de datum Het bevindt zich thans in het Friesch Museum.
  • 12. 200 Als waardig opvolger van de oudere meester zien wij dan de schilder Nicolaas naar voren komen. Ofschoon een minder krachtig talent, weet hij, wat betreft het van voornaamheid en houding bij zijn oudere modellen, van kinder- lijkheid en charme bij zijn jongere, De Geest ter zijde te streven. H. Martin, oud-directeur van het Friesch Museum, wijdde een artikel aan in het November-nummer 1917 van Kunst”. De schrijver tracht daarin het oeuvre van de schilder samen te stellen en komt dan in het geheel op 13 werken, lopende van 1649 tot 1675. Slechts van een zevental heeft hij de verblijf- plaats kunnen achterhalen: vier hiervan bevinden zich in het Friesch Museum en waaronder meisje in het blauw”, geschilderd in 1656, wel de voornaamste plaats inneemt. Aan het oeuvre dat Martin samenstelde is nog iets toe te voegen. In 1933 zagen wij bij nu wijlen Jonkvrouwe C. J. de Beaufort te Driebergen een babyportret, terwijl zich in een particuliere ver- zameling in onze provincie een grote bijbelse voorstelling bevindt, dat het signatuur draagt van de schilder. Ook komen stukken voor, die niet gesigneerd zijn, doch die bij de school van kunnen worden ingedeeld, bijvoorbeeld de portretten van Ruurd en van Cammingha, uit de Cammingha-collectie, in bruik- leen gegeven aan te Veenklooster, een kinder- portret ten voeten uit met hondje in uit de collectie Belmont, Sale Am. Art. Assoc. N.Y.C. 1932 en volgens Bauch een jongensportret met paard te Bazel Opvallend in zijn portretten is de wijze waarop de zijkanten van de veelal forse neuzen overgegaan in de wenkbrauwen, een eigenaardigheid, die wij ook waarnemen in het werk van D. J. de een tijdgenoot-portrettist, waarvan wij verschillende stuk- ken in Friese collecties aantroffen. Vergelijking van het portret van een dame uit het geslacht Aebinga (afb. 13) van het Friesch Museum, in 1650 door met dat van Doetje Crack (afb. 14) uit hetzelfde jaar van de hand van de in de collectie Mevrouw Baronesse Taets van Amerongen-de Bordes, doet duidelijk de stijlovereenkomst dezer schilders uit- komen. Maar er is meer. In een recent artikel publiceerde de heer Renckens een drietal stukken van D. J. de die mij onbekend waren. Ook deze schilderijen vertonen punten van over- eenkomst met het werk van Wieringa, zo bijvoorbeeld doet het paard van Barthold van Douma door De (afb. 2. art. Renckens), zeer veel denken aan dat van Gerlant van Aylva (afb. 2. art. Martin). De toets van is echter vlotter (soms doet zijn techniek aan Vermeer denken) en zijn composities zijn losser van opzet. We weten niet waar deze twee meesters hun opleiding hebben gehad; de enige schilder in deze provincie waarmede wij ze stilistisch in verband kunnen Bauch, Jacob Adriaensz. noot 37. Berlijn 1926. B. J. A. Renckens. Douw of identiek met D. J. de in: Kunst- historische Mededeelingen het Rijksbureau voor Kunsthistorische Documen- tatie, le jaarg. no. 3.
