Inzake de strijd tegen de doodstraf bevestigde minister Reynders dat het 7e Wereldcongres over de doodstraf zal plaatsvinden in Brussel. Met dat initiatief streeft hij naar een ruimer debat, ook door de aanwezigheidvan delegaties uit landen waar de doodstraf nog steeds wordt toegepast (Iran, China, Verenigde Staten,Saoedi-Arabië).

1. 36 3294/009DOC 54
C H A M B R E 6 e S E S S I O N D E L A 5 4 e L É G I S L A T U R EK AMER 6e ZITTING VAN DE 54e ZITTINGSPERIODE 2018 2019
bilaterale investeringsverdragen binnen de Belgisch-
Luxemburgse Economische Unie (BLEU); de minister
zal die tekst met Luxemburg afronden in het raam
van die BLEU. Die bij de tijd gebrachte modeltekst
voor verdragen inzake investeringsbescherming zal
vervolgens worden voorgelegd aan de Kamer van
volksvertegenwoordigers.
De minister gaat tot slot in op het multilateraal econo-
mische optreden binnen de Wereldhandelsorganisatie
(WTO). Hij herinnert eraan dat de Verenigde Staten de
selectieprocedure voor de magistraten van het hof van
beroep van het Geschillenbeslechtingsorgaan (GBO),
dat moet oordelen inzake handelsgeschillen, nog steeds
lamleggen. Mocht die blokkering aanhouden, dan zal het
GBO geen handelsgeschillen kunnen beslechten. In dat
opzicht preciseert de minister dat hij eerst samen met de
Europese Unie zal nagaan hoe dit nijpend probleem kan
worden opgelost, alvorens meer grondige hervormingen
binnen de WTO in overweging te nemen.
10. Mensenrechten en rechtsstaat
Aangaande de rechtsstaat in Polen wijst de minis-
ter de kritiek af als zou de Belgische regering geen
krachtig standpunt innemen. Hij herinnert eraan dat
België het standpunt van de Europese Commissie ter
zake steevast steunt. De minister blijft er overigens van
overtuigd dat concrete resultaten en veranderingen in
Polen slechts kunnen worden bewerkstelligd via een
Europese procedure, niet via de aanneming van reso-
luties in de lidstaatparlementen. Het vraagstuk van de
inachtneming van de rechtsstaat is in behandeling, aan-
gezien tegen Polen de zogeheten “artikel 7-procedure”
werd ingesteld. Voorts pleit de minister voor een peer
review-procedure binnen de Europese Unie inzake de
eerbiediging van de rechtsstaat, naar het voorbeeld van
wat bestaat inzake begroting en handel.
Wat het Kaderverdrag van de Raad van Europa
inzake de bescherming van nationale minderheden be-
treft, bevestigt de minister dat hij blijft samenwerken met
de werkgroep die is ingesteld door de Interministeriële
Conferentie voor Buitenlands Beleid (ICBB). Hij erkent
wel de moeilijkheden om tot een consensus te komen
over het concept “nationale minderheid”.
Inzake de strijd tegen de doodstraf bevestigt de
minister dat het 7e Wereldcongres over de doodstraf
zal plaatsvinden in Brussel. Met dat initiatief streeft
hij naar een ruimer debat, ook door de aanwezig-
heid van delegaties uit landen waar de doodstraf nog
steeds wordt toegepast (Iran, China, Verenigde Staten,
Saoedi-Arabië).
l’Union économique belgo-luxembourgeoise (UEBL) a
été atteint l’année dernière. Le ministre compte finaliser
ce texte avec le Luxembourg dans le cadre de l’Union
économique belgo-luxembourgeoise (UEBL). Ce texte
modèle modernisé pour les traités de protection des
investissements sera communiqué ensuite à la Chambre
des représentants.
Enfin, en ce qui concerne l’action économique multila-
térale au sein de l’Organisation mondiale du Commerce
(OMC), le ministre rappelle que les États-Unis paralysent
toujours le processus de sélection des magistrats de la
cour d’appel de l’organe de règlement des différends
(ORD), chargé d’arbitrer les désaccords commerciaux.
Si ce blocage devait se poursuivre, l’ORD serait dans
l’incapacité de trancher les différends commerciaux. A
cet égard, le ministre précise qu’il va, en concertation
avec l’Union européenne, d’abord examiner la manière
de solutionner ce problème urgent avant d’ensuite
envisager des réformes plus fondamentales au sein
de l’OMC.
10. Droits de l’homme/État de droit
En ce qui concerne l’État de droit en Pologne, le
ministre réfute la critique selon laquelle le gouvernement
belge n’adopterait pas de position forte. Il rappelle que
la Belgique soutient systématiquement la position de la
Commission européenne en la matière. Il reste d’ailleurs
convaincu que c’est dans le cadre d’une procédure
européenne que l’on peut atteindre des résultats et
des changements concrets dans ce pays et non par
l’adoption de résolutions dans les différents parlements
nationaux. La question du respect de l’État de droit est
donc traitée puisqu’une procédure dite de l’article 7 a
été initiée à l’encontre de la Pologne. Le ministre plaide
en outre pour une procédure de peer review pour l’État
de droit au sein de l’Union européenne, à l’instar de ce
qui se fait en matière budgétaire ou économique.
En ce qui concerne la convention-cadre pour la pro-
tection des minorités nationales du Conseil de l’Europe,
le ministre confirme qu’il continue à collaborer avec le
groupe de travail mis en place par la Conférence intermi-
nistérielle de politique étrangère (CIPE) mais reconnait
les difficultés à dégager un consensus sur le concept
de minorité nationale.
En matière de lutte contre la peine de mort, le ministre
confirme la tenue à Bruxelles du 7ème Congrès mondial
sur la peine de mort. Il tente par cette initiative d’élargir
le débat en présence de délégations de pays qui pra-
tiquent encore la peine de mort (Iran, Chine, États-Unis,
Arabie saoudite).