  • 13. Lijst van 17 reproducties behorende bij het artikel van Dr. A. Wassenbergh. 1. Adie Lambertsz. 1592. Friesch Museum, Leeuwarden. 2. van Eminga 1603. Oenkerk. 3. ? Lauta van Aysma 1597. Veiling verz. Raedt van barnevelt bij Fred. Muller, Amsterdam, 3-11-1900. 4. ? van Ripperda 1609. Veiling als bij nr. 3. 5. Johan Tjaarda van Starkenborch 1595. Friesch Museum, Leeuwarden. 6. Gaets van Grovestins 1595. Friesch Museum, Leeuwarden. 7. Georg thoe Schwartzenberg en Hohenlansberg 1629. Verz. G. W. C. D. Baron thoe Schwartzenberg en Hohenlansberg te Balk. Doedt van Holdinga 1629. Verz. als nr. 7. 9. Jurjen van Ripperda 1625. Friesch Museum, Leeuwarden. (Bruikleen Dekema te Jelsum). Catharina van Dekema 1625. Verz. als nr. 9. Onbekende jongeling 1636. Rijksmuseum, Amsterdam. 12. Saapke van Vervou 1630. Martena Huis, Franeker. 13. Aebinga 1650. Friesch Museum, Leeuwarden. 14. Doetje Crack 1650. Verz. Mevr. A. G. W. Barones Taets van Amerongen-de Bordes te Zeist. 15. Maria thoe Schwartzenberg en Hoheniansberg 1654. Verz. Mr. W. H. T. C. Baron thoe Schwartzenberg en te Assen. 16. van Grovestins 1687. Verz. L. D. Baron van Grovestins te Amersfoort. 17. Catharina van Scheltinga. Verz. als nr. 16.
  • 14.
  • 15.
  • 16.
  • 17. 7 . T H O E 8 . V A N
  • 18.
  • 19.
  • 20.
  • 21.
  • 22. 201 brengen is Jan van wie een ten voeten uit geschilderd voorstellende Helena Maria thoe Schwartzenberg en Hohenlansberg (afb. 15) zich bevindt in de verzameling van Mr. W. H. T. C. Baron thoe Schwartzenberg en Hohenlansberg te Assen. Dit portret is gedateerd ló54. is in 1625 in Amsterdam geboren en waarschijnlijk verwant met de Antwerpse schildersfamilie Volgens archivalischc gegevens, die de heer Penning mij verschafte, getuigt Jan mr. schilder te Leeuwarden, in 1674 in het testament van Gerlant van Aylva In 1683 wordt genoemd Sischien Ilema, weduwe van uit Antwerpen. Terwijl de archieven tot nu toe geen stellige heden van De hebben onthuld zijn wij, weer dank zij de betalingsordonnantiën, door Dr. Avis aan het licht gebracht, in staat hier enige nieuwe gegevens betreffende Nicolaas ringa te publiceren. Zijn geboortejaar kennen we niet: hij trouwt in Leeuwarden 9 Februari 1671 met Maycke Pyters Beensma en sterft daar tussen 21 Mei 1681 (datum van laatste ordonnantie) en 30 December 1681 (door de erfgenamen van Nic. wordt dan een huis in de ‘Speelmanstraat te Leeuwarden verkocht). Uit de betalingsordonnantiën blijkt dat sinds 1650 is, k op- volger van en als zodanig is belast met het toezicht en onderhoud van het verfwerk ,,aent gie, Cancelarie Excellentiehuys”. Opdrachten, die meer met zijn kunstzinnige aanleg stroken, worden hem ook gegeven, zoals het maken van monument of schilderij ter gedachtenis aan Vrede van Munster (ord. 12 Sept. 1650) en het schilderen van een monstrueuze jonge haas (ord. 15 Febr. 1667). Deze haas schijnt destijds zodanige sensatie gewekt te hebben, dat onze meester, waarschijnlijk in opdracht van het Stadhouderlijk Hof, een jachtgroep schilderde, gedateerd 1668, waarvan de jeugdige Hendrik Casimir 11 de hoofdpersoon, de monstrueuze haas het middelpunt is. Martin beeldt dit schilderij, in het bezit van Jonkvrouwe Alice de Stuers, in zijn artikel in Oude Kunst af. is in die tijd niet de enige schilder die voor het Hof werkt. Albertine Agnes, de gemalin van Willem Fre- derik en dochter van Frederik Hendrik en Amalia van heeft het kunstzinnige en prachtlievende harer ouders overgenomen Het portret van Gerlands van Aylva, staande naast haar paard, werd in zij vier jaar oud was, door Nicolaas tie Cammingha in het Friesch Museum). Ook dit wijst op een band tussen beide schilders. is D. J. de de vader van Jouw een schilder, die drie maal te Leeuwarden trouwt. In do vonden wij Jouw, zoon van Juwcs gedoopt werd op 9 Omtrent wij, hardnekkigc onderzoekingen, heden kunnen vinden. H. L. Straat. Vrije Fries 28, blz. 89. Te Oldoberkoop wordt een schilderijtje bewaard, voorstellende een dubbele haas (gedateerd 1665).
  • 23. 202 en tracht in het klein het Hollandse Hof na te zoals blijkt uit de verfraaiing van het Hof en de Prinsentuin en de stichting van het Oranjewoud. uit Holland komen naar Friesland, hopende op bestellingen van het Hof en de adel, In 1665 treffen wij hier aan de in Hamburg geboren schilder Jurriaen Jacobs, die na een werkzaamheid in zijn geboortestad, naar Amsterdam gaat waar hij in 1652 de pompeuze portretgroep schildert van Michiel de Ruyter en zijn familie. In 1665 is hij in Leeuwarden en ontvangt daar in 1667 een bestelling van het Hof, zoals ‘blijkt uit de volgende post: Item aan den schilder Jacobs, die het saelge Princesje heeft geschilderd volgens order en specificatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . f Deze Jacobs moet wel zijn Jurriaen Jacobs van wie wij weten dat hij in 1665 reeds in Leeuwarden was terwijl hij in 1669 te Leeuwarden woont in de Bagijnestraat (Groot Consentboek Leeuwarden). De uit Franeker afkomstige schilder Pieter Schick, maakt in 1667 eveneens een portret van het prinsesje. Hem wordt slechts 72 gulden uitbetaald Noch het portret van Jacobs, noch dat van Schick zijn ons bekend. Met saelge Princesje” wordt waarschijnlijk bedoeld Sophia Hedwich, die in Februari 1667 op zeer jeugdige leeftijd is overleden. Zij komt als naaktfiguurtje voor op de grote, zich thans in het Friesch Museum bevindende portretgroep voor- stellende Albertine Agnes met hare kinderen, in 1668 door Abraham van den Tempel, de zoon van de Leeuwarder doopsgezinde schilder en vermaner, geschilderd. Zien wij nu de portretgroep van Van den Tempel en beoordelen wij het werk van Jurriaen Jacobs naar de portretgroep van De Ruyter en familie, dan blijkt dat Albertine Agnes zich aangetrokken moet gevoeld hebben tot de Amsterdamse kunstrichting, waarvan tholomeus van der Helst de grote voorganger was. Over het algemeen was men in Hofkringen niet zo gesteld de kunstrichting in Amsterdam heerste en die men meer be- schouwde als goed voor rijk geworden kooplieden; men had zich dan ook in hoofdzaak gericht naar de hoofse portretkunst van den Haag, waar geschilderd werd in de trant van Van Albertine Agnes blijkt een meer universele kijk op de schilderkunst te hebben gehad. zien naar Leeuwarden komen Richard Brakenburg, die, afkomstig uit Haarlem,, in 1670 in Leeuwarden woont en daar in 1671 met Aelke Fennema. Behalve genreschilder in de trant van Steen, was hij portretschilder en moet volgens Moes in het Lexikon van Thieme und ‘een ruiterportret geschil- derd hebben van Ook was hij dichter en komt als zodanig voor in een betalingsordonnantie van 15 Oct. Rekening van Ernst van Claerbergen, Raad en van de van den Stadhouder Frederik, Leeuwarden. H. L. Straat, De Vrije Fries, Deel 28.
  • 24. 203 1685, aan Joh. Mattsen ,,wegens ‘t leveren van Brakenburgs vers op de geboorte van den jongen Prins”. De vierde schilder, die Holland vaarwel zegt om in Friesland zijn geluk te beproeven, is Carré, die de lijkstatie tekende van de in 1664 overleden Stadhouder Willem Frederik, waarvan zich het schetsboek met de portretten van sommige deelnemers bevindt in het prentenkabinet van het Friesch Museum Deze lijkstatie in prent gebracht door Noë en Appius. Verschillende namen zouden hier nog aan toe te voegen zijn. Leeuwarden, de kleine doch bloeiende Hofstad, wordt dank zij de belangstelling van het Stadhouderlijk gezin en de welvaart der inwoners een kunstcentrum van meer dan provinciale betekenis. Niet alleen de schilderkunst, ook kunstnijverheid, met name zilversmidskunst beleeft, getuige de Popta-schat in het Friesch Museum, een harer hoogtepunten. Meesters als Jans, Pieter Faber en Nicolaas kunnen zich met de beste zilversmeden van elders in die tijd meten. En terwijl de zilversmidskunst, waarin de Friezen van oudsher reeds een meer dan gewone bekwaamheid hadden aan de dag gelegd, pas in de loop der 18e eeuw tekenen van verval begint te vertonen, is het met de bloei der schilderkunst veel eerder gedaan. Reeds bij het ingaan van het vierde kwart der 17e eeuw treedt een aanmerkelijke verslapping in. Goede por- tretten worden zeldzaamheden; de enige schilders van naam, die wij dan nog aantreffen zijn Julius de Geest, de zoon van Wijbrand, en Petrus Aenea. Eerstgenoemde schilderde in de trant van Caspar Netscher en Roelof Koets. Wij troffen ‘onlangs in de collectie I.L.D. Baron van Grovestins te Amersfoort twee in die trant geschil- derde portretjes aan, voorstellende van Grovestins (afb. 16) en diens vrouw Catharina van Scheltinga (afb. Het mansportret is gesigneerd J. W. de Geest en gedateerd 1687. Van de schilder en graveur Aenea bevindt zich in het Museum te Franeker het portret van Fullenius. terwijl bij de recente restau- ratie van twee portretten van geharnaste jongelingen, uit de van de fam. Van Cammingha, die zich bevinden op te Veenklooster, de handtekening van Aenea te voorschijn kwam. Zijn schilderwijze is stijf, zijn kleur weinig fraai. Dan komen nog enige anonyme zeer middelmatige portretten voor van dames in elegante houdingen, een oester, een bloempje of iets dergelijks in de hand houdende, wij zien achtergronden met bosschages, vazen en fonteintjes, maar al die uit Frankrijk geïmporteerde fraaiigheden vermogen de schilderkunst niet hoger plan te brengen. Dr. Avis de volgende post: vant teykenen van de begraeffenis van syne Furst-Doorl. Hooch loff memorie vooral syn en de extra-ordinaris dienst eens vooral...... f A. in Friesland, Ged. Staten, Gf 5 Registratieboek van Betal. ord. Uitgaven Ordonnantie van 1666 Febr. 16. Zie ook: Dr. C. Hofstede de Groot, De Schilder Frans Carré en zijne voor Lijkstatie van Willem Frederik van Nassau. De Vrije Fries, deel 26 (1918).
  • 25. En zo zou dan tegen 1700 de schilder Louis Volders uit hofschilder van de Stadhouderlijke familie optreden Volgens het artikel van Mr. kunnen er ook portretten van parti- culieren aan Volders worden toegeschreven. In het van het Friesch Museum bevinden zich een aantal stukken, die zich bij de in dit artikel gereproduceerde afbeeldingen aansluiten. Zij zijn van verschillende handen, waarschijnlijk heeft de Brusselse schilder hier omstreeks 1700 enige school gemaakt. Het zal echter duren tot het tweede kwart der eeuw eer er weer enige in- heemse, met name bekende Friese schilders naar voren komen. Een opeenvolgende reeks van schilders beginnende met Bernardus Accama en door zijn broeder Matthijs, Keyert, Jelgerhuis, Ploegsma en Van der Kooi en zijn leerlingen weten dan aan de talrijke bestellingen, in den beginne ook van het Hof, te voldoen. En ofschoon het pijl der eeuw niet benaderd wordt en er in de techniek en de opvatting veel veranderd is, zien wij in die latere portretten toch eigenschappen, die ze doen bij de Friese producten der vroegere perioden. Wat is nu het gemeenschappelijk element dat deze portretten samenbindt? De Friese portretkunst vindt haar meest typische en zuivere openbaring in het agrarisch portret. Schilder en model zijn volkomen gelijk ingesteld, de schilder voelt zich slechts geroepen de te portretteren naar zijn stand en waardigheid, de verlangt hetzelfde en daarbij enige gelijkenis, zo dat men kan zien dat hij het is, die is voorgesteld. Hij wenst vooral niet van enige blijk te geven. De schilders van het geïmporteerde portret en hun Friese volge- lingen hebben meer van de wereld gezien, zij hebben met de kunst buiten Friesland kennis gemaakt en willen gaarne aan de nieuwe richtingen meedoen. Zij hebben echter rekening te houden met hun modellen. En het is vooral die wil der opdrachtgevers, die haar stempel gedrukt heeft op de noordelijke schilderkunst. Veelal ernstig, zelfs stuurs kijkend, zijn de mensen afgebeeld. In de houding is weinig variatie, men wil uitgebeeld worden als zijn buurman, zijn neef en nicht. Veel vrijheid wordt de schilder niet gegeven; Heythuyzen wippend op een stoel mogen wij hier niet verwachten. Minder bedilzucht wordt uitgeoefend bij het schilderen van baby’s en kinderen, al zal Mama hier een wakend oog hebben gehouden. spreekt vanzelf dat een schilder als de Geest zich meer vrijheid kon veroorloven en dat ook sommige modellen met grotere losheid poseerden, toch is een zekere reserve altijd aanwezig. De in Friesland werkende portrettisten hebben die houding hunner opdrachtgevers goed begrepen en het is ken- merkend dat in de collecties die mij onder de ogen kwamen,. 34) Mr. bekende portrettisten. V. Louis Volders: in Oud’ LXVI, blz. e.v.
  • 26. 205 eigenlijk geen portretten voorkomen, die uit de toon vallen. Men mene nu echter niet dat de Fries op dit terrein weer pur sang isolationist is. Het portrettype beantwoordt aan de psycho- logische wet, dat onder gelijke omstandigheden, gelijksoortige georganiseerde wezens gelijk zullen handelen. Men zal dus naar dit portretgenre ook in andere provincies en andere landen kunnen speuren. N a s c h r i f t : Het beschikbaarstellen van dit artikel voor het Jaarboek van het Centraal Bureau voor Genealogie en niet voor een kunsthistorisch tijdschrift, waarin het misschien meer thuis zou horen, wilde ik gaarne beschouwd zien als een tegenprestatie mijnerzijds voor de grote vriendelijkheid en medewerking. welke ik omstreeks 1933 van nu wijlen de heer Van Beresteyn, bij het schrijven van mijn proef- schrift over het 16e eeuwse Friese portret, mocht ondervinden.
  • 27. RECTIFICATIE. Het artikel Nederlandsche predikanten in Rusland in Jaarboek dl. 1 blz. 93, vangt aan met de woorden: E. Amburger, zijn trouw aan Joodsche met den dood in het Concentratiekamp heeft moeten betalen, enz.” De schrijver van genoemd artikel, die hier een algemeen heersend vermoeden onder woorden bracht, heeft gelukkig ongelijk gehad: even vóór het ter perse gaan van dit Jaarboek bereikte ons het bericht, dat Dr. E. Amburger, teruggekeerd uit langdurige Rus- sische gevangenschap, zich wederom te Berlijn gevestigd heeft. DE REDACTIE.